Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De overwegingen omtrent het beslag
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 april 2024, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsvrouw, mr. N.F. Hoogervorst, wel. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, stelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldiging, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende concrete feiten waren om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 24 februari 2021 in de Bijleveldhaven in Vlissingen een Yamaha-waterscooter werd aangetroffen, die achter een koelschip dreef. De verdachte en medeverdachten bevonden zich op het haventerrein, terwijl er een avondklok gold. De rechtbank concludeerde dat, hoewel er aanwijzingen waren dat de verdachte en medeverdachten zich met criminele intenties op het terrein bevonden, er geen bewijs was dat de goederen die zij mogelijk wilden ophalen cocaïne betroffen. Er waren geen drugs aangetroffen en de omstandigheden waren niet voldoende om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder telefoons en een navigatiesysteem. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 3 mei 2024.