ECLI:NL:RBZWB:2024:2971

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
02-095683-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor pogingen tot zware mishandeling en bedreiging met een mes in Tilburg

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en bedreiging. De verdachte werd beschuldigd van het steken van twee aangevers, [aangever 1] en [aangever 2], met een mes op 8 april 2023 in Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de aangevers met een mes heeft gestoken, wat resulteerde in verwondingen aan hun schouders. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan pogingen tot zware mishandeling, maar sprak hem vrij van de pogingen tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat de aanmerkelijke kans op overlijden bestond.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 aan immateriële schade aan [aangever 1], vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank overwoog dat het gedrag van de verdachte een grove inbreuk op de lichamelijke integriteit van de aangevers had gemaakt en dat dergelijk geweld bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-095683-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 te [plaats] ( [land] ),
verblijvende te [adres] ,
raadsvrouw mr. R. Dijkstra, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 april 2024, waarbij de officier van justitie mr. G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte aangevers [aangever 1] en [aangever 2] op 8 april 2023 in Tilburg met een mes heeft gestoken, en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag of een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast zou verdachte voornoemde aangevers op 8 april 2023 hebben bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Bewezenverklaring zonder nadere motivering - feit 3 (bedreiging)
De onder 3 ten laste gelegde bedreiging is door verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2
Bewijsoverweging - feiten 1 en 2 (pogingen doodslag/zware mishandeling)
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 impliciet
primairten laste gelegde pogingen tot doodslag. Wel komt hij tot de bewezenverklaring van de onder 1 en 2
impliciet subsidiairten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling.
Het is niet aannemelijk geworden dat iemand anders de dader is. Door de aangevers op dergelijke wijze te steken heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is die de aangevers [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestoken met een mes.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Betrokkenheid van verdachte
De vraag is dus of het verdachte is geweest die aangevers [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestoken. De rechtbank overweegt als volgt.
[aangever 1] heeft verklaard dat hij in de nacht van 8 april 2023 met vrienden op het terras van [cafe] in Tilburg zat en dat er op enig moment drie, voor hem onbekende, jongens op hen afliepen. Hij hoorde dat verdachte tegen zijn vriend [aangever 2] zei dat hij met hem wilde praten. [aangever 2] is met verdachte meegelopen, waarna [aangever 1] besloot om hen te volgen.
[aangever 1] zag dat verdachte een mes in zijn hand had en [aangever 2] daarmee in zijn linkerarm stak. [aangever 1] en [aangever 2] zijn vervolgens weggerend, maar werden achtervolgd door verdachte. [aangever 1] is tijdens de achtervolging gestruikeld over een tafel waardoor hij door verdachte werd ingehaald. Verdachte stak het mes uit richting [aangever 1] en raakte hem in zijn linkerschouder.
Nadat verdachte is weggerend zag [aangever 1] het mes op de grond liggen en overhandigde dit aan de politie. Op het moment dat hij werd gestoken voelde [aangever 1] geen pijn. Later voelde hij een tintelend gevoel in zijn schouder. [aangever 1] is in het ziekenhuis behandeld. Daar is geconstateerd dat hij onder andere een
steekverwondingvan 3 mm had in zijn linkertrapezius (
schouderspier) en een
snijwondvan 2 mm in zijn linkeronderarm.
[aangever 2] heeft verklaard dat hij verdachte kende uit de stad en dat zij een keer hebben gepraat en toen nummers hebben uitgewisseld. Verdachte heeft [aangever 2] op
7 april 2023 gebeld omdat hij hem wilde zien. [aangever 2] heeft verdachte toen verteld dat hij die avond in de stad zou zijn en dat hij daar naar toe moest komen.
Die avond zag [aangever 2] dat verdachte het terras van [cafe] op liep en tegen hem zei dat hij mee moest lopen. [aangever 2] is samen met twee vrienden meegelopen naar de overkant van de straat, waar verdachte gelijk begon te vechten. Verdachte stak [aangever 2] met een mes in zijn schouder. [aangever 2] is met zijn vrienden terug naar het café gelopen, waarna [aangever 1] door verdachte met hetzelfde mes in zijn schouder werd gestoken. Het mes zou uit verdachtes hand zijn gevallen toen [aangever 2] hem sloeg met een loopkruk.
Op het moment dat de politie kwam, renden verdachte en zijn vrienden weg. [aangever 2] is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Daar is geconstateerd dat hij een
steekwondvan 2,5 cm aan de voorkant van zijn linkerschouder en een
steekwondvan 0,5 mm aan de rugzijde van zijn linkerschouder had.
Door de politie zijn de camerabeelden van [cafe] bekeken. Op de beelden is onder meer waargenomen dat verdachte op 8 april 2023 om 00:58:57 uur met een vriend het terras op komt lopen. Hij loopt naar de groep van de aangevers en begroet hen. [aangever 2] staat vervolgens op en loopt met verdachte uit beeld, naar de overkant van de straat. Kort daarna loopt [aangever 1] achter de mannen aan.
Om 01:01:46 uur rennen [aangever 2] en [aangever 1] terug het terras op. Kort daarna komen ook verdachte en zijn vriend weer het terras op gelopen. Verdachte heeft een telefoon in zijn hand en lijkt te filmen. Op de camerabeelden is te zien dat [aangever 2] op verdachte afloopt en een wijzende beweging maakt. Verdachte reageert hierop, maar op de beelden is niet goed te zien wat hij precies doet. Vervolgens haalt [aangever 2] met een loopkruk uit richting verdachte. Verdachte valt hierop [aangever 2] aan. Te zien is dat verdachte iets in zijn rechterhand heeft, maar wat het precies is, is niet goed te zien. Een vriend van verdachte gooit vervolgens iets naar [aangever 2] . [aangever 1] heeft ondertussen een andere loopkruk gepakt en maakt hiermee een slaande beweging in de richting van verdachte. Verdachte maakt vervolgens een slaande beweging richting [aangever 2] en lijkt daarna twee keer iets van de grond te pakken. Een vriend van verdachte gooit nog iets naar [aangever 1] en daarna rennen verdachte en zijn vriend het terras af.
De rechtbank heeft tijdens de zitting uitgebreid naar de beelden gekeken en kan bovenstaande beschrijving daarvan bevestigen. Opvallend is dat het verdachte is die steeds de confrontatie zoekt. Eveneens opvallend is dat verdachte - nadat hij op het terras een aantal keer flink heeft uitgehaald - er plots vandoor gaat nadat hij minimaal twee voorwerpen van de grond heeft opgepakt.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij alleen met [aangever 2] wilde praten en dat hij juist door de aangevers werd aangevallen met een mes. Hij ontkent een mes bij zich te hebben gehad en ontkent dat hij de aangevers heeft gestoken.
Gelet op al de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het wel degelijk verdachte is die de slachtoffers heeft gestoken met een mes. De verklaringen van de aangevers komen overeen met het geconstateerde letsel en met hetgeen op de camerabeelden is waargenomen
.Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, dat de aangevers door een ander dan verdachte snij- en steekwonden hebben opgelopen, is - bij gebrek aan enig aanknopingspunt - niet aannemelijk geworden.
Poging tot doodslag?
De vraag is vervolgens of verdachte zich door zo te handelen schuldig heeft gemaakt aan de pogingen tot doodslag. Om tot een bewezenverklaring daarvan te komen, moet de rechtbank vaststellen dat door het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de slachtoffers zouden kunnen komen te overlijden.
De rechtbank acht hiervoor in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig. Hierbij wijst de rechtbank op het relatief lichte letsel en de beperkte informatie over het steekwapen en de wijze waarop het letsel bij de aangevers precies is toegebracht. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 en 2 impliciet primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag.
Poging tot zware mishandeling?
