ECLI:NL:RBZWB:2024:2946

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
6 mei 2024
Zaaknummer
02/081580-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van (een poging tot) oplichting door middel van bankpasfraude en diefstal met de door bankpasfraude verkregen bankpassen

Op 6 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van (een poging tot) oplichting en diefstal. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 maart 2023, waarbij de verdachte samen met anderen geprobeerd heeft om meerdere slachtoffers op te lichten door middel van bankpasfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde volgens een vaste modus operandi, waarbij slachtoffers telefonisch werden benaderd door iemand die zich voordeed als bankmedewerker. De slachtoffers werden misleid om hun bankpassen en pincodes af te geven, waarna de medeverdachten deze bankpassen gebruikten om geld op te nemen van de rekeningen van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten, en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte ontkende echter dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten en stelde dat hij slechts als chauffeur fungeerde. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de oplichting en diefstal. De rechtbank legde een taakstraf van 180 uur op, met vervangende hechtenis van 90 dagen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de impact die dergelijke misdrijven hebben op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/081580-23
vonnis van de meervoudige kamer van 6 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. A. Carli, advocaat te Geleen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 april 2024, gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1:
samen met anderen op 22 maart 2023 heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] op te lichten door middel van bankpasfraude;
Feit 2:
samen met anderen op 22 maart 2023 [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude;
Feit 3:
samen met anderen op 22 maart 2023 een bedrag van in totaal € 7.100,- geeft gestolen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] , met gebruik van de door bankpasfraude verkregen bankpassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 1] op te lichten en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie en ter zitting. Daarnaast wordt verwezen naar de bij de politie afgelegde verklaringen van de twee medeverdachten.
Feiten 2 en 3:
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten bewezen, gelet op de zes aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie en ter zitting en van de twee medeverdachten bij de politie.
Ten aanzien van alle drie de feiten stelt de officier van justitie dat er sprake was van medeplegen. De verdachten hoeven niet alle gedachtestreepjes zoals opgenomen in de tenlastelegging zelf uitgevoerd te hebben. Zij waren de hele dag samen op pad en zouden ieder 10% van de opbrengst krijgen. Dit maakt volgens de officier van justitie dat er sprake was van een gelijk aandeel en dus van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feiten 1 en 2 voert de verdediging het volgende aan. Verdachte werd benaderd via Snapchat met de vraag om iets op te halen waarvan hij wist dat het illegaal was. Verdachte fungeerde als chauffeur. [medeverdachte 2] werd door een persoon hogerop in de rangorde geïnstrueerd. Verdachte reed vervolgens op instructie van [medeverdachte 2] naar de plaatsen en adressen waar de passen en de pincodes werden opgehaald. Verdachte beschouwt zichzelf weliswaar als mede-uitvoerder die net als de anderen 10 % van de opbrengst zou krijgen, maar ontkent geweten te hebben dat het om het afhandig maken van geldpasjes, pincodes en sieraden ging. Het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen ontbreekt dus. Gelet daarop dient verdachte van die feiten te worden vrijgesproken.
Subsidiair stelt de verdediging ten aanzien van feiten 1 en 2 dat de rol van verdachte niet zo groot is geweest in het geheel. Vanwege zijn rol als chauffeur en omdat hij niets wist van de instructies die [medeverdachte 2] van hogerhand kreeg kan verdachte niet gekwalificeerd worden als medepleger. Medeplichtigheid zou volgens de raadsvrouw beter passen, maar dit is niet ten laste gelegd. De verdediging verzoekt dan ook subsidiair vrijspraak van die tenlastegelegde feiten.
Meer subsidiair refereert de verdediging zich ten aanzien van feit 1 aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de uitvoeringshandeling: “hebbende verdachte naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] gegaan”.
Ten aanzien van feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de verklaring van verdachte, dat hij wist dat hij iets moest ophalen dat illegaal was, zou de voorwaardelijke opzet kunnen worden aangenomen. Verdachte erkent in dat opzicht meer dan naïef te zijn geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen door middel van bankpasfraude [slachtoffer 1] heeft geprobeerd op te lichten en [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht door middel van bankpasfraude. Ook wordt verdachte verweten dat hij samen met anderen geldbedragen heeft gestolen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] met de door die bankpasfraude verkregen bankpassen.
Modus operandi
In maart 2023 werd bij de politie meerdere malen aangifte gedaan van soortgelijke (poging tot) oplichting en diefstal gepleegd op 22 maart 2023. Uit de verschillende aangiftes komt naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen, (en in één geval ook sieraden) afhandig te maken. De slachtoffers werden allen gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van de bank. Doordat deze persoon beschikte over gegevens van de slachtoffers (zoals bij welke bank zij klant waren), is bij aangevers het vertrouwen gewekt dat zij daadwerkelijk met een medewerker van de bank te maken hadden. Tijdens het gesprek werd slachtoffers voorgehouden dat was geprobeerd een groot bedrag van hun rekening te halen, dat de bank dit had weten te voorkomen en de bankpassen omgeruild moesten worden omdat die hierdoor besmet waren. Ook werden slachtoffers verzocht om hun pincode telefonisch in te spreken en hun bankpas (en sieraden) af te geven aan een medewerker van de bank, die bij hen thuis langs zou komen. De slachtoffers kregen van de beller in het telefoongesprek een code genoemd die zij op de envelop met daarin de bankpassen moesten schrijven. De medewerker van de bank die de passen kwam ophalen ( [medeverdachte 1] ) zou zich aan de deur met die code identificeren. Hierop gaven de slachtoffers de envelop met bankpassen aan [medeverdachte 1] mee. Met de op die manier afhandig gemaakte bankpassen werden vervolgens geldopnames verricht.
Ten aanzien van feiten 1 en 2
(Poging tot) oplichting
Uit de aangiften en uit de verklaringen van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] volgt dat zij conform de hierboven beschreven modus operandi hebben gehandeld. Door bij de slachtoffers het vertrouwen te wekken dat zij daadwerkelijk te maken hadden met een bankmedewerker en door de slachtoffers wijs te maken dat er onregelmatigheden met hun bankrekeningen waren geconstateerd, zijn de slachtoffers bewogen om hun bankpassen en pincodes (en in één geval ook sieraden) af te geven aan [medeverdachte 1] . Het verweer van de verdediging, dat het oogmerk van verdachte op deze wederrechtelijke bevoordeling ontbreekt, wordt door de rechtbank gepasseerd. Verdachte heeft verklaard dat hij via Snapchat werd benaderd om iets op te halen, waarvan hij wist dat illegaal was en waarmee hij snel geld wilde verdienen. Verdachte had dus het oogmerk om zichzelf te bevoordelen, terwijl hij wist dat die bevoordeling wederrechtelijk zou zijn. Dat verdachte naar eigen zeggen niet precies wist wat de wederrechtelijke handelingen zouden inhouden, is daarbij niet relevant.
Medeplegen
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van medeplegen. Hierbij is het van belang dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is. De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage van de andere medepleger.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit het dossier volgt dat de verdachten op 22 maart 2023 samen vanuit Eindhoven naar het westen van het land zijn gereden. Zij maakten gebruik van een zwarte Volkswagen Polo met het [kenteken] , de auto van de vader van verdachte. Verdachte bestuurde de auto. [medeverdachte 2] was de bijrijder en [medeverdachte 1] zat achterin. Verdachte heeft verklaard dat zij (verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ) de hele dag met elkaar op pad waren en dat hij altijd reed. Van tevoren was afgesproken dat verdachten ieder 10% van de opbrengst van die dag zouden krijgen. [medeverdachte 1] heeft op verschillende plekken bankpassen opgehaald bij slachtoffers. Hij werd in de buurt van de woningadressen van de slachtoffers afgezet door verdachte. Wanneer hij de bankpassen had opgehaald, ging [medeverdachte 1] weer in de auto zitten, waarna verdachte wegreed. Ook heeft verdachte hen telkens naar de pinautomaten gereden.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op alle essentiële momenten, namelijk toen de bankpassen werden opgehaald en er werd gepind, samen waren. De verklaring van verdachte, dat hij geen weet had van wat er die dag ging gebeuren, vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Bovendien heeft verdachte een rol van betekenis gespeeld door het vervoer naar de adressen van de slachtoffers en de pinautomaten te faciliteren. Zonder deze bijdrage van verdachte had [medeverdachte 1] de bankpassen niet bij de slachtoffers kunnen ophalen of kunnen pinnen en had deze vorm van oplichting niet kunnen plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank bestond daarom een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zodat verdachte als medepleger heeft gehandeld.
Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen verklaard kunnen worden. Aangezien aangever [slachtoffer 1] het niet vertrouwde, de politie heeft ingeschakeld en speelgoedpasjes in de envelop heeft gedaan, is deze oplichting tot een poging beperkt gebleven.
Ten aanzien van feit 3
Aan verdachte is ook het meermalen medeplegen van diefstal met valse sleutel ten laste gelegd. Het betreft het pinnen van geldbedragen met de door oplichting verkregen bankpassen. Hiervoor is al vastgesteld dat verdachte als medepleger betrokken was bij de oplichting van meerdere personen. Nadat [medeverdachte 1] met de door oplichting verkregen bankpassen bij de auto van verdachte, met daarin verdachte en [medeverdachte 2] , terug kwam, zijn zij weggereden en heeft verdachte [medeverdachte 1] telkens in de buurt van pinautomaten afgezet. Hier pinde [medeverdachte 1] bij verschillende bankautomaten met de verkregen bankpassen en pincodes contant geld.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook bij de diefstallen een rol heeft gespeeld die kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Niet alleen was hij op alle essentiële momenten samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , ook heeft hij hierbij zelf een belangrijke rol gespeeld door ervoor te zorgen dat [medeverdachte 1] vervoer had naar de verschillende pinautomaten.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat ook het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 22 maart 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, [slachtoffer 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een of meer bankpassen en bijbehorende pincodes, hebbende verdachte en zijn mededaders
- voornoemde [slachtoffer 1] telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als medewerker van de bank en
- voornoemde [slachtoffer 1] medegedeeld dat er getracht was een groot geldbedrag van een bankrekening te halen en
- voornoemde [slachtoffer 1] medegedeeld dat de bank de bankpassen met bijbehorende pincodes nodig had en
- voornoemde [slachtoffer 1] medegedeeld dat de bankpassen met bijbehorende pincodes afgegeven dienden te worden aan de bankmedewerker (welke spoedig zou langskomen) en
- naar de woning van voornoemde [slachtoffer 1] gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op meer tijdstippen op 22 maart 2023 te [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, meerdere personen, te weten
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van één of meer bankpassen en bijbehorende pincodes en eenmaal meerdere sieraden, door bij bovengenoemde personen telkens één of meer van onderstaande handelingen uit te voeren:
- telefonisch te benaderen door iemand die zich voordeed als medewerker van de bank en
- mede te delen dat een bankrekening van voorgenoemde personen gehackt zou zijn en/of dat er getracht is geld van een bankrekening te halen, althans er frauduleuze handelingen met een bankrekening van voorgenoemde personen waren gepleegd en/of op het punt stonden te gebeuren en
- mede te delen dat de bank hun bankpassen met bijbehorende pincodes en/of sieraden nodig had om zo het geld van de rekening en/of de sieraden veilig te stellen en
- mede te delen dat de bankpassen met bijbehorende pincodes en/of sieraden afgegeven dienden te worden aan de bankmedewerker (welke spoedig zou langskomen) en
- het in ontvangst nemen en meenemen van bovengenoemde bankpassen en pincodes en/of sieraden;
3
op meer tijdstippen op 22 maart 2023 te [plaats 2] en [plaats 6] en [plaats 7] , tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit meer geldautomaten en middels een pinbetaling in een winkel hebben weggenomen meer geldbedragen (van in totaal ongeveer 7.100 euro), die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders, die weg te nemen geldbedragen telkens onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruikmaking van, middels oplichting verkregen en zonder toestemming tot gebruikmaking van de eigenaren, bankassen en pincodes, te weten van:
[slachtoffer 2] in totaal 1.250 euro en
[slachtoffer 3] in totaal 2.500 euro en
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] in totaal 1.250 euro en
[slachtoffer 6] in totaal 1.100 euro en
