ECLI:NL:RBZWB:2024:2991

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
02/088335-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegaal telen van hennep en diefstal van elektriciteit met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het illegaal telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1983, werd ervan beschuldigd tussen 9 september 2019 en 11 augustus 2022 in [plaats] 120 hennepplanten te hebben geteeld en elektriciteit te hebben gestolen. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie voldoende bewijs had geleverd voor beide feiten. De verdachte had haar schuur ter beschikking gesteld aan haar ex-partner, die de hennepkwekerij had opgezet. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, omdat zij geen bewijs kon leveren voor haar beweringen dat haar ex-partner de enige verantwoordelijke was.

De rechtbank legde een taakstraf van 120 uren op, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke impact van de hennepteelt. Daarnaast werd de benadeelde partij, [netbeheerder] B.V., veroordeeld tot een schadevergoeding van € 12.457,49 voor de diefstal van elektriciteit, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/088335-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] , [postcode] [plaats]
raadsvrouw mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 april 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: tussen 9 september 2019 en 11 augustus 2022 in [plaats] 120 hennepplanten heeft geteeld, althans aanwezig heeft gehad of dat verdachte hieraan medeplichtig is geweest door haar woning ter beschikking te stellen;
feit 2: tussen 9 september 2019 en 11 augustus 2022 in [plaats] elektriciteit heeft gestolen of hieraan medeplichtig is geweest door haar woning ter beschikking te stellen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1
primairten laste gelegde feit heeft begaan. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor betrokkenheid van een tweede persoon, zodat verdachte verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij. Uit de netmetingen van [netbeheerder] B.V. (hierna: [netbeheerder] ) blijken de schakelpatronen van de elektriciteit en daaruit volgt dat in de ten laste gelegde periode de hennepkwekerij actief is geweest en er in totaal negen oogsten zijn geweest.
Ook het onder 2
primairten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, omdat verdachte alleen de schuur aan haar ex-partner ter beschikking heeft gesteld en zij door hem is gemanipuleerd om de hennepkwekerij te houden. Daardoor kan er enkel sprake zijn van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. Verdachte verklaart dat er drie oogsten hebben plaatsgevonden in de periode van april 2022 tot augustus 2022. Omdat de meetresultaten onvoldoende specifiek zijn volgt een langere ten laste gelegde periode niet uit de metingen.
Ook dient verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, aangezien zij geen betrokkenheid bij de diefstal van de elektriciteit heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat op 11 augustus 2022 in de schuur op het [adres] in [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was. In de schuur stonden onder meer 120 hennepplanten, 21 ledlampen, een koolstoffilter, een luchtafzuiger en vier ventilatoren.
Volgens [netbeheerder] vertoonden de gebruikte apparatuur en andere materialen flinke vervuiling, wat erop wijst dat de apparatuur al langer in gebruik is.
Verdachte is eigenaar van de woning en de bijbehorende schuur en zij was de enige bewoonster.
Uit de netmetingen van [netbeheerder] volgt een
duidelijk twaalfuurs patroonen periodiek verhoogd verbruik in de periode van 9 september 2019 tot en met 11 augustus 2022. Er is sprake van tien volledige kweekperioden (en negen oogsten) die vooraf zijn gegaan door een groeiperiode met een
achttienuurs patroon. Sinds de inval van de politie op 11 augustus 2022 is er geen twaalf- of achttien-uurs patroon meer waargenomen. Deze omstandigheden zijn dusdanig belastend dat van verdachte mag worden verwacht dat zij hierover een verklaring aflegt.
Verdachte verklaart ter terechtzitting dat het initiatief voor de hennepkwekerij van haar ex-partner kwam en zij door hem werd gemanipuleerd haar schuur daarvoor ter beschikking te stellen. Volgens verdachte was de hennepkwekerij aanwezig vanaf februari of maart 2022 en verzorgde haar ex-partner de planten en zorgde hij voor het oogsten als zij niet thuis was. Ook beschikte haar ex-partner over een sleutel.
Betrokkenheid verdachte
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte ongeloofwaardig is. Pas ter terechtzitting kwam verdachte met de verklaring dat haar ex-partner de hennepkwekerij heeft geïnitieerd, maar zij heeft ervoor gekozen om zijn naam of andere gegevens van hem niet kenbaar te maken. Haar (late) verklaring is daardoor niet te verifiëren. Bovendien biedt het dossier ook verder geen aanknopingspunten voor enige betrokkenheid van een ander bij de hennepkwekerij. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat verdachte alleen haar woning ter beschikking heeft gesteld en een ander verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij. Als enig eigenaar en bewoner van de woning, en bij gebrek aan een geloofwaardige en verifieerbare verklaring, kan het niet anders dan dat verdachte de hennepkwekerij in werking heeft gehad en gehouden. Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte hennepplanten heeft geteeld.
