ECLI:NL:RBZWB:2024:297

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
02-193227-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en vervaardigen van kinderpornografie

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefzoon en het vervaardigen van kinderpornografische afbeeldingen van zijn stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 april 2016 tot en met 11 mei 2020 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn stiefzoon, die op dat moment minderjarig was. De verdachte heeft ook kinderpornografische afbeeldingen van zijn stiefdochter gemaakt en in bezit gehad, evenals dierenpornografie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de stiefzoon en stiefdochter, voor de geestelijke schade die zij hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/193227-21
vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Rijen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 januari 2024, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Namens de benadeelde partijen heeft mr. J. Faber de vorderingen tot schadevergoeding toegelicht. De benadeelde partijen hebben gebruikt gemaakt van het spreekrecht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. in de periode van 24 april 2016 tot en met 12 november 2016 seksueel is binnengedrongen bij zijn stiefzoon [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
2. in de periode van [geboortedag 2] 2016 tot en met 11 mei 2020 seksueel is binnengedrongen bij zijn stiefzoon [slachtoffer 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, dan wel dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de toen aan zijn zorg toevertrouwde stiefzoon [slachtoffer 1] ;
3. in de periode van 3 januari 2016 tot en met 10 januari 2016 kinderpornografische afbeeldingen van zijn stiefdochter [slachtoffer 2] heeft gemaakt, die toen de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, en in zijn bezit heeft gehad, dan wel in de periode van 1 januari 2016 tot en met 11 mei 2020 heimelijk afbeeldingen van haar heeft gemaakt in zijn woning;
4. in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2020 kinderporno heeft verworven en in bezit heeft gehad;
5. in de periode van 1 januari 2016 tot en met 19 juni 2020 dierenporno in bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak voor feit 1 en feit 2 primair, omdat verdachte niet seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Hij acht wel de ontuchtige handelingen onder feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de duidelijke, consequente en eenduidige verklaring van [slachtoffer 1] en het aanwezige steunbewijs.
Ook feit 3 primair kan wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft heimelijk kinderpornografische afbeeldingen vervaardigd van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en deze in zijn bezit gehad.
De feiten 4 en 5 kunnen ook bewezen worden verklaard. Verdachte heeft de kinder- en dierenporno zoals aangetroffen op de verschillende gegevensdragers verworven en in zijn bezit gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2. Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] seksueel heeft misbruikt. De verklaring van [slachtoffer 1] is onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen worden gebruikt. [slachtoffer 1] verklaart over het misbruik steeds iets anders, ook tegenover anderen. Bovendien hebben [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en hun moeder mw. [moeder van slachtoffers] (hierna: [moeder van slachtoffers] ) na [slachtoffer 1] ’ “disclosure” (onthulling) met elkaar gesproken, dus beïnvloeding van [slachtoffer 1] valt niet uit te sluiten. Daarnaast is er geen steunbewijs afkomstig uit een andere bron die de verklaring van [slachtoffer 1] op specifieke punten ondersteunt.
Ook voor feit 3 bepleit de verdediging integrale vrijspraak. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de aangetroffen thumbnails van [slachtoffer 2] uit vermoedelijk 2015, kinderpornografisch materiaal betreft. Daarnaast kan niet worden bewezen dat de thumbnails en de drie niet-toegankelijke video’s door verdachte in de ten laste gelegde periode zijn vervaardigd of dat hij deze in bezit heeft gehad.
Ten aanzien van feit 4 bepleit de verdediging eveneens vrijspraak, omdat alle accessible kinderporno is aangetroffen in de gebruikersdirectory van [slachtoffer 1] waartoe verdachte geen toegang had. De computer en Seagate 1TB waarop de bestanden in de toonmap zijn aangetroffen, werden ook gebruikt door de zoon van verdachte, zijn ex-vrouw en haar twee kinderen. Zij hadden ook toegang tot de gebruikersdirectory [verdachte] waardoor niet valt uit te sluiten dat een andere gebruiker van de computer verantwoordelijk is voor de LNK-files verwijzingen en verwijzingen in [bestand 1] .
De verdediging bepleit dat er geen enkel aanknopingspunt te vinden is dat wijst in de richting van verdachte wat betreft het bezit van dierenporno zoals ten laste gelegd onder feit 5. Bovendien is de dierenporno aangetroffen in de gebruikersdirectory van [slachtoffer 1] en de inmiddels overleden [naam 1] (de ex-schoonvader van verdachte). Er kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte verschillende pornografische bestanden opzettelijk in zijn bezit heeft gehad waardoor vrijspraak dient te volgen. Tot slot ontbreekt ook de overtuiging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Verdachte wordt verdacht van twee zedenfeiten die zien op het plegen van ontuchtige handelingen mede bestaand uit het seksueel binnendringen met zijn stiefzoon [slachtoffer 1] . De rechtbank zal zich eerst uitlaten over de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] .
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt allereerst vast dat [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over waar en hoe de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De kern van zijn appjes aan vriendin [naam 2] en zijn zus [slachtoffer 2] en wat hij hierover kort na deze appjes aan [slachtoffer 2] en zijn moeder [moeder van slachtoffers] vertelt, zijn WhatsApp-bericht aan zijn mentor op school, zijn brief en zijn latere verklaring afgelegd bij de politie is steeds hetzelfde. Het begon met een spelletje doen, durven of de waarheid, toen hij en verdachte in de auto zaten te wachten in de buurt van Barendrecht omdat zijn moeder en zus daar naar een kinderfeestje gingen. Verdachte heeft toen aan [slachtoffer 1] gevraagd of hij zijn lul uit zijn broek wilde halen. [slachtoffer 1] heeft dit uiteindelijk gedaan en verdachte heeft hem eventjes afgetrokken. Verdachte heeft gezegd dat het een geheimpje moest blijven. Niet lang daarna gingen de seksuele handelingen verder. Verdachte was porno aan het kijken in de hobbykamer en vroeg of [slachtoffer 1] ook mee wilde kijken. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] afgetrokken. Na een aantal keer heeft verdachte [slachtoffer 1] ook gepijpt. Vanaf dat moment gebeurde het pijpen nagenoeg steeds als het aftrekken ook plaatsvond. [slachtoffer 1] trok verdachte ook af. Meestal vond dat plaats in de hobbykamer, soms op de slaapkamer van [slachtoffer 1] en eenmaal in de woonkamer. [slachtoffer 1] heeft verdachte eenmaal anaal gepenetreerd in de woonkamer. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de omstandigheid dat [slachtoffer 1] op detailniveau anders heeft verklaard juist bij aan de betrouwbaarheid van die verklaring.
De rechtbank acht het voorts veelzeggend dat [slachtoffer 1] wat hem is overkomen niet groter maakt. Op de vraag of hij verdachte ook heeft gepijpt, heeft [slachtoffer 1] verklaard dat dat nooit heeft plaatsgevonden. Ook heeft hij verklaard dat het anaal penetreren slechts eenmaal heeft plaatsgevonden. Op vragen of er meer is gebeurd heeft [slachtoffer 1] geantwoord dat dit niet het geval is. Bovendien heeft [slachtoffer 1] ook over de frequentie van het misbruik duidelijk verklaard. Soms was dat één keer per maand, soms twee of drie keer per maand en soms wel twee of drie keer per week. In de app-berichten aan [naam 2] schrijft [slachtoffer 1] ook dat het niet is gedaan met dwang en dat hij om die reden denkt dat het zijn schuld is omdat hij het toeliet. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij soms opgewonden raakte van de ontuchtige handelingen en klaar kwam en dat hij zelf ook porno keek. Dit draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de authenticiteit en geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] .
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het gevoerde verweer dat betrekking heeft op de betrouwbaarheid van de verklaringen en acht zij de verklaringen van [slachtoffer 1] bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
De rechtbank overweegt, in het kader van het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv, dat het voldoende is dat de gebezigde verklaring op specifieke punten steun vindt in een ander bewijsmiddel, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is.