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan pogingen tot zware mishandeling. [aangever 2] had twee steekwonden in zijn linkerschouder en [aangever 1] had een steekverwonding in zijn linkerschouderspier en een snijwond in zijn linkeronderarm. Bij het steken met een mes in de schouder en arm bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat die persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt, bijvoorbeeld ernstige weefselschade en een blijvend litteken, ook indien betrekkelijk weinig kracht wordt uitgeoefend. Door de aangevers daar te steken heeft verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven geroepen. Bovendien stak verdachte in een dynamische situatie en had hij in plaats van de schouder bijvoorbeeld ook de hals van de aangevers kunnen raken. De gedraging van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van de aangevers, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Er zijn geen contra-indicaties gebleken die aan dit oordeel kunnen afdoen.
Gelet daarop zijn de pogingen tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder 1 en 2
impliciet primairten laste gelegde pogingen tot doodslag. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2
impliciet subsidiairten laste gelegde pogingen tot zware mishandeling.
4.3
De bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden voor de feiten 1 en 2. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 3 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 8 april 2023 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangever 1] met een mes in diens arm en schouder heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 8 april 2023 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangever 2] met een mes in diens schouder heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 8 april 2023 te Tilburg, [aangever 1] en [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangever 1] meerdere whatsapp-berichten te sturen, waaronder:
- een afbeelding van een vuurwapen en
- tekstberichten met als inhoud “Je ga dood” en “Tilburg is van mij” en “Waar ben je” en “Ik kom nu nu” en “Zie jou vanavond “ en “Als ik jou niet schiet dan ben ik geen man”
en
die [aangever 2] meerdere whatsapp-berichten te sturen, waaronder:
- een afbeelding van een vuurwapen en
- tekstberichten met als inhoud “Deze ga in jou kont. Je bent pas hier. Kkr Vluchteling”.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraak dient geen straf te worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de
omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke
omstandigheden van verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in
aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangevers [aangever 1] en [aangever 2] en het bedreigen van deze aangevers.
Op 8 april 2023 heeft verdachte in een uitgaansgebied in het centrum van Tilburg [aangever 2] in zijn schouder en [aangever 1] in zijn schouder en arm gestoken met een mes. De aangevers mogen van geluk spreken dat de verwondingen die zij daarbij opliepen relatief beperkt zijn gebleven. Het gedrag van verdachte had immers tot ernstigere lichamelijke gevolgen kunnen leiden Door zo te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van de aangevers. Ook in algemene zin draagt een dergelijk gewelddadig optreden bij aan de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit.
Uit een psychologisch rapport van 3 augustus 2023, waaraan verdachte beperkt zijn medewerking heeft verleend, blijkt dat sprake is van een antisociaal gedragspatroon, aantoonbaar vanaf achttienjarige leeftijd met herhaald (agressief) delictgedrag en het niet nakomen van afspraken.
Vanwege het beperkte onderzoek kunnen verder weinig conclusies worden getrokken.
Reclassering Nederland heeft een aanvullend rapport over verdachte opgemaakt op
16 april 2024. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen meerwaarde in reclasseringstoezicht omdat verdachte zich gedurende zijn schorsingstoezicht onvoldoende begeleidbaar heeft opgesteld.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Het voorwaardelijke strafdeel dient er toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank vindt dit nodig omdat verdachte weigert enige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn agressieve gedrag en omdat de rechtbank - met de reclassering - zorgen heeft voor de toekomst.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van negen maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

7.1
Vordering van [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 18.000,00 aan immateriële schade.
7.1.1
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de
vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.1.2
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit resterende deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het
toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2:poging tot zware mishandeling;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de
rechter tenuitvoerlegging gelast;
- tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet
naleeft;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het - geschorste - bevel voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangever 1]van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro)aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever 1](feit 1),
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro)te
betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 april 2023 tot aan de dag der
voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling
20 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande
dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C.A.M. Los, voorzitter,
mr. M.M. Veldhuizen en mr. K. Verschueren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 mei 2024.
Mr. Veldhuizen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.