ECLI:NL:RBZWB:2024:2885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/02/409514 / HA ZA 23-267 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over gebreken tijdens en na oplevering van een nieuwbouw woning

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met betrekking tot gebreken die zijn geconstateerd tijdens en na de oplevering van hun nieuwbouw woning. De woning, gelegen aan [adres] te [plaats 1], is op 1 juli 2019 opgeleverd, maar eisers hebben sindsdien diverse gebreken geconstateerd die niet zijn hersteld door gedaagden. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak de procedure en de feiten uiteengezet, inclusief de eerdere tussenvonnissen en de rapporten van deskundigen zoals Dekra en Quattro.

Eisers hebben gedaagden in gebreke gesteld voor het niet herstellen van 22 punten uit het opleverrapport, alsook voor 7 aanvullende gebreken die later zijn gemeld. Gedaagden hebben een aantal gebreken hersteld, maar niet alle. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen en dat er sprake is van zowel zichtbare als verborgen gebreken. De rechtbank heeft de herstelkosten voor een aantal gebreken begroot en gedaagden veroordeeld tot betaling van schadevergoeding, inclusief wettelijke rente en kosten voor deskundigen.

De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor nadere informatie over de herstelkosten voor het plaatsen van afdichtingen in de kapconstructie, en partijen zijn uitgenodigd om in minnelijk overleg te treden. De eindbeslissing zal volgen na de aktewisseling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/409514 / HA ZA 23-267
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. M.W.P. Buers Bakker te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.D. van Rey te Dordrecht.
Eisers zullen hierna [eiser 1] en [eiser 2] worden genoemd en gezamenlijk worden aangeduid als [eisers] . Gedaagden zullen hierna [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd en gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 september 2023 en de daarin genoemde stukken,
  • de akte overlegging productie 36 zijdens [eisers] ,
  • de mondelinge behandeling van 14 maart 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is in 2016 gestart met de realisatie van een nieuwbouw woning aan [adres] te [plaats 1] (hierna de woning). De woning is ontworpen door de broer van [eiser 1] die als architect werkzaam is bij [architectenbureau] . De opdracht om de woning te bouwen was in eerste instantie verstrekt aan [aannemer 1] , een bedrijf van de zwager van [eiser 1] . Nadat [aannemer 1] failleerde, heeft [eisers] nog met een andere aannemer ( [aannemer 2] ) samengewerkt voordat [gedaagden] in beeld kwam om de woning verder af te bouwen.
2.2.
Op 28 juni 2018 heeft [eisers] met de vennootschap onder firma [V.O.F.] , van wie [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de vennoten waren, een aannemingsovereenkomst gesloten voor de verdere (af)bouw van de woning. Op dat moment was de ruwbouw van de woning al gereed. De begane grond, de verdiepingsvloeren en de muren waren al gestort. In de opdrachtbevestiging valt onder andere te lezen (productie 1 bij dagvaarding):
“(…) Werkzaamheden worden verricht volgens offerte [kenmerk 1] die is opgemaakt door de volgende Stukken.
Constructieberekening C03 d.d. 02-02-2017
Tekening D1 en D2 [architectenbureau] d.d. 20-01-2016
Tekening B 1 [architectenbureau] d.d. 31-03-2017
(…)
uitsluitingen:
Werkzaamheden en materialen niet nader omschreven en genoemd in begroting.
Installatiewerkzaamheden, schilderwerken, bestratingen, grondwerk, afvoeren overtollige grond, slopen gemetselde borstwering en isolatie
Werkzaamheden en afvoeren betreffende asbest.
(…)
40-005 - MATERIALEN TOEGELEVERD DOOR OPDRACHTGEVER - HIERVOOR GELDT GEEN ENKELE AANSPRAKELIJKHEID VOOR AANNEMER
(…)
40-020 - REEDS GELEVERDE WERKZAAMHEDEN EN MATERIALEN VALLEN NIET ONDER ONZE VERANTWOORDING EN AANSPRAKELIJKHEID
(…)”
2.3.
De algemene voorwaarden van [gedaagden] maken onderdeel uit van de opdrachtbevestiging en daarin is onder andere opgenomen (productie 1 bij dagvaarding):
“(…) Artikel 4 – Verplichtingen van [V.O.F.]
1. [V.O.F.] staat ervoor in, dat het werk goed en deugdelijk wordt opgeleverd in overeenstemming met de bepalingen van de overeenkomst en dat het gebruik maakt van deugdelijke werkbewijzen.
(…)
3. [V.O.F.] neemt bij de uitvoering van het werk de daarop van toepassing zijnde voorschriften en regelgeving in acht, zoals deze van kracht zijn of zullen zijn ten tijde van de uitvoering van het werk.
4. [V.O.F.] is verplicht de opdrachtgever te wijzen op:
  • onjuistheden in de opgedragen werkzaamheden voor zover het bouwbedrijf deze kent of redelijkerwijs behoort te kennen;
  • onjuistheden in de door de opdrachtgever verlangde constructies en werkwijzen;
  • kenbare gebreken van de (on)roerende zaak waaraan het werk wordt verricht;
  • gebreken in of ongeschiktheid van materialen of hulpmiddelen die door de opdrachtgever ter beschikking zijn gesteld; een en ander voor zover deze zich vóór of tijdens de uitvoering van het werk aan het bouwbedrijf openbaren en [V.O.F.] terzake deskundig moet worden geacht.
5. Indien [V.O.F.] één of meer afspraken niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomt, is het gehouden de in redelijkheid hiermee verband houdende schade te vergoeden.
Artikel 5 – Verplichtingen van de opdrachtgever.
1. De opdrachtgever staat in voor de deugdelijkheid en geschiktheid van de door hem ter beschikking gestelde of voorgeschreven materialen en hulpmiddelen èn voor de juistheid van de door hem verstrekte gegevens.
(…)
4. De opdrachtgever draagt het risico voor schade veroorzaakt door:
  • onjuistheden in de opgedragen werkzaamheden;
  • onjuistheden in de door de opdrachtgever verlangde constructies en werkwijzen;
  • kenbare gebreken van de (on)roerende zaak waaraan het werk wordt verricht;
  • gebreken in of ongeschiktheid van materialen of hulpmiddelen die door de opdrachtgever ter beschikking zijn gesteld.
Dit doet niet af aan de waarschuwingsplicht van het bouwbedrijf op grond van artikel 4 lid 4.
Artikel 6 – Garanties en garantievoorwaarden.
1. Oplevertermijn 3 maanden na oplevering
2. op nieuwbouw, metselwerk en daken 6 jaar
3. op verborgen gebreken constructie 10 jaar ( muv werkzaamheden uitgevoerd door [aannemer 1] )
4. kozijnen en dubbel glas 2 jaar
5. hang en sluitwerk 2 jaar
6. wand en vloertegelwerk 2 jaar
7. stucwerk 1 jaar
(…)”
2.4.
Op 20 augustus 2018 is [gedaagden] met het werk aangevangen. De werkzaamheden zijn regelmatig tussentijds geïnspecteerd door een bouwkundig adviseur, de heer [naam 1] , die door [eisers] was ingeschakeld om toezicht te houden op de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden.
2.5.
De woning is op 1 juli 2019 opgeleverd. Een bouwkundige van Vereniging Eigen Huis heeft daarbij een “Rapport Opleveringskeuring” (hierna het opleverrapport) opgesteld dat door partijen is ondertekend. Het opleverrapport (productie 2 bij dagvaarding) maakt melding van 44 door Vereniging Eigen Huis geconstateerde gebreken. In het rapport is opgenomen dat [gedaagden] zich akkoord verklaart met de in het rapport geregistreerde gegevens en dat hij verklaart de daarin genoemde tekortkomingen uiterlijk binnen 3 maanden te herstellen. [gedaagden] is vervolgens overgegaan tot herstel van een deel van de in het rapport genoemde gebreken.
2.6.
Bij brief van 27 maart 2020 (productie 3 bij dagvaarding) heeft [eisers] [gedaagden] gesommeerd om 22 in het opleverrapport genoemde punten, die op dat moment nog niet waren opgelost, te verhelpen. Bovenop de nog openstaande punten uit het opleverrapport, wijst [eisers] nog op 7 overige punten die op 28 oktober 2019 bij [gedaagden] zijn gemeld en nog niet zijn opgepakt, waaronder het ervaren van tocht langs de kozijnen.
2.7.
[gedaagden] heeft vervolgens een aantal van de in voormelde brief genoemde opleverpunten hersteld en bij e-mail van 14 april 2020 laten weten dat zijn gezondheid het nog niet toelaat direct andere zaken op te lossen (productie 4 bij dagvaarding).
2.8.
Bij brief van 6 mei 2020 heeft [eisers] [gedaagden] nogmaals in de gelegenheid gesteld om 16 daarin genoemde opleverpunten, alsmede de 7 aanvullende punten zoals weergegeven in de brief van 27 maart 2020, te herstellen. Tot slot maakt [eisers] in deze brief melding van drie nieuwe klachten (productie 5 bij dagvaarding).
2.9.
Bij brief van 24 mei 2020 laat [gedaagden] weten werkzaamheden te willen laten uitvoeren door een derde en geeft hij aan welke van de door [eisers] gestelde gebreken volgens hem niet onder zijn verantwoordelijkheid vallen (productie 6 bij dagvaarding).
2.10.
De door [gedaagden] ingeschakelde derde (de heer [naam 2] ) heeft vervolgens enkele opleverpunten verholpen. Op 7 juni 2020 stuurt de heer [naam 2] aan [eisers] een overzicht van de op dat moment wel en nog niet verholpen punten (productie 7 bij dagvaarding)
2.11.
Bij e-mail van 30 augustus 2020 geeft de heer [naam 2] aan de samenwerking met [gedaagden] te hebben gestopt (productie 8 bij dagvaarding).
2.12.
Bij brief van 8 september 2020 heeft [eisers] aan [gedaagden] laten weten de overeenkomst te ontbinden in de staat van uitvoering waarin deze zich op dat moment bevond en dat een deskundige zal worden ingeschakeld om de schade die [eisers] daardoor lijdt te laten begroten (productie 9 bij dagvaarding).
2.13.
[eisers] heeft vervolgens DEKRA Experts (hierna Dekra) ingeschakeld die op 25 september 2020 in aanwezigheid van partijen de woning heeft onderzocht. Dekra heeft van haar onderzoek een rapport met datum 13 oktober 2020 opgesteld (hierna ook wel te noemen het eerste Dekra rapport) waarin 53 gebreken worden opgesomd en waarvan de totale herstelkosten op € 35.150,00 inclusief btw worden begroot (productie 11 bij dagvaarding). Een groot deel van de door Dekra geconstateerde gebreken ziet op gebreken die niet in het opleverrapport van Vereniging Eigen Huis zijn opgenomen.
2.14.
[eisers] heeft vervolgens de firma QuattroExpertise (hierna Quattro) ingeschakeld om, in verband met het ervaren van geluidshinder, een geluidsonderzoek in de woning uit te voeren. Quattro concludeert in haar rapport dat sprake is van een overschrijding van de grenswaarden conform de richtlijnen. Quattro is van mening dat het omgevingsgeluid niet langs de raam- of deurkozijnen van de woning binnentreedt, maar via de dakconstructie de woning lijkt binnen te komen. Quattro adviseert om de dakconstructie nader te laten inspecteren om de oorzaak van geluidshinder te achterhalen (productie 12 bij dagvaarding).
2.15.
[eisers] heeft vervolgens de firma [onderzoeksinstituut] ingeschakeld voor verder onderzoek naar geluidshinder en tocht. [onderzoeksinstituut] concludeert in haar rapport dat op zeer veel posities sprake is van luchtlekkages wat tochtklachten, warmteverlies en geluidsoverlast veroorzaakt. De woning voldoet volgens [onderzoeksinstituut] niet aan de gestelde luchtdoorlatingseis uit het Bouwbesluit (productie 13 bij dagvaarding).
2.16.
Bij brief van 10 maart 2021 heeft [eisers] [gedaagden] een nadere ingebrekestelling gestuurd voor geconstateerde gebreken die niet in het opleverrapport stonden vermeld en [gedaagden] de gelegenheid geboden deze punten te herstellen conform de bijgevoegde rapporten van Quattro en [onderzoeksinstituut] . Tot slot wordt in de brief medegedeeld dat de woning last heeft van knallende dakplaten en dat ook op dit punt sprake is van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, nu [gedaagden] het dak heeft opgeleverd (productie 14 bij dagvaarding).
2.17.
Bij e-mail van 6 april 2021 laat [gedaagden] weten alleen het opleverrapport te erkennen en dat hij voor de overige gestelde gebreken een contra expertise wenst (productie 17 bij dagvaarding).
2.18.
Op 4 augustus 2021 heeft Dekra de ervaren problemen in de vorm van knallende dakplaten, tocht en warmteverlies nader onderzocht. Na Dekra daartoe meermaals te hebben aangeschreven, heeft [gedaagden] op 18 oktober 2022 het rapport van Dekra ontvangen. In dit rapport (hierna ook wel te noemen het tweede Dekra rapport) valt o.a. te lezen (productie 23 bij dagvaarding):
“(…) Ten tijde van onze inspectie (…) was sprake van zonnige weersomstandigheden en hebben wij geen geluiden kunnen waarnemen uit de dakconstructie die gekenmerkt zouden kunnen worden als knallende dakplaten. Door ons zijn in het geheel geen geluiden waargenomen van de dakconstructie dan wel de constructie van het pand. (…)
Het grootste gebrek dat aanwezig is bestaat uit de aanwezigheid van niet luchtdichte constructies met name in de dakafwerkingen. Dit leidt tot geluidsoverlast afkomstig van buiten de woning en warmteverlies vanuit de woning naar buiten. Zie hiervoor de u bekende rapporten.
Het is niet meer dan aannemelijk dat de sandwichpanelen die aanwezig zijn op het zadeldak niet volgens de regels der kunst zijn geplaatst waardoor deze problemen worden veroorzaakt. De gebrekkige montage hiervan zal ook hebben geleid tot het op zijn tijd “knallen” van het dak.
Het plaatsen van afdichtingen in de kapconstructie zal zonder meer leiden tot een reductie van warmteverlies en reductie tot geluidsoverlast. Het zogenoemde “knallen” van het dak zal hierdoor niet worden voorkomen. Dit gebrek kan worden opgelost door de gehele kapconstructie te verwijderen en opnieuw te plaatsen.(…)”
De totale kosten voor het verwijderen en opnieuw plaatsen van de kapconstructie schat Dekra op € 127.500,00 exclusief btw.
2.19.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft [eisers] het tweede rapport van Dekra aan [gedaagden] toegezonden, hem in gebreke gesteld voor de daarin genoemde verborgen gebreken en [gedaagden] gesommeerd om binnen drie maanden voor herstel van het dak zorg te dragen zodat geen sprake meer is van een niet luchtdichte constructie, geluidsoverlast en warmteverlies (productie 24 bij dagvaarding).
2.20.
Op 8 november 2022 heeft Dekra de begroting van haar eerste rapport (het rapport van 13 oktober 2020) herzien en adviseert zij om, gezien prijsstijgingen van grondstoffen en materialen, het in 2020 genoemde herstelbedrag te indexeren met 17% (productie 27 bij dagvaarding).
