ECLI:NL:RBZWB:2024:2910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
10783023 CV EXPL 23-4465 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling door gedaagde partij wegens onvoldoende onderbouwing van overeenkomst

In deze civiele procedure heeft eiser, [eiser] B.V., een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., met betrekking tot een onbetaalde factuur voor bronbemaling. Eiser stelt dat er een overeenkomst is gesloten met gedaagde, maar gedaagde betwist dit en stelt dat zij geen opdrachtgever is. De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij eiser heeft aangevoerd dat de tuinman van de heer [naam 1], de heer [naam 2], de factuur naar gedaagde kon sturen. De kantonrechter oordeelt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde partij is bij de overeenkomst. De rechter concludeert dat de communicatie en de handelingen van de betrokken partijen niet voldoende zijn om gedaagde als opdrachtgever aan te merken. De vordering van eiser wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van € 510,00. Dit vonnis is uitgesproken op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10783023 \ CV EXPL 23-4465
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. van Meulen,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] en kantoorhoudende te [plaats 3] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] B.V.,
gemachtigde: [gemachtigde] .
De zaak in het kort
[eiser] zegt dat zij een overeenkomst heeft met [gedaagde] B.V. en dat [gedaagde] B.V. ten onrechte een factuur niet betaalt. [gedaagde] B.V. verweert zich en geeft aan geen opdrachtgever te zijn. De kantonrechter volgt het verweer van [gedaagde] B.V. en wijst de vorderingen af. Hoe tot dit oordeel is gekomen, wordt in dit vonnis toegelicht.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 december 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 28 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Op de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter besloten dat op 1 mei 2024 vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

Voor zover voor de beoordeling van belang, staan tussen partijen de volgende feiten vast:
a. [eiser] is gespecialiseerd in bronbemalingen. Daarmee wordt met pompen grondwater opgepompt en via een leiding afgevoerd.
Bij het privéadres van de heer [naam 1] in [plaats 4] was een tuinman aan het werk, de heer [naam 2] . De heer [naam 2] heeft contact opgenomen met [eiser] voor het plaatsen van een bronbemaling in de tuin van de heer [naam 1] .
Door [eiser] is op 28 april 2021 een offerte uitgebracht en gestuurd naar het emailadres van de heer [naam 2] : [mailadres 1] . De heer [naam 2] heeft daarop akkoord gegeven.
Op 28 april 2021 is de bronbemaling in de tuin op het privéadres van de heer [naam 1] geplaatst. De heer [naam 2] was daarbij aanwezig en heeft gezegd dat de factuur naar [gedaagde] B.V. kon worden gestuurd.
[eiser] heeft de factuur van 31 mei 2021 naar [gedaagde] B.V. gestuurd. Het totaalbedrag van de factuur is € 2.722,50 inclusief btw. Deze factuur heeft [gedaagde] B.V. niet betaald.
Op 1 februari 2022 stuurt de heer [naam 1] vanaf het [mailadres 2] de volgende email aan [eiser] :
‘Beste [naam 3]
Het werkt niet er zit zand in de zuigbuis is kapot heb inmiddels een neiuwe laten maken die het wel doet overings de zelfde diepte volgens mij zoals ik al had aangegeven wil ik de helft betalen
Gr [naam 1] ’
Op 13 mei 2022 stuurt [eiser] een creditfactuur aan [gedaagde] B.V. waarin een bedrag van € 907,50 is gecrediteerd. [gedaagde] B.V. heeft het restantbedrag na de creditfactuur niet aan [eiser] betaald.

