ECLI:NL:RBZWB:2024:2899

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
3 mei 2024
Zaaknummer
02-006341-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde uitvoer van heroïne naar Spanje met eerdere veroordeling voor drugsfeit

Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer van bijna 2,5 kilo heroïne naar Spanje. De verdachte, geboren in 1973 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Sittard, had eerder een gevangenisstraf van drie jaar en zeven maanden gekregen voor een drugsfeit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof de uitvoer van 2478,73 gram heroïne, wat resulteerde in een rechtszaak waarin de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van de rechtbank werden bevestigd.

De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de auto van de verdachte rechtmatig was, ondanks de bezwaren van de verdediging over een gebrek aan bewijs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de heroïne had vervoerd in een verborgen ruimte van zijn auto, met de bestemming Spanje. De rechtbank achtte de verlengde uitvoer wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de eerdere veroordeling van de verdachte en zijn openheid van zaken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, wat de rechtbank passend achtte. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden op, met de bepaling dat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Daarnaast werden enkele in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-006341-24
vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Sittard
raadsman mr. M.R.J. Schönfeld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van 2478,73 gram heroïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen op grond van het dossier, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit vanwege een gebrek aan bewijs. De auto van verdachte is onrechtmatig doorzocht. Er waren namelijk onvoldoende feiten en omstandigheden voor een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf als omschreven in artikel 67 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit levert een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek op, zoals bedoeld in artikel 359a Sv, dat moet leiden tot bewijsuitsluiting van de gevonden heroïne.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Onrechtmatige doorzoeking?
De rechtbank constateert dat het door de raadsman gevoerde 359a-verweer niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld volgens vaste rechtspraak. De raadsman heeft namelijk niet benoemd welk belang door het geschonden voorschrift wordt gediend, wat de ernst van het verzuim is en ook niet wat het daardoor veroorzaakte nadeel voor verdachte is.
Ondanks dat het 359a-verweer niet aan de gestelde eisen voldoet, heeft de rechtbank toch beoordeeld of de doorzoeking op grond van artikel 96b Sv rechtmatig was. Zo’n doorzoeking is gerechtvaardigd als sprake is van een ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit dan wel in geval van een verdenking van een misdrijf waarvoor een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv. De rechtbank is van oordeel dat dit laatste het geval is.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 5] blijkt dat de verbalisanten op 6 januari 2024 een ANPR-hit kregen van de auto met Spaans kenteken waarin verdachte reed. De auto was namelijk op woensdag 27 december 2023 doorzocht, waarbij er een verborgen ruimte in de auto werd aangetroffen. Auto’s die worden aangeboden op de consumentenmarkt bevatten niet standaard een verborgen, geprepareerde ruimte. Dat geldt ook voor een Toyota Auris waarin verdachte reed. Zo’n geprepareerde ruimte moet speciaal worden ingebouwd. De ervaring leert dat wanneer personen dit (laten) doen, dit is bedoeld om goederen aan het zicht te onttrekken. In de afgelopen jaren is voldoende gebleken dat in dergelijke verborgen ruimtes veelvuldig drugs, geld en/of vuurwapens worden aangetroffen. De rechtbank is daarom van oordeel dat inmiddels als feit van algemene bekendheid mag worden aangenomen dat dergelijke verborgen ruimtes doorgaans gebruikt worden voor criminele doeleinden. De wetenschap van de aanwezigheid van dergelijke ruimtes kan daarom een verdenking opleveren van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, Sv. Die verdenking wordt in deze zaak versterkt doordat de auto op de A16 richting de Belgische grens reed en bij controle bleek dat de bestuurder, verdachte, een Spaans identiteitsbewijs liet zien.
Verlengde uitvoer
Gelet op de verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank de verlengde uitvoer wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 6 januari 2024 te Breda opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet ongeveer 2478,73 gram (netto) heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk die heroïne in een verborgen ruimte in een auto vervoerd met de bestemming Spanje.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is namelijk licht verminderd toerekeningsvatbaar. Gelet hierop en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (hierna: LOVS-oriëntatiepunten), wordt verzocht aan verdachte maximaal een gevangenisstraf op te leggen van 24 tot 28 maanden. Daarnaast wordt de rechtbank gevraagd in raadkamer na te denken over de mogelijkheid om de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen met elektronische monitoring.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verlengde uitvoer van bijna tweeënhalve kilo heroïne. Heroïne is een stof die zeer verslavend werkt en zeer schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast wordt door de uitvoer van drugs de (internationale) handel in verdovende middelen en alle nadelige effecten daarvan in stand gehouden. Bovendien gaat de handel in drugs vaak gepaard met vele vormen van criminaliteit waar de samenleving veel schade van ondervindt. Verdachte heeft hieraan willens en wetens een bijdrage geleverd en zich totaal niet bekommerd om de risico’s en gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten past bij de uitvoer van 2.000 tot 3.000 gram harddrugs in beginsel een gevangenisstraf van 24 tot 30 maanden.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij eerder is veroordeeld voor een drugsfeit en nog wel in Spanje: het land dat nu de bestemming was van de heroïne. Hij heeft toen een gevangenisstraf van drie jaar en zeven maanden gekregen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en het feit heeft bekend. Daarmee heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal conform deze eis aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 30 maanden. Gelet op die straf zal de voorlopige hechtenis niet worden geschorst.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde tas en auto zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren en het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde telefoon en het geldbedrag, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 tas (merk: Jumbo, goednummer: PL2000-2024004630-2677365);
* 1 personenauto (merk: Toyota Auris, goednummer: PL2000-2024004630-2677343);
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 telefoon (merk: Samsung, goednummer: PL2000-2024004630-2677349);
* een geldbedrag van € 775,00 (goednummer: PL2000-2024004630-2677344).
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 mei 2024.
Mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.