ECLI:NL:RBZWB:2024:3108
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om hem geen WIA-uitkering toe te kennen per 22 maart 2022. Eiser had zich op 24 maart 2020 ziek gemeld vanuit de Werkloosheidwet en had op 31 december 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV weigerde de uitkering op basis van de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid was gebaseerd op een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep, die concludeerde dat de medische beperkingen van eiser niet voldoende onderbouwd waren. Eiser had klachten over zijn mentale gezondheid, maar de verzekeringsarts vond dat deze klachten niet objectief konden worden vastgesteld en dat de aangenomen beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat waren. Eiser had ook een verklaring van een zorgorganisatie over zijn insomniastoornis overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser voldoende hadden meegewogen.
De rechtbank concludeert dat de functies die aan de arbeidsongeschiktheidsevaluatie ten grondslag lagen, geschikt waren en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct was vastgesteld. Aangezien eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald.