Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2007;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2010.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het hoofdverblijf van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, verzoeker, heeft verzocht om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, aangezien zij momenteel bij hem verblijven en hij hen de rust biedt die zij nodig hebben. De vrouw, verweerster, heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen bij de man wonen en dat de vrouw akkoord gaat met de verzoeken van de man, vooral gezien haar aanstaande opname voor behandeling van haar verslaving.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarigen de mogelijkheid hebben gehad om hun mening te uiten, en dat zij beiden aangeven bij de man te willen blijven wonen. De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de belangen van de kinderen en de huidige situatie, waarin de man hen stabiliteit en rust biedt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij bij de man blijven wonen en heeft het verzoek van de man toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.