ECLI:NL:RBZWB:2024:2988

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
02-214337-22 07-05-2024
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1963 en woonachtig in [plaats], werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het hebben van een hennepkwekerij en het illegaal afnemen van elektriciteit in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 19 augustus 2022.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een hennepkwekerij had met 315 planten en dat hij elektriciteit had gestolen door middel van een illegale aansluiting. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat hij de schuur had verhuurd aan een derde partij. De rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig, vooral gezien de professionele opzet van de kwekerij en eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke schade en overlast die voortvloeien uit het kweken van hennep en het illegaal afnemen van elektriciteit. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, terwijl hij van andere beschuldigingen werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/214337-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering en als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 19 augustus 2022 een hennepkwekerij heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 19 augustus 2022 elektriciteit heeft gestolen, dan wel medeplichtig is geweest aan diefstal van elektriciteit.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Hij baseert zich daarbij op de metingen die door Enexis zijn uitgevoerd en op het gegeven dat op het perceel van verdachte in een schuur een hennepkwekerij met 315 planten is aangetroffen. Onder de grond op het binnenplein tussen de schuren is er een illegale stroomaansluiting aangelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij de schuur heeft verhuurd aan een ander en niets heeft gemerkt van een illegale aansluiting, maar die verklaring is niet alleen wisselend, maar ook ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Verdachte wist niet dat er in de schuur een hennepkwekerij was gevestigd en dat daarvoor illegaal stroom werd afgetapt. Verdachte had de schuur eind april/begin mei 2022 verhuurd aan een persoon die aan hem had verteld dat hij zich bezig zou gaan houden met het spuiten van keukenkastjes. Hij had geen argwaan en hoefde dat ook niet te hebben. Er was ook sprake van normaal watergebruik. Toen hij er uiteindelijk achter kwam dat er in de schuur een hennepkwekerij zat, heeft hij tegen die persoon gezegd dat hij dat niet wilde hebben. Omdat de sfeer toen grimmig werd en de persoon zich dreigend uitliet richting hem, heeft hij hem onder de toezegging dat hij daarna meteen zou vertrekken de cyclus laten af maken. De hennepkwekerij zat er nog niet heel erg lang. Dat kan mede afgeleid worden uit het feit dat er in de nacht van 17 op 18 juli 2021 een stroomstoring in de straat was. Als er toen al een hennepkwekerij was, zou deze zijn ontdekt. In de week voorafgaand aan de ontdekking van de hennepkwekerij door de politie, was verdachte in het buitenland. Hij was dan ook niet betrokken bij de verzorging van de hennepplanten. Er kan hoogstens sprake zijn van medeplichtigheid aan hennepteelt en dat is niet aan verdachte ten laste gelegd, zodat hij moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op 18 augustus 2022 is in de schuur achter de woning van verdachte, gelegen op het perceel [adres] in [plaats] , een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 315 hennepplanten. Verdachte was eigenaar van de schuur en het perceel waarop de schuur stond.
Uit het dossier blijkt dat een buurman meerdere malen in de omgeving van de schuur een hennepgeur heeft geroken. Ook de politieagenten roken een hennepgeur bij de schuur. Op het binnenplein bij de schuur bleek ondergronds een illegale aftakking voor de elektriciteitsvoorziening te zijn aangelegd.
Verdachte heeft bij de politie deels anders dan op zitting verklaard. Op zitting heeft hij verklaard dat hij de schuur per 1 mei 2022 had onderverhuurd aan een jongen, van wie hij de naam niet wil noemen. De jongen zou de ruimte gaan gebruiken om keukenkastjes te spuiten. Verdachte had in maart 2022 de schuur gereedgemaakt voor die verhuur. Verdachte kwam af en toe in de schuur, maar heeft nooit iets gemerkt van een inwerking zijnde hennepkwekerij. Hij had wel eens een vreemde lucht geroken en hij had wel gezien dat er in de schuur een afscheidingswand was aangebracht, maar hij zag daar toen geen kwaad in. De jongen had tegen hem gezegd dat de afgesloten ruimte er was zodat deze stofvrij bleef. Omdat hij het stil vond, is hij eind juli 2022 weer bij de schuur gaan kijken. Hij rook toen weer een vreemde lucht en kwam er achter dat er in de schuur een hennepkwekerij zat. Hij heeft de jongen daarop aangesproken en wilde dat hij zou vertrekken. Omdat de sfeer toen grimmig werd en de jongen zich dreigend uitliet richting hem, heeft hij hem toch nog tot de eerste oogst gebruik laten maken van de schuur.
Verdachte heeft verder verklaard dat een bedrag van € 750,- per maand overeengekomen was voor de huur. Dit was inclusief elektriciteit. De jongen kwam het geld maandelijks brengen. Als bewijs van betaling gaf hij de jongen een kwitantie. De betalingen hield hij bij in zijn eigen administratie maar dit heeft hij niet aan de politie laten zien en ook ter zitting kan hij hiervan niets overhandigen. Ook heeft verdachte verklaard dat er geen sprake was van een schriftelijke huurovereenkomst. Het gebeurde allemaal in goed vertrouwen.