Via de app heeft [slachtoffer 1] zijn vriendin [naam 2] in vertrouwen genomen en gedetailleerd verteld waaruit het misbruik bestond. Op aandringen van [naam 2] heeft hij deze berichten vervolgens ook aan zijn zus [slachtoffer 2] laten lezen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij en [slachtoffer 1] beiden daardoor moesten huilen. Vervolgens heeft [slachtoffer 2] besloten om ook hun moeder [moeder van slachtoffers] , wakker te maken, terwijl zij op dat moment naast verdachte, haar echtgenoot, in bed sliep. Zij is meegegaan naar de kamer van [slachtoffer 1] en heeft toen de app-berichten ook gelezen. Zowel [slachtoffer 2] als [moeder van slachtoffers] verklaren vrijwel exact hetzelfde over de gang van zaken die nacht. [moeder van slachtoffers] heeft in haar schriftelijke slachtofferverklaring verklaard dat zij de berichten op de telefoon heeft gelezen omdat [slachtoffer 1] door zijn tranen niet in staat was om het te vertellen. Het gaat om een spontane disclosure midden in de nacht. [moeder van slachtoffers] heeft verdachte direct hierna, dus middenin de nacht, het huis uit gezet. De rechtbank overweegt dat het logisch en begrijpelijk is dat [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [moeder van slachtoffers] daarna daarover hebben gesproken met elkaar. Er is geen enkele aanwijzing die duidt op een vooropgezet plan om verdachte vals te beschuldigen. Het zou, gelet op de gang van zaken direct na de onthulling, ook niet in de rede liggen dat middenin de nacht te doen.
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij een hele tijd ervoor als eerste tegen een basisschoolvriendje, [naam 3] , had verteld wat er was gebeurd. [slachtoffer 1] was toen 14 jaar. [naam 3] wilde toen niks meer met hem te maken hebben en zei dat het vies was, waardoor [slachtoffer 1] het daarna niet meer aan iemand anders durfde te vertellen. In zijn verklaring bevestigt [naam 3] dat [slachtoffer 1] hem in de tweede klas van de middelbare school heeft verteld over misbruik door zijn stiefvader.
In mei 2020 heeft [slachtoffer 1] zijn mentor in vertrouwen genomen en haar via WhatsApp verteld over het misbruik.
De verklaring van [slachtoffer 1] over de eerste keer dat het misbruik plaatsvond, wordt bevestigd door de verklaring van [moeder van slachtoffers] , omdat zij heeft verklaard dat zij inderdaad naar een kinderfeestje in Barendrecht gingen. Volgens haar zou het kinderfeestje hebben plaatsgevonden op 24 april of 19 augustus 2016.
Conclusie
De betrouwbare verklaring van [slachtoffer 1] die op essentiële punten wordt ondersteund maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden bestaande uit het over en weer aftrekken, het pijpen van [slachtoffer 1] door verdachte en het eenmaal anaal laten penetreren van verdachte door [slachtoffer 1] . Nu er geen sprake is van seksueel binnendringen van [slachtoffer 1] zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich door het plegen van deze handelingen schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
Feiten 3, 4 en 5
Onder deze feiten wordt verdachte ervan verdacht dat hij kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 2] heeft vervaardigd en kinder- en dierenporno in bezit heeft gehad. Deze afbeeldingen zijn aangetroffen in de gebruikersdirectory van zowel [verdachte] als [slachtoffer 1] op de harde schijf van de computer die in de hobbykamer stond in de woning aan de [adres] te [plaats] en daarnaast ook op diverse gegevensdragers die afkomstig zijn uit de hobbykamer.
Toegang tot de computer en accounts
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld wie toegang had tot de computer in de hobbykamer. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat deze computer toebehoort aan verdachte en hij die al had toen hij nog samenwoonde met zijn ex-vrouw [naam 4] en hun zoon [naam 5] . Op deze computer werd Windows als besturingssysteem gebruikt. In Windows waren verschillende gebruikers bekend. Zowel het account van [verdachte] als het account van [slachtoffer 1] waren met een wachtwoord beveiligd. De volledige naam van het account [slachtoffer 1] betreft [slachtoffer 2] . Het account van [verdachte] bezit de administrator rechten. In Windows heeft een administratoraccount volledige controle over de bestanden, systemen en instellingen van de computer.
[slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [naam 5] en [moeder van slachtoffers] hebben verklaard dat zij het wachtwoord van het account [verdachte] niet kenden. Verdachte heeft op 28 februari 2023 verklaard dat er naast de computer een briefje lag met zijn wachtwoord en pincode, omdat dat moest van [moeder van slachtoffers] . Het wachtwoord van zijn account zou [wachtwoord] zijn, het [omschrijving wachtwoord] van verdachte. De politie heeft geprobeerd met dit wachtwoord in te loggen op het account [verdachte] maar dat is niet gelukt omdat het wachtwoord onjuist was. De rechtbank merkt de verklaring van verdachte dat zijn [wachtwoord] is dan ook aan als kennelijk leugenachtig. Anders dan verdachte heeft niemand verklaard over een briefje met wachtwoorden. Bovendien is gebleken dat niet meer is ingelogd op het account [verdachte] vanaf 11 mei 2020, de dag dat verdachte de woning heeft verlaten en de computer in de woning is achtergebleven. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat daarmee vaststaat dat verdachte de enige gebruiker was van het account [verdachte] .
Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben verklaard dat zij samen één account hadden. Gezien de omstandigheid dat de volledige naam van het account [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] betreft, is het aannemelijk dat de naam van het account op enig moment is gewijzigd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar wachtwoord haar geboortedatum was.
Kinderpornografische afbeeldingen op gegevensdragers
De rechtbank overweegt dat kinderpornografisch materiaal doorgaans niet via reguliere websites kan worden gevonden, maar enkel via het ‘darkweb’. Om daar toegang toe te krijgen zijn extra handelingen en computervaardigheden nodig. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de kinderpornografische afbeeldingen onder meer zijn aangetroffen op de harde schijf (Western Digital) afkomstig uit de computer en zijn terug te vinden in de gebruikersdirectory van [verdachte] en [slachtoffer 1] . De rechtbank acht het zeer onaannemelijk dat [slachtoffer 1] , die destijds nog maar 12 jaar oud was, zich de toegang tot het darkweb heeft verschaft om daar kinderpornografisch materiaal te bekijken. Bovendien verklaart dat ook niet waarom ook kinderpornografisch materiaal is aangetroffen op de gebruikersdirectory van [verdachte] . Hiervoor is vastgesteld dat verdachte de enige was die gebruik maakte van dit account. Daar komt bij dat het niet onaannemelijk is dat verdachte over het wachtwoord van [slachtoffer 2] beschikte, omdat zij daarvoor haar geboortedatum gebruikte en verdachte op die manier ook toegang had tot de gebruikersdirectory van [slachtoffer 1] . De rechtbank wordt daarin gesterkt door het aantreffen van de [gebruikersnaam] in zowel de gebruikersdirectory van [verdachte] als [slachtoffer 1] . Hiervan is namelijk ook op 17 december 2015 omstreeks 02.58 uur gebruik gemaakt. Aangezien dit een doordeweekse dag betreft en verdachte zelf heeft verklaard dat de kinderen dan slapen, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] – los van zijn jeugdige leeftijd op dat moment – gebruik heeft gemaakt van deze gebruikersnaam. Dit geldt temeer nu verdachte zelf in ploegendiensten werkt en juist wel geregeld ’s nachts wakker was.
Daarnaast is er ook kinderpornografisch materiaal aangetroffen op de gegevensdragers Seagate 1TB, Seagate 120GB en Lacie 20GB. Op de gegevensdrager Seagate 1TB zijn afbeeldingen, video’s en documenten opgeslagen die betrekking hebben op het gezin [achternaam 1] / [moeder van slachtoffers] en betreft hoogstwaarschijnlijk een op 28 september 2019 gemaakte back-up van de Western Digital harde schijf van de computer. Op de Seagate 120GB en Lacie 20GB zijn trouwfoto’s van [verdachte] en zijn ex-vrouw [naam 4] aangetroffen. Op de Lacie 20GB zijn ook foto’s van de geboorte van [naam 5] aangetroffen. De rechtbank stelt vast dat deze gegevensdragers allemaal zijn te herleiden naar verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij geen toegang had tot het account [slachtoffer 1] en dat de gegevensdragers niet aan hem toebehoren ongeloofwaardig. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die de kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad. De pleegperiode beperkt de rechtbank tot 11 mei 2020, omdat verdachte toen de woning heeft verlaten en de gegevensdragers in beslag zijn genomen. Daarnaast is onduidelijk gebleven op welk moment de afbeeldingen op de gegevensdagers terecht zijn gekomen.
Kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 2]
Op de gegevensdrager Seagate 1TB zijn afbeeldingen aangetroffen van een naakt meisje dat is gefotografeerd of gefilmd in een badkamer. De verbalisant die de afbeeldingen heeft bekeken heeft hierop het meisje herkend als [slachtoffer 2] . Hiervoor is reeds overwogen dat deze gegevensdrager hoogstwaarschijnlijk een back-up betreft van de computer die toebehoort aan verdachte. Uit de gegevens van de back-up blijkt dat het thumbnail bestand is opgeslagen in de persoonlijke bestanden directory van de gebruiker [verdachte] en dat het bestand is aangemaakt op 10 januari 2016. De afbeeldingen zijn vermoedelijk in de week voorafgaand aan 10 januari 2016 aangemaakt en/of bekeken door de specifieke gebruiker van de computer. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat verdachte de enige is die gebruik maakte van het account [verdachte] . Dit betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat hij degene is die de afbeeldingen in 2016 gemaakt en/of bekeken heeft.
De rechtbank wordt hierin gesterkt door de aangetroffen filmpjes van de badkamer en gang die heimelijk zijn gemaakt in 2020. Het betreffen filmpjes waarop [slachtoffer 2] (deels) naakt te zien is. Bij de filmpjes van de badkamer is zichtbaar dat is gefilmd door een kier. Het filmen door een kier van een (deels) bloot meisje in de badkamer komt volledig overeen met de afbeeldingen uit 2016.
Van de filmpjes van de gang zijn afbeeldingen aanwezig waarop een uitsnede is gemaakt waarop is ingezoomd op het blote onderlichaam. [slachtoffer 2] heeft zichzelf herkend op al deze afbeeldingen die in 2020 zijn gemaakt en heeft daarover verklaard dat zij de badkamer herkent. De afbeelding komt overeen met de manier waarop zij zichzelf toentertijd in de badkamer opfriste als verdachte thuis was waarbij zij haar shirt expres aanhield. Over de schoenen en het vest dat zichtbaar is op deze afbeeldingen heeft [slachtoffer 2] verklaard dat deze van verdachte zijn en dat zij ziet dat de beelden zijn gemaakt vanuit de hobbykamer. Bovendien heeft [slachtoffer 2] ook verklaard dat zij al langer het vermoeden had dat zij stiekem werd bekeken door verdachte. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het verdachte is die de afbeeldingen in 2020 en 2016 heeft gemaakt en dat het [slachtoffer 2] is die op de afbeeldingen is te zien.
In totaal zijn er 56 heimelijke afbeeldingen aangetroffen waarop [slachtoffer 2] te zien is in de badkamer. Zij is zichzelf aan het afdrogen en is volledig naakt te zien. [slachtoffer 2] was op dat moment 15 jaar oud. Deze afbeeldingen zijn door de politie als kinderpornografisch beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat deze afbeeldingen strekken tot seksuele prikkeling.
Het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderpornografische afbeeldingen heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad waarop [slachtoffer 2] naakt te zien was terwijl zij 15 jaar oud was.
Dierenpornografisch materiaal
Naast kinderpornografie is ook een zeer grote hoeveelheid dierenpornografisch materiaal
aangetroffen. Het gaat daarbij om 3624 foto’s en 290 films/video’s. Het grootste deel van het dierenpornografische materiaal is aangetroffen op de Seagate 120GB. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat deze gegevensdrager te herleiden is naar verdachte. Bovendien is niet enkel dierenpornografisch materiaal aangetroffen op deze harde schijf, maar ook op andere gegevensdragers waaronder de harde schijf die afkomstig is uit de computer van verdachte. Daarop zijn 13 accessible afbeeldingen aangetroffen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte afbeeldingen en video’s in bezit heeft gehad, waarop ontuchtige handelingen zichtbaar zijn tussen mens en dier, zoals genoemd in de tenlastelegging. De pleegperiode beperkt de rechtbank tot 11 mei 2020, omdat verdachte toen de woning heeft verlaten, de gegevensdragers in beslag zijn genomen en onduidelijk is gebleven op welk moment de afbeeldingen op de gegevensdagers terecht zijn gekomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2
subsidiair
op meerdere tijdstippen in de periode van 24 april 2016 tot en met 11 mei 2020, in Nederland, met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2004, die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd te weten het:
- zich laten aftrekken door voornoemde [slachtoffer 1] , en
- aftrekken van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] , en
- - het brengen van de penis van voornoemde [slachtoffer 1] in de mond van
verdachte, en
- het zich anaal laten penetreren door voornoemde [slachtoffer 1] ;
3
in de periode van 3 januari 2016 tot en met 10 januari 2016, te [plaats] , een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten 56 foto’s van seksuele gedragingen, waarbij iemand, die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2000, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft vervaardigd en in bezit gehad,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: heimelijke
opnames van deze [slachtoffer 2] , die zich naakt bevond in de badkamer terwijl zij zich aan het afdrogen was en waarbij door het camerastandpunt nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of billen in beeld gebracht worden, waarbij de afbeelding strekt tot seksuele prikkeling;
[bestand 2]
4
op 11 mei 2020, te [plaats] , gegevensdragers bevattende afbeeldingen heeft verworven en in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren met de penis en/of vinger/hand
en/of voorwerp van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
[bestand 3] (pag. 112 van het eind
proces-verbaal)
[bestand 4]
(pag. 112 en 113 van het eind proces-verbaal)
en
- het met de vinger/hand en/of voorwerp betasten/aanraken van de geslachtsdelen van
het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog heeft
bereikt
[bestand 3] (pag. 112 van het eind
proces-verbaal)
[bestand 4]
(pag. 112 en 113 van het eind proces-verbaal)
en
- het geheel en/of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze
perso(o)n(en) poseren in een onnatuurlijke houding en/of met onnatuurlijke
voorwerpen, waarbij nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of billen in beeld
gebracht worden,(waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele
strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
[bestand 5] (pag. 112 van het eind
proces-verbaal)
[bestand 4]
(pag. 112 en 113 van het eind proces-verbaal)
[bestand 6] (pag. 117 van het eind proces-verbaal)
[bestand 7] (pag. 117 van het eind proces-verbaal)
[bestand 8] (pag. 118 van het eind proces-verbaal)
[bestand 9] (pag. 118 van het eind proces-verbaal)
[bestand 10] (pag. 119 van het eind proces-verbaal)
[bestand 11] (pag. 120 van het eind proces-verbaal)
[bestand 12] (pag. 120 van het eind proces-verbaal)
en
- het ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar
nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of
waarbij op dat lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, (waarbij)
de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of
strekt tot seksuele prikkeling
[bestand 13] (pag. 118 van het eind proces-verbaal)
5
op 11 mei 2020, te [plaats] , afbeeldingen en videofragmenten, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen en/of videofragmenten ontuchtige handelingen zichtbaar
zijn waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit (onder meer) - zakelijk weergegeven-
- het vaginaal en oraal penetreren met de penis van een dier, te weten een hond,
van het lichaam van een volwassen vrouw en/of
- het vaginaal en oraal penetreren met de penis van een dier, te weten een paard,
van het lichaam van een volwassen vrouw en/of
- het vaginaal penetreren van het lichaam van een volwassen vrouw met een dier, te
weten een vis en/of
- het oraal penetreren met de tong van een dier te weten een kat van het lichaam
van een volwassen vrouw.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van meerdere jaren ontuchtige handelingen gepleegd met [slachtoffer 1] , de zoon van zijn toenmalige partner. [slachtoffer 1] was destijds 12 tot 15 jaar oud. Zij vormden een samengesteld gezin en verdachte was mede verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van [slachtoffer 1] . De handelingen vonden voornamelijk plaats in het huis waar het samengestelde gezin woonachtig was. Dit zou bij uitstek een plek moeten zijn waar een kind veilig moet kunnen zijn.
Dat verdachte met zijn handelen op zeer grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] staat buiten kijf. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die in hun jeugd seksueel zijn misbruikt hiervan ook op latere leeftijd nog de (psychische) gevolgen kunnen ondervinden. Het is dan ook van groot belang dat kinderen worden beschermd tegen de seksuele toenadering door volwassenen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op [slachtoffer 1] had en heeft ervoor gekozen zijn eigen seksuele behoeftes te laten prevaleren boven de belangen van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] die op dat moment erg veel last ondervond van de omstandigheid dat hij geen contact meer had met zijn biologische vader en op school gepest werd. Dat het feit voor [slachtoffer 1] grote gevolgen heeft gehad – en nog steeds heeft – blijkt uit het verzoek tot schadevergoeding en het ter zitting uitgeoefende spreekrecht. [slachtoffer 1] is ruim tweeënhalf jaar onder behandeling geweest en heeft traumabehandeling gevolgd. [slachtoffer 1] ervaarde in aanloop naar de zitting nog steeds veel spanningen en flashbacks.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen van [slachtoffer 2] . Deze afbeeldingen zijn gemaakt terwijl [slachtoffer 2] zich in de badkamer bevond. Zij heeft zich jarenlang begluurd gevoeld en durfde zelfs niet meer te douchen als verdachte in de woning aanwezig was. Zij is bij de politie geconfronteerd met de foto’s die verdachte van haar heeft gemaakt. Ook [slachtoffer 2] heeft psychische gevolgen ondervonden door het handelen van verdachte.
Bovendien heeft het handelen van verdachte ook grote impact gehad op de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij haar vertrouwen ernstig heeft geschaad door de momenten dat hij alleen was met [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] te misbruiken voor zijn eigen genot, terwijl hun moeder in de veronderstelling verkeerde dat haar kinderen bij hem veilig waren.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinder- en dierenpornografisch materiaal. Kinderporno is verwerpelijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen ernstig seksueel worden misbruikt en uitgebuit. De betrokken kinderen lopen vaak naast lichamelijke ook psychische schade op die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Verdachte heeft met het downloaden van de afbeeldingen bijgedragen aan het in stand houden van de verspreiding en productie van kinderporno. Dit geldt ook voor het bezit van de dierenporno. Voor het vervaardigen daarvan zijn dieren misbruikt die respectloos zijn behandeld en mogelijk ook pijn zijn aangedaan, en ook hiervoor geldt dat door het bezit van deze afbeeldingen de vraag naar dierenporno blijft bestaan, waardoor de productie ervan wordt bevorderd.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanleiding om de op te leggen straf te matigen.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Daarin is aan verdachten in strafzaken het recht toegekend op berechting binnen een redelijke termijn. Daarop kan inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de termijn is gaan lopen op 12 juli 2020, de datum waarop verdachte in verzekering is gesteld en verhoord. De rechtbank is van oordeel dat de periode vanaf 21 november 2023 tot heden niet kan worden meegenomen in de overschrijding, omdat het uitstel van de inhoudelijke behandeling te wijten is aan ziekte van de raadsvrouw. De redelijke termijn is dus met 4 maanden overschreden. De rechtbank zal dit verdisconteren in de straf.