2.21.
Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over een contra-expertise die uiteindelijk niet meer heeft plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagden] jegens [eisers] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de contractuele verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst,
II. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 41.125,50 aan schadevergoeding voor gebreken uit het eerste Dekra rapport, te vermeerderen met wettelijke rente,
III. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 154.275,00 aan schadevergoeding voor gebreken aan het dak zoals genoemd in het tweede Dekra rapport, te vermeerderen met wettelijke rente,
IV. [gedaagden] veroordeelt tot betaling van € 10.703,45 aan deskundigenkosten,
V. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 2.317,75 aan incassokosten,
VI. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt – kort weergegeven – aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. [eisers] meent dat een aantal opleverpunten niet hersteld is en dat daarnaast sprake is van verborgen gebreken. [gedaagden] is in de gelegenheid gesteld om deze gebreken te herstellen, maar heeft daaraan geen gevolg gegeven, zodat hij in verzuim verkeert en [eisers] terecht aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding. Daarnaast dient [gedaagden] de kosten voor de ingeschakelde deskundigen, de incassokosten en proceskosten te vergoeden, aldus [eisers] .
3.3.
[gedaagden] voert verweer en betwist de vordering grotendeels.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak ziet op de vraag of [eisers] wegens de aangevoerde gebreken in het door [gedaagden] uitgevoerde werk recht heeft op vervangende schadevergoeding.
4.2.
Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst die zij zijn aangegaan kwalificeert als aanneming van werk, zodat daarop Boek 7, Titel 12 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is.
4.3.
[eisers] heeft de gestelde tekortkomingen (gebreken) van [gedaagden] nader onderbouwd door overlegging van rapporten van Dekra, Quattro en [onderzoeksinstituut] . De tekortkomingen betreffen volgens [eisers] de volgende categorieën:
[gedaagden] heeft nog niet alle opleverpunten uit het opleverrapport hersteld,
Dekra heeft na oplevering in haar eerste rapport verschillende gebreken vastgesteld die niet in het opleverrapport zijn opgenomen,
uit het tweede rapport van Dekra volgt dat de woning last heeft van knallende dakplaten,
uit de rapporten van Quattro en [onderzoeksinstituut] volgt dat de woning last heeft van luchtlekkages wat geluidsoverlast, tochtklachten en warmteverlies veroorzaakt.
4.4.
De rechtbank zal hierna beoordelen of en in hoeverre [gedaagden] zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst al dan niet (deugdelijk) is nagekomen. De rechtbank zal daarbij de door Dekra en partijen gehanteerde nummering van de gestelde gebreken aanhouden. De gebreken met de nummers 14, 15, 17, 18, 19, 22, 37, 38, 41 en 45 van het eerste Dekra rapport behoeven in dit vonnis geen bespreking meer, omdat zij al zijn hersteld of door [eisers] in deze procedure niet (meer) als gebrek zijn aangemerkt.
Nog niet herstelde opleverpunten uit het opleverrapport
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het werk op 1 juli 2019 is opgeleverd. In het opleverrapport staat dat [gedaagden] de 44 daarin opgesomde gebreken uiterlijk binnen drie maanden zal herstellen. Voor zover [gedaagden] zich nu op het standpunt stelt dat in het opleverrapport gebreken staan opgenomen die niet aan hem kunnen worden toegerekend, wordt dit verweer gepasseerd. [gedaagden] is op grond van het opleverrapport gehouden de daarin genoemde gebreken te herstellen. [gedaagden] heeft daarvoor in het opleverrapport getekend en heeft dat ook nadien nog expliciet erkend, onder andere in zijn e-mail van 6 april 2021.
4.6.