De hennepkwekerij is aangetroffen in de schuur van verdachte, gelegen op zijn terrein achter zijn woning. Hij had toegang tot het terrein en die schuur. Het ging om een uitzonderlijk professioneel ingerichte kwekerij. Er werd gebruik gemaakt van een centraal geregeld bevloeiingssysteem of drupsysteem, een aan- en afzuiginstallatie voor lucht, een thermostaat- of computergestuurde verwarming en geavanceerde inrichtingen voor kunstlicht, alles geschakeld op tijdklokken, met gebruik van klimaat controle kasten. Er werd gecontroleerd koolstofdioxide toegevoegd, hetgeen de opbrengst en kwaliteit van een kwekerij verhoogt. De systemen in de hennepkwekerijen waren volledig geautomatiseerd. Er is ook een accupakket met omvormer aangetroffen, vermoedelijk om de afzuiginstallatie draaiende te houden bij stroomuitval en op die manier ontdekking van de kwekerij te voorkomen. De illegale aansluiting op het elektriciteitsnet is onder de grond gemaakt, waarvoor het terrein opengebroken moest worden. Uit de metingen van Enexis van de patronen in het stroomverbruik, blijkt dat de hennepkwekerij al tenminste vanaf de installatie van het monitoringssysteem op 7 mei 2021 in gebruik moet zijn geweest.
Dit alles maakt dat de verklaring van verdachte dat hij niets heeft gemerkt van de installatie en de werking van de kwekerij en dat deze eerst na mei 2022 kan zijn ingericht, ongeloofwaardig. Dat geldt des te meer omdat verdachte eerder is veroordeeld voor het kweken van hennep. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze kwekerij zelf heeft opgezet. Hij kent dus de geur van hennep en weet wat er voor het kweken van hennep nodig is. Van de betrokkenheid van een andere persoon “een huurder” blijkt niet. Alleen verdachte verklaart daarover, maar hij heeft geen enkele onderbouwing daarvoor gegeven en daarvan is ook op geen enkele wijze uit het onderzoek gebleken. De omstandigheid dat verdachte enige tijd voor de ontdekking afwezig is geweest, hoeft gelet op de mate van automatisering van de kwekerij, ook niet te wijzen op noodzakelijke betrokkenheid van derden. De verdediging heeft nog gewezen op het waterverbruik dat volgens de jaarnota van Brabant Water vóór mei 2022 niet afwijkend van normaal gezinsgebruik zou zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting echter verklaard dat het verbruik is vastgesteld op basis van de door hemzelf doorgegeven meterstanden. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij inmiddels een naheffing van Brabant Water heeft ontvangen van ongeveer € 2.200,-. De gegevens op de jaarnota kunnen dan ook niet tot de door de verdediging gestelde conclusie leiden.
Dat geldt ook voor de verwijzing naar de stroomstoring in juli 2021. Anders dan de verdediging stelt, hoefde deze stroomstoring, gelet op de in de kwekerij aangetroffen accu’s, niet noodzakelijkerwijs tot de ontdekking van een kwekerij te leiden.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank van oordeel is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt, zoals tenlastegelegd.
Feit 2Ten behoeve van de hennepkwekerij werd illegaal stroom afgetapt. Verdachte ontkent dat hij de illegale aansluiting van de elektriciteit heeft aangelegd en heeft verklaard dat hij hier ook niets van heeft gemerkt.
Een medewerker van Enexis heeft geconstateerd dat onder de grond op het binnenplein tussen de schuren een illegale aansluiting was gemaakt. Hierdoor werd er elektriciteit afgenomen buiten de elektriciteitsmeter om.
Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij de hennepkwekerij waarvoor de stroom illegaal werd afgenomen heeft aangelegd. Mede gelet daarop acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat een ander op deze wijze de illegale aftakking heeft aangelegd, zonder dat verdachte dit heeft gemerkt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de elektriciteit, zoals primair tenlastegelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 18 augustus 2022 te [plaats] opzettelijk
heeft geteeld een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 18 augustus 2022 te [plaats] een hoeveelheid elektriciteit, die aan Enexis Netbeheer B.V. toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen
goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring rekening te houden met het tijdsverloop, het werk en de gezondheidssituatie van verdachte en te volstaan met een geldboete, eventueel gecombineerd met een geheel voorwaardelijke straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich bezig gehouden met het illegaal kweken van hennep. Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als waar hiervan sprake is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een hennepkwekerij, en zeker één waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verder gaan dergelijke feiten ook vaak gepaard met andere vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze veroordeling dateert echter van meer dan vijf jaar geleden waardoor deze niet als recidive zal worden meegewogen.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en met de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Voor een hennepkwekerij met een omvang van 100 tot 500 hennepplanten is bij een first-offender een taakstraf van 120 uren en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
De verdediging heeft verzocht om in plaats van een taakstraf een geldboete op te leggen in verband met het werk en de gezondheidssituatie van verdachte. De rechtbank acht oplegging van een geldboete echter niet passend. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte in het geheel niet in staat is om te werken. De reclassering moet in staat worden geacht om geschikt werk voor verdachte te vinden, rekening houdend met zijn belastbaarheid.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, indien verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht, passend en geboden is. Daarnaast zal zij aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 primair:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H. de Jong, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 mei 2024.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.