In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Dordrecht, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2024 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 april 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. S. van der Eijk, wel. De officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, heeft vrijspraak gevorderd wegens gebrek aan bewijs dat de verdachte wetenschap had van de in een verborgen ruimte aangetroffen cocaïne. De tenlastelegging betrof de uitvoer van 4,88 kilogram cocaïne, die in een verborgen ruimte van een voertuig werd aangetroffen, waarvan de medeverdachte de eigenaar was en de verdachte de bestuurder tijdens de controle. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen objectieve bewijsmiddelen zijn die kunnen duiden op de wetenschap van de verdachte over de cocaïne. Gezien het gebrek aan voldoende wettig bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens heeft de rechtbank de teruggave gelast van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.