In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Eiser had op 17 januari 2023 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 8 december 2022, dat zijn WIA-uitkering per 1 februari 2023 zou wijzigen. Het UWV had de beslistermijn met toestemming van eiser verlengd tot 9 augustus 2023, maar heeft daarna geen besluit genomen. Eiser heeft het UWV op 18 augustus 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en legt het UWV op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een termijn van vier maanden voor het UWV redelijk is om een zorgvuldige heroverweging te waarborgen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.