ECLI:NL:RBZWB:2024:2999
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijkheid en bestuurlijke dwangsom in bestuursrechtelijke zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024, wordt het verzet van opposant 1 ongegrond verklaard en het verzet van opposant 2 gegrond verklaard. Het verzet van opposant 1 betreft de uitspraak van 26 oktober 2023, waarin het beroep van eiser 1 kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het ontbreken van geldige machtigingen. De rechtbank oordeelt dat de overgelegde machtigingen te algemeen zijn en dat eiser 1 niet gemachtigd was om namens de betrokkenen beroep in te stellen. Het verzet van opposant 1 wordt ongegrond verklaard, omdat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was.
Het verzet van opposant 2, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, betreft dezelfde uitspraak van 26 oktober 2023, waarin het college werd veroordeeld tot het betalen van een bestuurlijke dwangsom van € 1.442 aan eiser 2. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte is veroordeeld tot het betalen van deze dwangsom, omdat eiser 2 geen belanghebbende is bij het besluit waartegen hij bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank concludeert dat het verzet van opposant 2 gegrond is en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank onterecht was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting en komt tot de conclusie dat het college geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is aan eiser 2. De uitspraak van 26 oktober 2023 wordt in dit opzicht herzien. De rechtbank verklaart het beroep van eiser 2 ongegrond, maar veroordeelt het college tot betaling van proceskosten aan eiser 2. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.