ECLI:NL:RBZWB:2024:3023

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
02/295131-23 en 09/295839-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen verlengde invoer van cocaïne en overtreding van artikel 138aa Wetboek van Strafrecht

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij de verlengde invoer van 98,75 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 2001 en thans gedetineerd in PI Vught, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.S. Dijkstra. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, alsook aan het zich de toegang verschaffen tot een besloten plaats door middel van braak. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachten en de gezamenlijke uitvoering van de strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een gebiedsverbod opgelegd voor de containerhavens in Vlissingen en Rotterdam, en werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/295131-23 en 09/295839-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting PI Vught, 5263 NT Vught, Lunettenlaan 501,
raadsvrouw mr. J.S. Dijkstra, advocaat te ’s-Gravenhage.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 april 2024, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
Het onderzoek ter zitting is op 24 april 2024 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. zich samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan het invoeren, afleveren, verstrekken, vervoeren of in elk geval het aanwezig hebben van ongeveer 98,75 kilogram cocaïne, dan wel voorbereidings- of bevorderingshandelingen daartoe heeft verricht;
2. zich samen met een ander of anderen de toegang tot het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] heeft verschaft door middel van braak of inklimming.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten (feit 1 in de primaire variant) heeft begaan. Zij gaat bij feit 1 primair uit van een bewezenverklaring van de verlengde invoer van de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne, bij feit 2 van een bewezenverklaring van braak en bij beide feiten van een bewezenverklaring van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte onder 1 primair ten laste gelegde feit en verzoekt hem hiervan vrij te spreken. Ten aanzien van dit feit geldt dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte al dan niet in vereniging handelingen (verlengde invoer) verrichtte dan wel een bijdrage leverde (aan verlengde invoer) met betrekking tot de 49 pakketten die door de politie zelf uit de niet geopende container [containernummer 1] werden gehaald. Evenmin bevat het dossier voldoende bewijs dat hij die pakketten opzettelijk aanwezig heeft gehad. De container [containernummer 2] bevatte geen pakketten. Op circa 30 meter van die container werden 50 pakketten in sporttassen aangetroffen. Er kan hooguit worden gesproken van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de container, waarin 49 pakketten bleken te zitten. Vervolgens blijkt onvoldoende uit het dossier dat enerzijds de pakketten in de al geopende container daadwerkelijk cocaïne bevatten en anderzijds dat de door de politie geopende container cocaïne bevatte. Er is namelijk nagelaten om een monster te nemen van alle 99 pakketten, zodat niet vaststaat dat alle pakketten cocaïne bevatten.
Slechts 10 pakketten zijn daadwerkelijk bemonsterd en onderzocht, waardoor ervan mag worden uitgegaan dat het om hooguit 10 kilo gaat. Niet blijkt uit welke van de twee containers de 10 willekeurige pakketten die zijn bemonsterd en waarvan is vast komen te staan dat die cocaïne bevatten, afkomstig zijn. Daarmee kan ook niet worden bewezen dat de pakketten in de sporttassen cocaïne bevatten, zodat er vrijspraak moet volgen van de verlengde invoer, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat het tenlastegelegde aantal kilogram – gelet op hetgeen daarover hiervoor is aangevoerd – niet bewezen kan worden verklaard.
Ook ten aanzien van feit 2 refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank met daarbij de kanttekening dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte zich de toegang verschafte door middel van braak, al dan niet in vereniging. Hooguit kan tot een bewezenverklaring van inklimming worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
[verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn in de avond van 7 november 2023 samen door [medeverdachte 4] vanuit Rotterdam met de auto naar de haven van Vlissingen gebracht en daar afgezet om uit twee containers pakketten met cocaïne te halen.
Ten behoeve van de uithaalwerkzaamheden hadden zij in de auto onderweg naar de haven instructies gekregen, is er gesproken over het doel en beschikte [medeverdachte 2] op enig moment over een briefje waarop twee containernummers waren geschreven, te weten [containernummer 2] en [containernummer 1] . Als de pakketten met cocaïne uit de containers zouden zijn gehaald, zouden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] weer worden opgehaald.