De gebreken genoemd onder nummers 12, 13 en 21 van het eerste Dekra rapport staan in het opleverrapport vermeld en worden door [gedaagden] erkend. De rechtbank stelt vast dat daarnaast ook de door Dekra genoemde gebreken met de nummers 3, 4, 5, 8, 9, 10, 16, 23, 24, 28, 32, 35, 36 en 46 in het opleverrapport staan zodat vaststaat dat [gedaagden] op deze punten tekortgeschoten is. Ook staat vast dat [gedaagden] ten tijde van het uitbrengen van de omzettingsverklaring in verzuim verkeerde, omdat uit het opleverrapport van 1 juli 2019 volgt dat [gedaagden] de gebreken als vermeld in het rapport binnen drie maanden zal herstellen, en dat is niet gebeurd.
4.7.
Dekra heeft de herstelkosten voor de hiervoor genoemde gebreken in haar eerste rapport begroot op een totaalbedrag van € 15.277,50 inclusief btw. [gedaagden] heeft de hoogte van deze kosten niet, althans niet gemotiveerd betwist. [eisers] stelt dat deze in 2020 geraamde herstelkosten nog met 17% moeten worden geïndexeerd wegens prijsstijgingen. Ter onderbouwing van die indexering heeft [eisers] een brief van Dekra overgelegd (productie 27 bij dagvaarding). [gedaagden] heeft de juistheid daarvan betwist omdat een onderbouwing ontbreekt en niet is aangetoond dat er geïndexeerd zou moeten worden op alle materialen en alle arbeidsuren. De rechtbank is met [gedaagden] van oordeel dat [eisers] de indexering van Dekra inderdaad onvoldoende heeft onderbouwd. Dekra gaat ervan uit dat prijzen van grondstoffen en materialen zijn gestegen en adviseert daarom een indexering van 17%, maar iedere verdere onderbouwing ontbreekt. Dat ook op arbeidsuren eenzelfde indexeringspercentage zou moeten worden toegepast, volgt niet uit de brief van Dekra. Dit terwijl in het oorspronkelijke schadebedrag van € 40.902,50 inclusief btw geen onderscheid is gemaakt in materiaalkosten en uurloon. Onduidelijk blijft daarom op welke deelbedragen volgens Dekra een indexeringspercentage van 17% zou moeten worden toegepast. De rechtbank zal daarom uitgaan van het oorspronkelijke schadebedrag zodat bij eindvonnis met betrekking tot de punten als genoemd in 4.6. een bedrag van
€ 15.277,50inclusief btw aan vervangende schadevergoeding zal worden toegewezen.
4.8.
Voor zoveel [eisers] zich op het standpunt stelt dat in het eerste rapport van Dekra nog meer gebreken staan die met de in het opleverrapport genoemde gebreken overeenkomen, is dat onvoldoende onderbouwd.
Zichtbare gebreken die niet in het opleverrapport staan vermeld
4.9.
Gevolg van het feit dat het werk op 1 juli 2019 is opgeleverd, is dat [gedaagden] als aannemer ontslagen is van de aansprakelijkheid voor gebreken die [eisers] als opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken (artikel 7:758 lid 3 BW). In de door [eisers] aangevoerde gebreken dient daarom onderscheid te worden gemaakt tussen: (i) de gebreken die ten tijde van de oplevering bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn en (ii) de zogeheten ‘verborgen gebreken’, die [eisers] als opdrachtgever ten tijde van de oplevering niet had behoeven te constateren en die hij eerst na de oplevering ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] zich, ten aanzien van een deel van de door Dekra geconstateerde gebreken, er terecht op beroept dat dit gebreken zijn die [eisers] tijdens de oplevering had kunnen en moeten ontdekken. Dat geldt des te meer nu de oplevering op verzoek van [eisers] onder begeleiding van een bouwkundige van Vereniging Eigen Huis is gedaan. Het gaat dan om de door Dekra in haar eerste rapport genoemde gebreken met de nummers 1, 2, 6, 20, 25, 27, 31, 39, 40, 42, 44, 50, 51, 52 en 53. Deze gebreken waren zichtbaar en hadden ten tijde van de oplevering geconstateerd kunnen worden. Nu op deze punten geen sprake is van verborgen gebreken, geldt de hoofdregel van artikel 7:758 leden 1 en 3 BW, wat betekent dat de aansprakelijkheid van [gedaagden] voor deze gebreken is komen te vervallen.