Straf
Gelet op de aard, ernst en de gevolgen van de feiten is de rechtbank van oordeel dat enkel kan worden volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van forse duur. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en daarbij aansluiting gezocht. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij op geen enkel moment openheid van zaken heeft gegeven en geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen dan wel zich bekommert over de toestand van de slachtoffers. De rechtbank weegt deze gehele houding van verdachte dan ook in zijn nadeel mee.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden is. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook in de strafeis en legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proeftijd van vijf jaar. Zij zal een proeftijd opleggen van twee jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

7.1
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 20.385,00, bestaande uit een bedrag van € 385,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit het eigen risico voor 2024. De rechtbank stelt vast dat deze post ziet op mogelijke toekomstige kosten. Deze kosten zijn gemotiveerd betwist en naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat hij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden – in het bijzonder de duur van het misbruik, de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het feit dat het misbruik werd gepleegd door zijn stiefvader – en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 6.000,00 billijk.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden op dit moment niet voldoende vast staan. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging is verdere behandeling van dat deel van de vordering aangewezen. Die verdere behandeling levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen over het toegekende schadebedrag. Aangezien de rechtbank niet kan vaststellen op welk moment in de pleegperiode de schade precies is ontstaan, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 11 mei 2020, de laatste dag van de bewezenverklaarde periode. Daarnaast zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 4.424,00, bestaande uit een bedrag van € 924,00 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de reiskosten en de kosten voor het eigen risico van 2022 en 2023 voldoende zijn onderbouwd. De door de benadeelde gevorderde materiële schade van € 924,00 acht de rechtbank volledig toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feiten.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat zij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van
€ 1.250,00 billijk.
Voor het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden op dit moment niet voldoende vast staan. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging is verdere behandeling van dat deel van de vordering aangewezen. Die verdere behandeling levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen over het toegekende schadebedrag. Aangezien de rechtbank niet kan vaststellen op welk moment in de pleegperiode de schade precies is ontstaan, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 11 mei 2020, het moment waarop de benadeelde partij bekend is geworden met het strafbare feit. Daarnaast zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.3
De benadeelde partij [moeder van slachtoffers]
De benadeelde partij [moeder van slachtoffers] vordert een schadevergoeding van € 3.875,30, bestaande uit een bedrag van € 375,30 aan materiële schade en € 3.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter zitting heeft mr. Faber aangevoerd dat het bedrag van € 375,30 niet langer wordt gevorderd, omdat de begeleider van Jaxie niet op de zitting aanwezig is.
De rechtbank stelt voorop dat buiten twijfel staat dat [moeder van slachtoffers] is getroffen door de strafbare feiten die ten aanzien van haar kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn begaan. De rechtbank moet echter de vordering beoordelen binnen het thans geldend wettelijk kader. Met andere woorden: schadevergoedingsvorderingen kunnen alleen worden toegekend als daarvoor een wettelijke grondslag aanwezig is of de rechtspraak schadevergoeding mogelijk maakt.
Artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voor zijn vordering tot schadevergoeding kan voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. De artikelen 240b en 247 jo. 248 Sr beschermen echter de lichamelijke en geestelijke integriteit van het kind en niet van de ouders. Gelet op de huidige stand van de rechtspraak zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 247, 248 en 254a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 subsidiair:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt
ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat
hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd;
feit 3 primair:een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een
seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet
heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben,
meermalen gepleegd;
feit 4:gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij
iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of
schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
feit 5:een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige
handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken,
in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 6.000,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] (feit 2), € 6.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 65 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.174,00, waarvan € 924,- aan materiële schade en € 1.250,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] (feit 3), € 2.174,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 31 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[moeder van slachtoffers]
- verklaart de benadeelde partij [moeder van slachtoffers] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [moeder van slachtoffers] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2024.
Mr. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.