ECLI:NL:RBZWB:2024:298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_10939
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Nationale Ombudsman op aanvragen op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de Ombudsman volgens hem niet op tijd heeft beslist op twee aanvragen van 14 augustus 2023 en 7 september 2023, zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank stelt vast dat de beslistermijnen op de Woo-verzoeken waren verstreken voordat eiser de Ombudsman op 17 oktober 2023 in gebreke heeft gesteld. Aangezien er na de ingebrekestelling nog twee weken zijn verstreken zonder dat de Ombudsman een besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de Ombudsman alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook verzocht om een schadevergoeding van € 500,-, maar dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de Ombudsman de opgelegde termijn moet respecteren en de dwangsom moet betalen. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen, en er is geen griffierecht verschuldigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10939

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Nationale Ombudsman.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de Ombudsman volgens hem niet op tijd heeft beslist op twee aanvragen van 14 augustus 2023 en 7 september 2023 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijnen op de Woo-verzoeken waren verstreken voordat eiser de Ombudsman op 17 oktober 2023 in gebreke heeft gesteld. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn wordt aan de Ombudsman opgelegd?
4. Omdat de Ombudsman nog geen besluiten heeft genomen op de Woo-verzoeken, bepaalt de rechtbank dat de Ombudsman dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de Ombudsman dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan de Ombudsman opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de Ombudsman een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de Ombudsman. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Heeft eiser recht op schadevergoeding?
6. Eiser heeft tevens verzocht om de Ombudsman te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- (smartengeld). De rechtbank wijst dit verzoek af. Eiser dient zich met dit verzoek tot de Ombudsman te wenden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de Ombudsman de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de Ombudsman de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden. Omdat eiser geen griffierecht heeft betaald, hoeft de Ombudsman geen griffierecht aan hem te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de Ombudsman op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de Ombudsman aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 19 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.