4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn in de avond van 7 november 2023 samen door [medeverdachte 4] vanuit Rotterdam met de auto naar de haven van Vlissingen gebracht en daar afgezet om uit twee containers pakketten met cocaïne te halen.
Ten behoeve van de uithaalwerkzaamheden hadden zij in de auto onderweg naar de haven instructies gekregen, is er gesproken over het doel en beschikte [medeverdachte 2] op enig moment over een briefje waarop twee containernummers waren geschreven, te weten [containernummer 2] en [containernummer 1] . Als de pakketten met cocaïne uit de containers zouden zijn gehaald, zouden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] weer worden opgehaald.
Nadat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] samen bij de haven waren afgezet, hebben zij het afgesloten empty stackterrein van [bedrijf] aan de [adres] te Ritthem betreden via een gat in het hekwerk. De rechtbank gaat ervan uit dat dit gat door hen in het hekwerk is geknipt, gelet op de aangetroffen kniptang in één van de rugtassen. [medeverdachte 4] begaf zich blijkens de ANPR-gegevens van de auto waarin hij reed en de locatiegegevens van zijn telefoon ondertussen gedurende de werkzaamheden van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] in de nabije omgeving van de haven. De rechtbank gaat ervan uit dat het doel van [medeverdachte 4] was om de operaties van het uithalen af te wachten, waarna hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] met de uitgehaalde cocaïne zou ophalen en vervolgens verder zou vervoeren.
Omstreeks 3.30 uur besloot de politie na observatie om het afgesloten terrein van [bedrijf] te betreden. De politie merkte [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op tussen de stapels containers en een losstaande container. In de losstaande container werd de zwaargewonde [medeverdachte 3] aangetroffen op een houten pallet waarop meerdere sporttassen lagen. Twee van deze sporttassen waren gevuld met in totaal 50 pakketten, gewikkeld in plastic met daarop een rode bloem afgebeeld, en de andere vijf sporttassen waren leeg. Naast de pallet stond een rugtas, waarin verschillende soorten werktuigen en kleding zaten. Net buiten de container lag een ratel met maat 11. Door douaneambtenaren werd in de empty stack op drie hoog container [containernummer 2] met openstaande koelmotorluiken aangetroffen, geplaatst bij een lichtmast waar een plas bloed lag. Na onderzoek aan deze container bleek dat de luiken nog slechts met één bout waren bevestigd en werden de overige bouten aangetroffen op de locatie waar deze container had gestaan. De bouten waren nagenoeg identiek aan de bout die onder [medeverdachte 2] was aangetroffen. Achter de luiken lagen geen pakketten meer. Ook container [containernummer 1] werd aangetroffen. Bij deze container misten uit de plaat van de koelventilator enkele schroeven. Achter de platen van de koelventilatoren werden 49 pakketten aangetroffen die qua uiterlijk en vorm dezelfde kenmerken hadden als de 50 pakketten die in de sporttassen waren aangetroffen.
Van de in totaal 99 pakketten zijn 10 pakketten geselecteerd voor nader onderzoek, waarvan monsters zijn genomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de 99 pakketten een netto gewicht van 98,75 kilogram hadden en dat de afgenomen monsters cocaïne bevatten.
Verder is uit informatie van de douane gebleken dat de containers [containernummer 2] en
[containernummer 1] per schip vanuit Costa Rica zijn vertrokken en via België op 6 november 2023 in de haven van Vlissingen zijn aangekomen en vervolgens zijn gelost en geplaatst in de empty stack van [bedrijf] .
Moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de twee containers en bevatten alle
99 pakketten cocaïne?
De rechtbank concludeert op basis van de bovenstaande feiten en omstandigheden dat het niet anders kan zijn dan dat de 50 pakketten die in de twee sporttassen zijn aangetroffen, afkomstig waren uit container [containernummer 2] en dat de 49 pakketten uit container
[containernummer 1] waren bedoeld om in de lege sporttassen te stoppen. Daarmee beschouwt de rechtbank de in totaal 99 pakketten als één geheel. Hiervoor is niet alleen het identieke uiterlijk van de 99 pakketten redengevend, maar dit blijkt ook uit het briefje waarop de twee containernummers waren geschreven.
Verder wordt de rechtbank daarbij in haar overtuiging gesterkt doordat er sprake was van meerdere uithalers met meerdere sporttassen, waarvan een paar tassen (nog) niet gevuld waren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van de verdachten waren gericht op beide containers, en daarmee op het uithalen en verder vervoeren van alle 99 aangetroffen pakketten.
Ook is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat alle 99 pakketten cocaïne bevatten. In het licht van de voorgaande omstandigheden is het resultaat van het onderzoek ten aanzien van de monsters uit 10 willekeurig gekozen pakketten voldoende representatief voor de inhoud van de overige pakketten.
Is er sprake van verlengde invoer?
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst en/of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde handelingen hieronder begrepen moeten worden. Het betreft namelijk handelen dat er direct op was gericht om de cocaïne na de feitelijke invoer vrij te krijgen voor het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de verdovende middelen. Gelet op het bovenstaande is er sprake van de verlengde invoer van 98,75 kilogram cocaïne.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake was van medeplegen tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] ,
[verdachte] en [medeverdachte 3] door [medeverdachte 4] met de auto naar de haven van Vlissingen zijn gebracht met de bedoeling pakketten met cocaïne uit containers te halen. Onderweg zijn aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] instructies gegeven en is gesproken over het doel. In het hekwerk van het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] te Vlissingen is een gat geknipt, waarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] het terrein met sporttassen en gereedschap hebben betreden. Zij wisten aan de hand van het briefje met twee containernummers naar welke containers zij moesten zoeken voor de pakketten cocaïne. Dat de juiste pakketten zijn gevonden, blijkt uit het feit dat er al
50 pakketten in sporttassen waren ingepakt. De rechtbank stelt vast dat zij na de uithaalwerkzaamheden weer zouden worden opgehaald door [medeverdachte 4] om de cocaïne verder te vervoeren. Dit blijkt uit zowel de ANPR-gegevens van de auto waarin hij reed als de locatiegegevens van zijn telefoon.
Gelet op het voorgaande was er sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering gericht op de verlengde invoer van cocaïne ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) en het zich de toegang verschaffen van het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] door middel van braak ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] ). Het uithalen maakt deel uit van het complexe logistieke proces van een miljoenentransport van verdovende middelen, waarbij aannemelijk is dat dit van tevoren nauwkeurig is gepland en gecoördineerd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De gedragingen van verdachten kunnen dan ook worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 98,75 kilogram. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen, in die zin dat verdachte zich samen met anderen de toegang heeft verschaft tot het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] door middel van braak.