ECLI:NL:RBZWB:2024:2972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
02/292581-23; 02/229771-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan ladingdiefstal in vereniging met vrijspraak voor medeplegen van vernieling

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan ladingdiefstal in vereniging en vernieling van hekwerken en een veldkast. De verdachte, geboren in 2003, was niet verschenen op de zitting van 9 april 2024, maar zijn raadsvrouw was wel aanwezig. De officier van justitie beschouwde de verdachte als medepleger van de ladingdiefstal, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte enkel op de uitkijk had gestaan en geen materiële bijdrage had geleverd aan de diefstal of vernielingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel medeplichtig was aan de ladingdiefstal, maar niet aan de vernielingen, en sprak hem vrij van het medeplegen van deze feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 76 dagen op, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 120 uur voor de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er twijfel bestond over de dekking door een verzekering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/292581-23; 02/229771-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M.C. Schraven, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 april 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie,
mr. G. Smid, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan ladingdiefstal bij [het benadeelde bedrijf 1] , dan wel dat verdachte medeplichtig is aan het medeplegen hiervan (feit 1) en dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan vernieling van hekwerken bij [het benadeelde bedrijf 2] en aan vernieling van hekwerken en/of een veldkast bij [het benadeelde bedrijf 1] (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair bewezen. Verdachte kan als medepleger van de ladingdiefstal worden aangemerkt, omdat het voor hem duidelijk was dat de medeverdachten het plan hadden om de goederen weg te nemen, hij gedurende de gehele avond en nacht rondom het terrein was en hij een belangrijke rol vervulde omdat hij op de uitkijk moest staan. Ook is verdachte in de avond van 4 november met twee van de medeverdachten in de auto meegereden naar het terrein. Ook feit 2 kan worden bewezen. Het was het plan van verdachte en zijn medeverdachten om de hekken en de veldkast te vernielen en om vervolgens de lading weg te nemen. Weliswaar heeft verdachte niet zelf de vernielende handelingen gepleegd, maar gelet op de nauwe en bewuste samenwerking kan verdachte als medepleger worden aangemerkt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen. Verdachte heeft enkel op de uitkijk gestaan, waardoor hij geen bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd bij de ladingdiefstal en er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Bovendien is er geen sprake van het vereiste dubbel opzet. Voor feit 1 subsidiair wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Er wordt vrijspraak bepleit voor feit 2, omdat verdachte niet aanwezig was op het moment dat het hek werd vernield en er ook geen sprake is van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlagen II tot en met VIII aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
Bij [het benadeelde bedrijf 1] , gelegen aan [adres] in Tilburg , is in de nacht van 4 op 5 november 2023 ingebroken. Hierbij zijn goederen gestolen, hekwerken vernield en een veldkast (besturingskast poort) onbruikbaar gemaakt. Bij het naastgelegen [het benadeelde bedrijf 2] zijn in diezelfde avond en nacht ook hekwerken vernield.
Uit de camerabeelden van [het benadeelde bedrijf 1] , zoals beschreven in het proces-verbaal, blijkt dat op 4 november 2023 omstreeks 21:12 uur, twee personen, aangeduid in het proces-verbaal als VE2 en VE5, naar het hekwerk naast de looppoort op het terrein van [het benadeelde bedrijf 1] liepen. VE2 knipte het hekwerk open, waarna VE2 en VE5 onder het opengeknipte hekwerk kropen. Omstreeks 22:58 uur liepen twee personen tussen de geparkeerde opleggers op het terrein van [het benadeelde bedrijf 1] . Zij knipten de opleggers open en keken hierin. Op 5 november 2023 vanaf 00:11 uur waren VE2 en VE5 bij de brandweerpoort en probeerden zij deze open te krijgen. Om 00:22 uur zat VE2 met zijn hand in de besturingskast (veldkast) van de deze poort. Om 00:31 uur zat VE5 met zijn handen in deze besturingskast, waarna de poort open schoof en daarna gelijk weer dicht schoof. Hierna stonden VE2 en VE5 nog een tijdje bij deze poort, maar de poort ging niet meer open. Omstreeks 00:55 uur liepen VE2 en VE5 naar het eerder door hen opengeknipte hekwerk en de looppoort naast dit hekwerk. VE2 opende de looppoort, waarna VE2 en VE5 hierdoor liepen en bij de geopende poort bleven staan.
Uit de camerabeelden van [het benadeelde bedrijf 2] blijkt dat op 5 november 2023 omstreeks 01:16 uur een persoon die als VE1 is aangeduid in het proces-verbaal op het parkeerterrein van [het benadeelde bedrijf 2] aanwezig was. Omstreeks 01:30 uur kwamen nog twee personen aangelopen, die zich voegden bij VE1. Zij zijn vervolgens alle drie in een, naar later is vastgesteld, grijze Peugeot 206 gestapt met [kenteken 1] die op naam stond van [medeverdachte 6] . Omstreeks 04:00 uur kwam vanaf de Dongenseweg een, naar later is vastgesteld, blauwe Peugeot 306 met [kenteken 2] aangereden, die vlak bij de grijze Peugeot 206 parkeerde. Uit dit voertuig stapten drie personen die zich voegden bij de andere drie personen die tot dat moment in de grijze Peugeot 206 hadden gezeten. Vervolgens liep VE1 weg richting de Dongenseweg en de rotonde bij [straat] . De andere vijf personen waren over het hek geklommen, het terrein van [het benadeelde bedrijf 2] op. Op de camerabeelden van [het benadeelde bedrijf 1] is te zien dat om 04:11 uur de overige vijf personen, de hiervoor genoemde VE2 en VE5 en de als VE3, VE4, en VE6 aangeduide personen, door de eerdergenoemde looppoort gaan en langs de opleggers op het terrein van [het benadeelde bedrijf 1] lopen. Vanaf 05:47 uur liepen deze vijf personen vanaf de opleggers meermalen met steekwagens en karren met dozen, dan wel handen vol dozen, door de looppoort richting de personeelsparkeerplaats van [het benadeelde bedrijf 1] . Hierna verdwenen zij even uit het zicht en liepen daarna met lege steekwagens, karren en handen terug door de looppoort. Deze dozen werden vervolgens vanaf de personeelsparkeerplaats met steekwagens en karren neergezet bij een doorgang in het hekwerk dat stond tussen [het benadeelde bedrijf 1] en [het benadeelde bedrijf 2] , waarna de dozen vanaf dit hekwerk naar een gebouw verderop werden gebracht. Deze handelingen duurden tot omstreeks 06:29 uur. Om 06:30 uur stond het groepje van deze vijf personen bij het hekwerk, waarna zij richting het gebouw liepen waar zij de dozen hadden neergezet. Vervolgens liep om 06:31 uur één persoon weg van dit gebouw en om 06:32:03 uur liepen er nog twee personen weg. Om 06:32:24 uur liep er één persoon terug naar het gebouw. Enige tijd later kwam er om 06:52 uur een witte bestelbus, naar later is vastgesteld van het merk en type Volkswagen Crafter met [kenteken 3] , vanuit de Heraclesstraat aangereden. De bestelbus reed achteruit naar het gebouw en parkeerde daar. Tegelijkertijd kwamen er achter de bestelbus twee personen aangelopen die ook naar het gebouw toeliepen. Hierna liepen er meerdere personen op en neer om de dozen achterin de bestelbus te laden. Om 06:56 uur stapte er één persoon aan de bestuurderskant in de bestelbus, waarna de bus wegreed. Hierna waren er geen personen meer in beeld.
Uit de camerabeelden van [het benadeelde bedrijf 2] blijkt vervolgens dat om 06:57:24 uur de bestelbus het parkeerterrein van [het benadeelde bedrijf 2] opreed en dat er twee personen achter de bestelbus aanliepen. De bestelbus stopte vlakbij de blauwe Peugeot 306. De twee personen die achter de bestelbus liepen, liepen naar deze blauwe Peugeot 306. Om 06:57:48 uur ging het portier aan de bestuurderskant van de bestelbus open en stapte er één persoon uit. Er bleef een tweede persoon in de bus zitten. De persoon die uit de bestelbus was gestapt, liep ook naar de blauwe Peugeot 306 en om 06:58:02 uur stapten de drie personen in deze auto. Op dat moment kwamen er ook twee personen op de fiets het parkeerterrein van [het benadeelde bedrijf 2] op gefietst. Deze fietsers kwamen vanuit dezelfde richting als waar even daarvoor de bestelbus vandaan kwam. Om 06:58:08 uur keerden de twee fietsers om en fietsten zij terug in de richting van waar zij zojuist vandaan kwamen. Om 06:58:13 uur wilde ook de bestelbus wegrijden. Op dat moment kwamen meerdere politieauto’s het parkeerterrein opgereden, die zich naar aanleiding van meldingen van de beveiliging al hadden gepositioneerd in de omgeving van de bedrijven. De drie personen die in de blauwe Peugeot 306 zaten, stapten uit en renden weg.
Op het parkeerterrein werden deze drie weggerende personen vervolgens aangehouden en dit betroffen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Ook werd de bestuurder van de bestelbus aangehouden en dit bleek [medeverdachte 4] te zijn. Op de Dongenseweg werd [verdachte] aangehouden. Korte tijd na deze aanhoudingen werd door de beveiliging van [het benadeelde bedrijf 2] gezien dat er twee personen het terrein van [het benadeelde bedrijf 2] op kwamen gelopen en in de grijze Peugeot 206 stapten. Deze twee personen werden ook aangehouden en betroffen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] .
In de witte bestelbus werden 222 dozen met Dell laptops, 9 dozen met monitorschermen en 1 doos met een docking station aangetroffen.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de zeven verdachten die zijn aangehouden ook de personen zijn die zich schuldig hebben gemaakt aan de ladingdiefstal en de vernielingen van de hekwerken en de veldkast.
Herkenningen verdachten
De rechtbank stelt vast dat VE1 [verdachte] is. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij aan anderen moest melden of er activiteiten rondom of op het terrein waren. Deze verklaring komt overeen met waargenomen gedragingen van verdachte VE1 op de camerabeelden.
Over VE2 tot en met VE6 overweegt de rechtbank als volgt. Verbalisant [verbalisant] heeft de camerabeelden van [het benadeelde bedrijf 1] en [het benadeelde bedrijf 2] vergeleken met de kleding en signalementen van de aangehouden verdachten. De verbalisant heeft deze verdachten als volgt herkend:
VE2 als zijnde [medeverdachte 5] ;
VE3 als zijnde [medeverdachte 1] ;
VE4 als zijnde [medeverdachte 4] ;
VE5 als zijnde [medeverdachte 6] ;
VE6 als zijnde [medeverdachte 3] .
De rechtbank oordeelt de herkenningen door de verbalisant betrouwbaar. Daarbij is van belang dat de rechtbank heeft geconstateerd dat de bewegende beelden van voldoende kwaliteit zijn. Ook zijn op de beelden per verdachte duidelijke en onderscheidende uiterlijke kenmerken waarneembaar. Bovendien worden de herkenningen ondersteund door de omstandigheid dat al deze verdachten op of rondom de plaats delict zijn aangehouden op een dag en tijdstip waarop geen sprake was van enige (andere) bedrijvigheid ter plaatse, terwijl die aanhouding ook in de tijdslijn strookt met de op de camerabeelden waargenomen gedragingen van verdachten [medeverdachte 4] is als bestuurder van de bestelbus aangehouden, waarin de gestolen goederen aanwezig waren. Op dat moment zijn ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in de buurt van de bestelbus aangehouden. Enige tijd later zijn ook [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] op de plaats delict aangehouden. Dat [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] bij de aanhouding mogelijk niet alle kleding meer droegen die zij aanhadden ten tijde van het plegen van de feiten en op basis waarvan zij dus zijn herkend op de camerabeelden, doet daar niet aan af. Op grond van alle bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien oordeelt de rechtbank bewezen dat VE2 tot en met VE6 achtereenvolgens [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 3] zijn.
Onder de zeven aangehouden verdachten op de plaats delict bevond zich ook verdachte [medeverdachte 2] . Hij is door de verbalisant niet herkend op de camerabeelden. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat verdachte [verdachte] de gehele nacht en ochtend op de uitkijk heeft gestaan en hij niet op het terrein van [het benadeelde bedrijf 1] is geweest. Verder is vastgesteld dat vóór 06:31 uur vijf personen aanwezig waren op het terrein van [het benadeelde bedrijf 1] .
Uit het proces-verbaal door verbalisant [verbalisant] dat is opgesteld over de beelden van [het benadeelde bedrijf 1] , meer specifiek ‘fragment 20, bestand 3’, stelt de rechtbank het volgende vast als het gaat over de activiteiten die te zijn op deze beelden en het aantal personen dat dan steeds te zien is:
Tijdstip
Aantal personen voor activiteit
Activiteit
Aantal personen na activiteit
6.31.19
5
1 persoon liep weg van het gebouw
4
6.32.03
4
2 personen liepen weg
2
6.32.24
2
1 persoon loopt terug naar gebouw
3
6.52.03
3
Witte bestelbus komt aangereden
4
6.52.31
4
Witte bestelbus parkeert en tegelijkertijd komen er twee personen aanlopen naar het gebouw
6
Vanaf 06:31 uur liepen er dus in totaal drie van deze vijf personen weg van het terrein, van welke personen er één om 06.32.24 uur naar het gebouw is teruggelopen. Vervolgens kwam om 06:52 uur de bestelbus aangereden en achter deze bus liepen twee personen. De rechtbank leidt hieruit af dat er, met de komst van de bestelbus die logischerwijs moet zijn bestuurd door iemand, een zesde persoon zich bij de oorspronkelijke vijf personen heeft gevoegd op het terrein van [het benadeelde bedrijf 1] die bij het inladen van de bestelbus betrokken is geweest. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over de identiteit van de oorspronkelijke vijf personen heeft vastgesteld en de plaats en het tijdstip waarop hij is aangehouden, moet dit [medeverdachte 2] zijn geweest.
Medeplegen van of medeplichtigheid aan ladingdiefstal (feit 1)
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van dan wel medeplichtige aan de ladingdiefstal.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan en dat hij moest melden of er activiteiten rondom of op het terrein waren. Deze verklaring komt overeen met waargenomen gedragingen van verdachte op de camerabeelden. Daarbij komt dat verdachte vrijwel de hele tijd alleen heeft gestaan en dus afgezonderd is geweest van de andere verdachten. Verder is niet gebleken dat verdachte veelvuldig contact had met de medeverdachten. Verdachte is dan ook opzettelijk behulpzaam geweest en heeft inlichtingen verschaft.
Gelet op deze rol van verdachte en het ontbreken van feiten en omstandigheden die wijzen op een materiële bijdrage van voldoende gewicht, is dit onvoldoende voor het primair tenlastegelegde medeplegen van de ladingdiefstal. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Verdachte heeft zich door zo te handelen wel schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan ladingdiefstal in vereniging, zoals is ten laste gelegd onder feit 1 subsidiair.
Medeplegen van vernielingen hekwerken en veldkast (feit 2)
Verdachte wordt ook verweten dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan vernieling van hekwerken bij [het benadeelde bedrijf 2] en aan vernieling van hekwerken en het onbruikbaar maken van een veldkast bij [het benadeelde bedrijf 1] .
Vast staat dat verdachte bij feit 1 op de uitkijk heeft gestaan en zelf geen vernielingen heeft gepleegd. Vast staat ook dat verdachte bij feit 1 is vrijgesproken van het medeplegen van de inbraak waarbij de hekwerken en de veldkast zijn vernield. Gelet hierop kan verdachte evenmin als medepleger van de vernielingen worden aangemerkt. Nu onder feit 2 medeplichtigheid aan het medeplegen van de vernielingen niet aan verdachte is tenlastegelegd, zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1, subsidiair
[medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5]
en [medeverdachte 6] omstreeks 5 november 2023 te Tilburg , tezamen en
in vereniging met anderen een hoeveelheid dozen met
laptops en een hoeveelheid dozen met monitorschermen en een doos met
een dockingstation die aan [het benadeelde bedrijf 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik
hebben gebracht door middel van braak en verbreking en inklimming,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 4 november 2023 tot en met 5 november 2023 te Tilburg opzettelijk behulpzaam is geweest en inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] te vergezellen naar de plaats des misdrijfs en vervolgens op de uitkijk te staan en die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] te waarschuwen voor de komst van politie.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport van 10 oktober 2023 voor de zaak met parketnummer 02/188377-23. Hierbij houdt hij er rekening mee dat de feiten zijn gepleegd in een professioneel georganiseerd verband en dat er een grote hoeveelheid goederen met een aanzienlijke waarde zijn weggenomen. Daarnaast heeft verdachte zich eerder schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten en is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank komen tot een bewezenverklaring, dan dient bij de strafoplegging rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat niet goed met zijn mentale gezondheid en hij gebruikt medicatie om psychoses te voorkomen. Desondanks is hij hard aan het werk om zijn leven terug op de rit te krijgen en kan hij binnenkort een nieuwe woning betrekken die hij met behulp van de reclassering heeft gekregen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou grote (mentale) gevolgen hebben voor verdachte. Verder is artikel 63 Sr van toepassing. De verdediging bepleit oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan ladingdiefstal in vereniging bij [het benadeelde bedrijf 1] . Bij deze ladingdiefstal is een grote hoeveelheid goederen met een aanzienlijke waarde gestolen. Deze vorm van vermogenscriminaliteit brengt enorme schade toe aan onder meer transportbedrijven, de detailhandel en de verzekeraars. Daardoor wordt indirect ook schade toegebracht aan de consument, die uiteindelijk een hogere prijs moet gaan betalen vanwege de doorberekening van de geleden schade in de prijzen. Ook leiden dit soort feiten tot veel overlast bij de bedrijven en worden zij genoodzaakt steeds verdergaande maatregelen te nemen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Daarnaast brengen de gepleegde feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2023 is veroordeeld voor onder andere diefstal. Vanwege de op 24 februari 2023 opgelegde deels voorwaardelijke straf, liep verdachte ten tijde van het plegen van onderhavig feit in een proeftijd. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens. De destijds opgelegde (voorwaardelijke) straf heeft verdachte er niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan diefstal. In het voordeel van verdachte zal rekening worden gehouden met de veroordeling door de politierechter op 24 november 2023 (het van toepassing zijn van artikel 63 Sr). De rechtbank houdt verder in het voordeel van verdachte rekening met de informatie zoals die uit het reclasseringsrapport blijkt alsook zijn bekennende houding waaruit blijkt dat hij enigszins verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel in het strafbare feit.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 76 dagen met aftrek van het voorarrest passend en legt dit aan verdachte op. Zij ziet geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden op te leggen, nu deze in het kader van een eerdere veroordeling reeds van kracht zijn.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [het benadeelde bedrijf 1] vordert een schadevergoeding van € 7.923,03 aan materiële schade, bestaande uit een vijftal posten, te weten inspectie herstel schade
(€ 174,25), reparatie storing schuifpoort (€ 1.431,02), reparatie hekwerk (€ 1.405,08), kosten/omzet bederf (€ 3.582,68) en kosten gewerkte uren (€ 1.330,00).
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij in beginsel verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Door de verdediging is aangevoerd dat de benadeelde partij mogelijk een verzekering heeft die de geleden materiële schade dekt of heeft gedekt. Nu het niet ongebruikelijk is dat grote vervoersbedrijven zoals [het benadeelde bedrijf 1] over een dergelijke verzekering beschikken, is deze betwisting voldoende gemotiveerd. Het voeren van een verdere discussie en eventuele bewijsvoering hierover is dan ook nodig, maar dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. Om die reden zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging 02/229771-22

De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2023 toe te wijzen.
De verdediging heeft primair bepleit om de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging te verlengen. Subsidiair wordt verzocht om de vordering deels toe te wijzen en om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. De rechtbank zal dit ook doen, in die zin dat de maand gevangenisstraf ten uitvoer wordt gelegd en wordt omgezet naar een taakstraf van 120 uur.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 48, 49, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 1 primair en feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1, subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en verbreking en inklimming;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 76 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [het benadeelde bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging 02/229771-22
- gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2023, te weten één maand gevangenisstraf;
- bepaalt dat deze straf wordt omgezet in een taakstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.