In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen twee B.V.'s over de uitleg van een notariële akte van levering van een recreatiewoning. De eiser in conventie, [eiser in conventie] B.V., vorderde een verklaring voor recht dat de voorgenomen wijziging van de recreatiewoning niet in strijd was met de akte van levering. De gedaagde in conventie, [gedaagde in conventie] B.V., weigerde toestemming voor de aanpassing van de recreatiewoning, omdat deze volgens hen een verandering in bouwtechnisch opzicht met zich meebracht waarvoor toestemming vereist was. De rechtbank oordeelde dat de aanpassing inderdaad als een bouwtechnische verandering moest worden gekwalificeerd en dat de eiser voorafgaande toestemming van de gedaagde nodig had. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hen in de proceskosten.
In reconventie vorderde de gedaagde betaling van een contractuele boete van € 5.366,38 wegens het uitvoeren van bouwwerkzaamheden in het hoogseizoen zonder toestemming. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde slechts eenmaal de boete verschuldigd was, omdat de werkzaamheden in één werk zijn uitgevoerd. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 2.683,19, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in notariële akten en de noodzaak van toestemming voor bouwtechnische wijzigingen.