[slachtoffer 8] in totaal 1.000 euro;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Verdachte heeft samen met de medeverdachten nare feiten gepleegd door geld afhandig te maken van kwetsbare slachtoffers. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat en continuering van het reclasseringstoezicht wordt niet langer nodig geacht. Er is geen reden om adolescenten strafrecht toe te passen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Verdachte is een first offender, erkent dat hij verkeerd heeft gehandeld en neemt zijn verantwoordelijkheid voor hetgeen hij gedaan heeft. De voorlopige hechtenis is geschorst onder zware voorwaarden, waaronder het dragen van een enkelband en reclasseringstoezicht. Verdachte heeft een positief en betrokken netwerk en heeft door de COVA-training tijdens zijn schorsing positieve stappen gemaakt. Er is sprake van een zeer laag recidiverisico. Verdachte heeft een fulltime baan, maar hij legt zich er bij neer als hij een taakstraf moet uitvoeren. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank betreffende de hoogte van de op te leggen taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan het medeplegen van (een poging tot) oplichting. Door middel van het handelen van verdachte en de medeverdachten is van een aantal slachtoffers op slinkse wijze de bankpas en pincode bemachtigd om daarmee geld van de bankrekening van deze slachtoffers op te nemen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Samen met de medeverdachten heeft verdachte met dit optreden het vertrouwen van de slachtoffers in de medemens, van wie oudere mensen in toenemende mate afhankelijk zijn, in ernstige mate geschaad. Daarnaast heeft verdachte samen met anderen een geldbedrag van in totaal € 7.100,- van de slachtoffers gestolen. Verdachte heeft daarbij kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich totaal niet bekommerd om de slachtoffers. Dit soort feiten treffen de slachtoffers allereerst in financiële zin. Daarnaast leiden deze feiten tot maatschappelijke onrust, zowel onder ouderen in het algemeen, als bij de betrokken slachtoffers in het bijzonder. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verder slaat de rechtbank acht op het rapport van de reclassering van 26 maart 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte de schorsingsvoorwaarden goed is nagekomen. Hij toont berouw en heeft geleerd van zijn fouten. Verdachte heeft nu zijn leven op alle leefgebieden op orde en het risico op recidive wordt als laag ingeschat. Gelet op het voorgaande ziet de reclassering op dit moment geen meerwaarde in voortzetting van het reclasseringstoezicht en/of het opleggen van nieuwe bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet geen reden om adolescenten strafrecht toe te passen.
De straf
Gelet op de aard, de hoeveelheid en de ernst van de bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke straf op zijn plaats is. De rechtbank slaat bij de bepaling van de modaliteit en de duur van de straf acht op de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd en hetgeen aan de medeverdachten wordt opgelegd. Hierbij houdt de rechtbank ook rekening met de positieve ontwikkelingen die verdachte in de afgelopen maanden heeft doorgemaakt en dat hij niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Voornoemde omstandigheden tezamen maken dat de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf op zal leggen voor de duur van 180 uur met aftrek van het voorarrest.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (2 x een geldbedrag) aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 45, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van een poging tot oplichting;
feit 2:Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3:Medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
- een geldbedrag van € 84,10 (met goednummer: G2573949);
- een geldbedrag van € 82,45 (met goednummer: G2573951);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. W. Toekoen en mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van I.H.E. van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 mei 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.