Nadat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] samen bij de haven waren afgezet, hebben zij het afgesloten empty stack [1] terrein van [bedrijf] aan de [adres] te Ritthem betreden via een gat in het hekwerk. De rechtbank gaat ervan uit dat dit gat door hen in het hekwerk is geknipt, gelet op de aangetroffen kniptang in één van de rugtassen. [medeverdachte 4] begaf zich blijkens de ANPR-gegevens van de auto waarin hij reed en de locatiegegevens van zijn telefoon ondertussen gedurende de werkzaamheden van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] in de nabije omgeving van de haven. De rechtbank gaat ervan uit dat het doel van [medeverdachte 4] was om de operaties van het uithalen af te wachten, waarna hij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] met de uitgehaalde cocaïne zou ophalen en vervolgens verder zou vervoeren.
Omstreeks 3.30 uur besloot de politie na observatie om het afgesloten terrein van [bedrijf] te betreden. De politie merkte [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op tussen de stapels containers en een losstaande container. In de losstaande container werd de zwaargewonde [medeverdachte 3] aangetroffen op een houten pallet waarop meerdere sporttassen lagen. Twee van deze sporttassen waren gevuld met in totaal 50 pakketten, gewikkeld in plastic met daarop een rode bloem afgebeeld, en de andere vijf sporttassen waren leeg. Naast de pallet stond een rugtas, waarin verschillende soorten werktuigen en kleding zaten. Net buiten de container lag een ratel met maat 11. Door douaneambtenaren werd in de empty stack op drie hoog container [containernummer 2] met openstaande koelmotorluiken aangetroffen, geplaatst bij een lichtmast waar een plas bloed lag. Na onderzoek aan deze container bleek dat de luiken nog slechts met één bout waren bevestigd en werden de overige bouten aangetroffen op de locatie waar deze container had gestaan. De bouten waren nagenoeg identiek aan de bout die onder [medeverdachte 2] was aangetroffen. Achter de luiken lagen geen pakketten meer. Ook container [containernummer 1] werd aangetroffen. Bij deze container misten uit de plaat van de koelventilator enkele schroeven. Achter de platen van de koelventilatoren werden 49 pakketten aangetroffen die qua uiterlijk en vorm dezelfde kenmerken hadden als de 50 pakketten die in de sporttassen waren aangetroffen.
Van de in totaal 99 pakketten zijn 10 pakketten geselecteerd voor nader onderzoek, waarvan monsters zijn genomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de 99 pakketten een netto gewicht van 98,75 kilogram hadden en dat de afgenomen monsters cocaïne bevatten.
Verder is uit informatie van de douane gebleken dat de containers [containernummer 2] en
[containernummer 1] per schip vanuit Costa Rica zijn vertrokken en via België op 6 november 2023 in de haven van Vlissingen zijn aangekomen en vervolgens zijn gelost en geplaatst in de empty stack van [bedrijf] .
Moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de twee containers en bevatten alle
99 pakketten cocaïne?
De rechtbank concludeert op basis van de bovenstaande feiten en omstandigheden dat het niet anders kan zijn dan dat de 50 pakketten die in de twee sporttassen zijn aangetroffen, afkomstig waren uit container [containernummer 2] en dat de 49 pakketten uit container
[containernummer 1] waren bedoeld om in de lege sporttassen te stoppen. Daarmee beschouwt de rechtbank de in totaal 99 pakketten als één geheel. Hiervoor is niet alleen het identieke uiterlijk van de 99 pakketten redengevend, maar dit blijkt ook uit het briefje waarop de twee containernummers waren geschreven.
Verder wordt de rechtbank daarbij in haar overtuiging gesterkt doordat er sprake was van meerdere uithalers met meerdere sporttassen, waarvan een paar tassen (nog) niet gevuld waren. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van de verdachten waren gericht op beide containers, en daarmee op het uithalen en verder vervoeren van alle 99 aangetroffen pakketten.
Ook is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat alle 99 pakketten cocaïne bevatten. In het licht van de voorgaande omstandigheden is het resultaat van het onderzoek ten aanzien van de monsters uit 10 willekeurig gekozen pakketten voldoende representatief voor de inhoud van de overige pakketten.
Is er sprake van verlengde invoer?
Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet volgt dat als strafbare vorm van het invoeren van verdovende middelen niet alleen het binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen zelf wordt begrepen, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst en/of de overdracht van verdovende middelen na de feitelijke invoer. De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vastgestelde handelingen hieronder begrepen moeten worden. Het betreft namelijk handelen dat er direct op was gericht om de cocaïne na de feitelijke invoer vrij te krijgen voor het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van de verdovende middelen. Gelet op het bovenstaande is er sprake van de verlengde invoer van 98,75 kilogram cocaïne.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake was van medeplegen tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] .