Periode
Voor wat betreft de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat de verklaring van verdachte dat er slechts drie oogsten hebben plaatsgevonden niet strookt met de door [netbeheerder] verrichte netmetingen. Immers blijkt uit die metingen dat er ook vóór februari of maart 2022 een verhoogd energieverbruik met specifieke patronen zichtbaar was en dat er sinds de inval van de politie op 11 augustus 2022 geen
afwijkend patroonmeer is waargenomen. Een geloofwaardige verklaring hiervoor is door verdachte niet gegeven, zodat de rechtbank voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode uitgaat van de netmetingen die door [netbeheerder] zijn verricht. Het verweer van de verdediging dat de netmetingen van [netbeheerder] onvoldoende specifiek zijn, schuift de rechtbank dan ook terzijde.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het telen van hennep vaak gepaard gaat met de diefstal van elektriciteit. De rechtbank stelt vast dat op de foto’s in het dossier duidelijk zichtbaar is dat er draden uit de elektriciteitsmeter lopen om een
illegale aftakkingmogelijk te maken.
Verdachte verklaarde ter zitting dat zij voorafgaand aan en in de ten laste gelegde periode in de meterkast is geweest omdat zij de meterstanden moest doorgeven. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat verdachte niet van het manipuleren van de meterkast zou hebben geweten en dat het zonder haar medeweten zou zijn gebeurd. Bovendien was het duidelijk zichtbaar voor verdachte. Ook bij dit feit is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor enige betrokkenheid van een ander die de diefstal van de elektriciteit gepleegd zou kunnen hebben. Als enig eigenaar en bewoner van de woning blijft dan alleen verdachte als verantwoordelijke over. Dit maakt dat ook de diefstal van de elektriciteit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op meerdere tijdstippen in de periode van 9 september 2019 tot en met 11 augustus 2022 te [plaats] , opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straat] ongeveer 120 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 9 september 2019 tot en met 11 augustus 2022 te [plaats] , een hoeveelheid elektriciteit, die aan [netbeheerder] Netbeheer Bv toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 120 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in de strafmaat rekening te houden met de prangende persoonlijke omstandigheden van verdachte en het gegeven dat hennep een maatschappelijk geaccepteerd product is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende ongeveer drie jaar hennep geteeld in de schuur bij haar woning en daarvan negen oogsten gehad. Ook heeft zij zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit door de meterkast te manipuleren.
Het kweken van hennep, zeker in een omvang als waar hiervan sprake is, is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Ook softdrugs kunnen leiden tot gezondheidsschade. Voorts levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat sprake is van instabiliteit op verschillende leefgebieden. Verdachte heeft door de ontdekking van de hennepkwekerij schulden opgebouwd en zij heeft op dit moment geen energie in haar woning. Verdachte heeft vrijwillig hulp gezocht, er is geen sprake van een pro-criminelehouding en het recidiverisico is laag. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Daarin staat dat bij een kwekerij van honderd tot vijfhonderd hennepplanten een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand als uitgangspunt geldt. Hoewel in dat uitgangspunt geen rekening is gehouden met meerdere oogsten (in dit geval zijn dat er maar liefst negen) of de diefstal van elektriciteit, houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de aanhangige ontnemingsvordering. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de eis van de officier van justitie te volgen.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [netbeheerder] B.V. vordert, na verlaging van de vordering ter terechtzitting, een vergoeding van € 12.457,49 voor feit 2, voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vordert integrale toewijzing van de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak, de al aanhangige civiele procedure tussen [netbeheerder] en verdachte en het ontbreken van rechtstreeks verband tussen de ontstane schade en het handelen van verdachte. Tot slot ziet een deel van de door [netbeheerder] gevorderde kosten op opsporingskosten en niet op kosten die het gevolg zijn van het strafbare feit.
Niet-ontvankelijk?
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Dat tussen verdachte en [netbeheerder] een civiele procedure aanhangig zou zijn is door de benadeelde partij ter zitting betwist. Bovendien heeft verdachte deze stelling niet nader onderbouwd. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
De kosten die [netbeheerder] heeft gemaakt voor het opstellen van de rapportages zijn naar het oordeel van de rechtbank kosten voor het begroten van de schade. Dat die rapportages vervolgens ook door de politie worden gebruikt, maakt niet dat het daarmee opsporingskosten worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding in haar geheel toewijsbaar is, zijnde een bedrag van € 12.457,49.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Nu de schade geleidelijk is opgelopen gedurende de periode waarin de bewezenverklaarde gedragingen hebben plaatsgevonden zal de rechtbank de aanvangsdatum van de wettelijke rente bepalen in het midden van die periode, te weten op 1 maart 2021.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [netbeheerder] B.V. van € 12.457,49, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [netbeheerder] B.V. (feit 2), € 12.457,49 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 maart 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 97 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en
mr. J.C.A.M. Los, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 mei 2024.
De oudste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.