3.Het geschil

Het standpunt van [eiser]
3.1
Door [eiser] is een bronbemaling geplaats bij de heer [naam 1] . De tuinman van de heer [naam 1] , de heer [naam 2] , heeft gezegd dat de factuur naar [gedaagde] B.V. kon worden gestuurd. Nadat de factuur niet werd betaald, is er contact geweest met de heer [naam 1] . Hij heeft toegezegd de helft te willen betalen. Daarop is er door [eiser] een creditfactuur gestuurd. [gedaagde] B.V. moet als opdrachtgever worden beschouwd en het restantbedrag van € 1.815,00 moet door haar worden betaald, zoals zij ook heeft toegezegd.
3.2
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] B.V. tot betaling van € 1.815,00, vermeerderd met rente en kosten.
Het standpunt van [gedaagde] B.V.
3.3
[gedaagde] B.V. voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] B.V. brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, het volgende naar voren. Er is geen overeenkomst tussen [gedaagde] B.V. en [eiser] , zij is geen opdrachtgever. Het contact heeft plaatsgevonden tussen [eiser] en de heer [naam 2] , hij is de opdrachtgever. Dat de heer [naam 2] heeft gezegd dat de factuur naar [gedaagde] B.V. gestuurd kon worden, maakt haar geen partij bij de overeenkomst. De heer [naam 1] , bestuurder van [gedaagde] B.V., heeft de heer [naam 2] opdracht gegeven om zijn tuin te doen, waaronder het plaatsen van bronbemaling. Daarvoor heeft de heer [naam 1] de heer [naam 2] ook betaald. Achteraf is de heer [naam 1] er achter gekomen dat de heer [naam 2] veel van de door hem ingeschakelde partijen niet heeft betaald. Er zijn meerdere personen bij de heer [naam 1] aan de deur geweest, die zeiden niet te zijn betaald door de heer [naam 2] . Er heeft een rechtszaak plaatsgevonden tussen de heer [naam 1] en de heer [naam 2] . Deze heeft de heer [naam 1] gewonnen. Maar de heer [naam 2] is niet te vinden en lijkt met de noorderzon te zijn vertrokken. De heer [naam 1] heeft alles netjes op willen lossen en iedereen aangeboden om de helft te betalen. Deze betalingen zijn privé verricht en niet vanuit [gedaagde] B.V. Dit puur uit coulance, geheel onverplicht. Dit heeft hij ook bij [eiser] willen doen. Totdat hij merkte dat de bronbemaling niet goed werkte, waardoor hij extra kosten heeft moeten maken. Dat is de reden dat de heer [naam 1] het in eerste instantie door hem aangeboden bedrag niet heeft betaald. [eiser] moet zich met haar vordering tot [naam 2] richten, met hem heeft zij een overeenkomst gesloten.

4.De beoordeling

4.1
[eiser] is deze procedure gestart tegen [gedaagde] B.V.. [gedaagde] B.V. verweert zich tegen de vordering en geeft aan niet de opdrachtgever te zijn. De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden, is of [gedaagde] B.V. een overeenkomst met [eiser] heeft gesloten. In deze procedure hoeft niet te worden vastgesteld wie er eventueel wel partij bij de overeenkomst zijn.
Is [gedaagde] B.V. partij bij de overeenkomst?
4.2
[eiser] stelt een vordering te hebben op [gedaagde] B.V., daarom ligt het op haar weg deze stelling met feiten en omstandigheden te onderbouwen. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat het eerste contact heeft plaatsgevonden tussen [eiser] en de tuinman de heer [naam 2] . Ook de offerte is naar de heer [naam 2] gestuurd en hij heeft daarop ook akkoord gegeven. De heer [naam 2] heeft tegen [eiser] gezegd dat de factuur naar [gedaagde] B.V. gestuurd kon worden. De bronbemaling is geplaats in de tuin op het privéadres van de heer [naam 1] . Dit alles is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om te kunnen concluderen dat [gedaagde] B.V. partij is bij de overeenkomst. Dat de e-mail van 1 februari 2022 waarin de heer [naam 1] aanbiedt om de helft van de factuur te betalen, is verzonden vanaf een bedrijfs-e-mailadres van [gedaagde] B.V., is gezien de uitleg die daarbij is gegeven onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] B.V. partij bij de overeenkomst is. De heer [naam 1] heeft aangegeven dat de heer [naam 2] met de noorderzon is vertrokken en verschillende mensen onbetaald heeft achtergelaten. De heer [naam 1] heeft dit uit coulance privé met deze mensen op willen lossen. Enige betrokkenheid van [gedaagde] B.V. blijkt hier niet uit.
4.3
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] haar vordering tegen [gedaagde] B.V. onvoldoende heeft onderbouwd en dat deze wordt afgewezen.
Proceskosten
4.4
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] B.V. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
510,00

5.De beslissing

De kantonrechter
1. wijst de vorderingen van [eiser] af,
2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 510,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.