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] ,
[verdachte] en [medeverdachte 3] door [medeverdachte 4] met de auto naar de haven van Vlissingen zijn gebracht met de bedoeling pakketten met cocaïne uit containers te halen. Onderweg zijn aan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] instructies gegeven en is gesproken over het doel. In het hekwerk van het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] te Vlissingen is een gat geknipt, waarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] het terrein met sporttassen en gereedschap hebben betreden. Zij wisten aan de hand van het briefje met twee containernummers naar welke containers zij moesten zoeken voor de pakketten cocaïne. Dat de juiste pakketten zijn gevonden, blijkt uit het feit dat er al
50 pakketten in sporttassen waren ingepakt. De rechtbank stelt vast dat zij na de uithaalwerkzaamheden weer zouden worden opgehaald door [medeverdachte 4] om de cocaïne verder te vervoeren. Dit blijkt uit zowel de ANPR-gegevens van de auto waarin hij reed als de locatiegegevens van zijn telefoon.
Gelet op het voorgaande was er sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering gericht op de verlengde invoer van cocaïne ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ) en het zich de toegang verschaffen van het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] door middel van braak ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] ). Het uithalen maakt deel uit van het complexe logistieke proces van een miljoenentransport van verdovende middelen, waarbij aannemelijk is dat dit van tevoren nauwkeurig is gepland en gecoördineerd. Een nauw en bewust samenwerkingsverband tussen de gedragingen van verdachten is naar het oordeel van de rechtbank daarmee gegeven. De gedragingen van verdachten kunnen dan ook worden gekwalificeerd als medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 98,75 kilogram. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat feit 2 wettig en overtuigend is bewezen, in die zin dat verdachte zich samen met anderen de toegang heeft verschaft tot het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] door middel van braak.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
in de periode van 6 november 2023 tot en met 8 november 2023 te Ritthem, gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
98,75 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 8 november 2023 te Ritthem, gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen, zich de toegang heeft verschaft tot een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het empty stack terrein van [bedrijf] gevestigd aan de [adres] , door middel van braak (te weten het
openknippenvan enig hekwerk).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in haar rapport van 27 maart 2024 zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in de strafmaat rekening te houden met de duur van het voorarrest, de beperkte rol van verdachte en de persoonlijke omstandigheden en concrete persoonlijke problemen van verdachte die hebben geleid tot het begaan van een strafbaar feit. Ten tijde van de feiten had hij een omgekeerd dag- en nachtritme, geen werk en ging hij niet naar school. Gelet op de persoonlijke omstandigheden en concrete problemen, waarbij nagenoeg geen sprake was van hulp en gelet op zijn jonge leeftijd was hij kwetsbaar en makkelijk beïnvloedbaar. Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden en concrete problemen heeft de reclassering in het kader van een eerder opgelegd toezicht steken laten vallen. Er moet dan ook vertrouwen zijn in de goede wil en voornemens van verdachte om geen strafbare feiten meer te plegen. Hij wil zich vol inzetten voor hulpverlening. Verder verzoekt zij rekening te houden met het feit dat verdachte heeft bekend en daarmee zijn verantwoording heeft genomen en met het feit dat hij een duidelijke visie heeft over zijn toekomst, met daadwerkelijke hulp van de reclassering. De verdediging verzoekt aan verdachte niet alleen een lager onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen dan normaal het uitgangspunt is, maar ook een relatief groot deel daarvan voorwaardelijk op te leggen, met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd, behoudens de voorwaarde inhoudende maatschappelijke opvang of begeleid wonen, omdat hiertoe geen aanleiding is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de verlengde invoer van 98,75 kilogram cocaïne en heeft zich samen met anderen de toegang verschaft tot het afgesloten empty stack terrein van [bedrijf] door middel van braak.
Hoewel de rol van een uithaler substantieel kleiner is dan van de personen die drugstransporten organiseren, is verdachte niettemin een belangrijke en onmisbare schakel geweest voor de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit en in dit geval in de internationale transportketen van cocaïne. Uithalersactiviteiten zijn namelijk van essentieel belang om het cocaïnetransport goed te laten verlopen. Dat de rol belangrijk is, blijkt ook wel uit de forse geldbedragen die kunnen worden verdiend met het uithalen.
