ECLI:NL:RBZWB:2024:2958

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421813 / JE RK 24-761
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met instemming van ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 7 november 2018 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De laatste verlenging liep tot 7 mei 2024. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft op 23 maart 2024 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Dit verzoek werd op 3 mei 2024 door beide ouders, de moeder en de vader, ondersteund zonder dat er een mondelinge behandeling plaatsvond.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling de relevante stukken meegenomen, waaronder het verzoekschrift van de GI en de instemmingsverklaringen van de ouders. Gezien de late indiening van het verzoekschrift was het niet mogelijk om het verzoek tijdig mondeling te behandelen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat aan de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling lijkt te zijn voldaan en heeft besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 23 mei 2024. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft tevens een mondelinge behandeling gepland voor een latere datum om het resterende deel van het verzoek te behandelen. De ouders en de GI zijn opgeroepen om tijdens deze zitting te verschijnen. De kinderrechter heeft de mogelijkheid van hoger beroep toegelicht, waarbij belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak of betekening van de beschikking in beroep kunnen gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421813 / JE RK 24-761
Datum uitspraak: 6 mei 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI van 23 maart 2024 met bijlagen, ontvangen op 23 april 2024;
- de e-mailberichten van de GI van 3 mei 2024, waaruit blijkt dat beide ouders zonder voorafgaande mondelinge behandeling van het verzoek instemmen met een kortdurende verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 23 mei 2024.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
Bij beschikking van 7 november 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 7 november 2018 en tot 7 november 2019. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, laatstelijk tot 7 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
4.2.
De kinderrechter overweegt als volgt. Vanwege de erg late indiening van het verzoekschrift tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] door de GI is het gelet op het zittingsrooster niet meer mogelijk gebleken om dit verzoek tijdig voorafgaand aan de afloopdatum van de huidige ondertoezichtstelling mondeling te behandelen en de belanghebbenden te horen op het verzoek. Vooralsnog lijkt aan de gronden voor een verlenging van de maatregel te zijn voldaan. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] daarom, nu beide ouders daar blijkens de instemmingsverklaringen van 3 mei 2024 mee hebben ingestemd, ter overbrugging verlengen tot 23 mei 2024. De behandeling van het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden tot de hierna te noemen mondelinge behandeling.
4.3.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 mei 2024 en tot 23 mei 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de vader en de moeder op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan Kousteensedijk 2 te Middelburg,
op [datum] 2024 te [uur], teneinde nader op het verzoek te worden gehoord ten overstaan van de kinderrechter, mr. I. Dijkman. Dit verzoek zal gelijktijdig worden behandeld met het verzoek van de vader tot het treffen van een provisionele voorziening, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/420297 / FA RK 24-1300. De mondelinge behandeling zal ongeveer 75 minuten duren;
5.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2024, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.