Op 2 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een jeugdzorgzaak betreffende een minderjarige, geboren in 2019. De zaak betreft een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. De kinderrechter heeft eerder op 24 april 2024 al een voorlopige ondertoezichtstelling verleend en een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van twee weken. De moeder van de minderjarige vertoont ernstige psychiatrische problematiek, wat de veiligheid van de minderjarige in gevaar brengt. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 waren de vader, de advocaten van beide ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van de moeder nog steeds zorgwekkend is, maar dat de minderjarige momenteel bij de vader woont en niet uit huis is geplaatst. De kinderrechter heeft de voorlopige ondertoezichtstelling verlengd tot 24 juli 2024, maar het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing afgewezen, omdat er op dat moment geen noodzaak voor was. De kinderrechter benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de jeugdbeschermer toezicht zal houden op de situatie.