Aan de andere kant is de betrokkenheid van de verdachte in dit geheel beperkt. De taak van een uithaler is niets anders dan het zorgen dat de cocaïne voor de criminele organisatie uit de haven wordt gehaald. Dat kan een kleine of een grote partij blijken te zijn, hetgeen voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil maakt. Het is een bijzonder risicovolle onderneming waar andere betrokkenen in de keten hun handen niet aan vuil willen maken.
Met zijn handelen heeft verdachte in ieder geval een belangrijke bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Slechts door interventie van douane en politie kon worden voorkomen dat de harddrugs ergens anders konden worden afgeleverd. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs en het gebruik ervan leveren ook veel maatschappelijke overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving op, omdat dit vaak direct dan wel indirect gepaard gaat met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien.
Havens zijn voorts van essentieel belang voor het economische verkeer en het maatschappelijke leven. Het is daarom belangrijk dat de in de haven gevestigde containerbedrijven ongestoord kunnen functioneren.
Verdachte heeft met zijn handelen dit economische verkeer verstoord. De activiteiten rondom cocaïnetransporten leveren niet alleen voor de containerbedrijven, maar ook voor de havens, haventerreinen, de douane, politie en justitie een enorme kostenpost op.
Verdachte heeft bij dit alles niet stilgestaan en heeft zich niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van de grensoverschrijdende handel in en het gebruik van verdovende middelen. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat het ronselen van uithalers een eenvoudige taak lijkt. Uithalers zijn namelijk gemakkelijk inwisselbaar en bij ontdekking eenvoudig te vervangen. Dat komt over het algemeen, omdat veel relatief jonge mensen de verlokkingen van het snelle geld niet kunnen weerstaan en de risico’s op de koop toe nemen. Ook bij verdachte is hiervan sprake geweest.
Eendaadse samenloop
In de strafmaat houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat er sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht tussen de feiten.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte van 21 maart 2024, waaruit blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest, weliswaar voor andere feiten dan de bewezenverklaarde feiten, maar wel voor overtreding van de Opiumwet. Daarnaast stelt zij vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd ten tijde van een lopende proeftijd. Verdachte is desondanks weer de fout ingegaan.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 27 maart 2024, waarin zij heeft geadviseerd om het volwassenenstrafrecht toe te passen en heeft geconcludeerd dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat en het risico op onttrekking aan voorwaarden als gemiddeld wordt ingeschat. Geadviseerd is bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en andere voorwaarden het gedrag betreffende. Daarnaast wordt het toezicht door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank kan zich verenigen met het advies van de reclassering tot toepassing van het volwassenenstrafrecht en neemt dit advies over. Het volwassenenstrafrecht wordt toegepast.
Straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. Deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf vormt een stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen en maakt het stellen van bijzondere voorwaarden mogelijk. De rechtbank ziet aanleiding de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, behoudens de voorwaarde inhoudende maatschappelijke opvang of begeleid wonen, aan de voorwaardelijke straf te verbinden. De rechtbank ziet, gelet op hetgeen daarover door de verdediging naar voren is gebracht, aanleiding om verdachte de kans te bieden om zelfstandig te wonen. Deze straf vormt een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze straf voldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij de rechtbank ook rekening houdt met de jonge leeftijd van verdachte.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om aan verdachte, ter voorkoming van strafbare feiten, voor een periode van 2 jaar een gebiedsverbod op te leggen voor de containerhavens in Vlissingen en Rotterdam. Zij bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis 2 weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van
6 maanden.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank Den Haag van 16 februari 2023 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 47, 55 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Eendaadse samenloop tussen:
feit 1 primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A
van de Opiumwet gegeven verbod;
en
feit 2: medeplegen van het zich de toegang verschaffen tot een in een haven gelegen
besloten plaats voor distributie/opslag/overslag van goederen door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland te Den Haag op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te Den Haag. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan verdiepingsonderzoek of anderszins diagnostiek uitgevoerd door een door de reclassering te bepalen forensische zorgverlener en meewerkt aan de daaruit voortvloeiende adviezen zolang de reclassering dit nodig acht;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Maatregel
- legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
2 (twee) jaarinhoudende dat verdachte wordt bevolen
zich niet op te houden in de containerhavens in Vlissingen en Rotterdam;
- beveelt dat, voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
- bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 16 februari 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 09/295839-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren subsidiair 30 (dertig) dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2024.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Empty Stack is het deel van een container terrein waar geloste lege containers worden opgeslagen.