4.11.
Voor zover het gebrek onder 1 (kras in glaspaneel) ten tijde van oplevering door vieze beglazing niet waarneembaar was, zoals [eisers] stelt, heeft te gelden dat [eisers] hier - gelet op het bepaalde in artikel 6:89 BW - niet tijdig over heeft geklaagd, waarmee de aansprakelijkheid van [gedaagden] is komen te vervallen.
Gebreken die onder nazorg vallen
4.12.
De rechtbank is met [eisers] van oordeel dat het verhelpen van klemmende deuren (nummers 47 en 48 van het eerste Dekra rapport) valt onder nazorg na oplevering. Hetzelfde geldt voor stucwerk dat na oplevering is gaan scheuren/onthechten (nummer 49 van het eerste Dekra rapport). Dat geldt des te meer nu [gedaagden] daartoe in artikel 6 van zijn algemene voorwaarden specifieke garanties heeft verstrekt. De op basis van het eerste Dekra rapport gevorderde schadevergoeding van in totaal
€ 450,00zal, bij gebreke van een gemotiveerde betwisting, worden toegewezen.
Verborgen gebreken
Mindere inbedding tegelwerk bijkeuken en badkamer
4.13.
Dekra heeft (onder randnummers 7 en 11 van haar eerste rapport) vastgesteld dat naast een mindere inbedding van het tegelwerk in de technische ruimte en het toilet, zoals al was vastgelegd in het opleverrapport, ook sprake is van een mindere inbedding van het vloertegelwerk in de bijkeuken en het wandtegelwerk van de badkamer. Deze gebreken waren weliswaar bij oplevering al aanwezig, maar het enkele feit dat dit toen niet door de bouwkundige van Vereniging Eigen Huis is opgemerkt, betekent nog niet dat dit gebreken zijn die bij oplevering redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn. Nu een mindere inbedding van tegelwerk niet met het blote oog zichtbaar is en [gedaagden] niet deskundig is, kan dit gebrek worden aangemerkt als een verborgen gebrek.
4.14.
Dat sprake is van een mindere inbedding is door [gedaagden] ook niet weersproken, waarmee het gebrek (de tekortkoming) is komen vast te staan. Dat de tegels zijn aangeschaft door [eisers] en deze van B-kwaliteit en minder geschikt zouden zijn om zowel op de wand als de vloer te worden geplaatst wat kan leiden tot afwijkingen in de vlakheid en een mindere inbedding, zoals [gedaagden] stelt, ontslaat [gedaagden] niet van aansprakelijkheid. Als al van de juistheid van die stelling zou worden uitgegaan, had [gedaagden] als aannemer [eisers] daarvoor moeten waarschuwen. Dat volgt niet alleen uit de wet (artikel 7:754 BW) maar is ook expliciet opgenomen in de algemene voorwaarden van [gedaagden] (artikel 4 lid 4). Niet gebleken is dat [gedaagden] voor een verminderde kwaliteit of ongeschiktheid van de tegels heeft gewaarschuwd. [gedaagden] zal dan ook in de door Dekra geschatte herstelkosten van in totaal
€ 8.650,00inclusief btw veroordeeld worden. [gedaagden] heeft dit schadebedrag immers niet, althans niet gemotiveerd betwist.
Loslatende aluminium strips puien
4.15.
Dekra geeft onder nummer 30 van haar rapport aan dat de aluminium strips onder de puien in de voorgevel en de rechterzijgevel van de woning niet goed zijn vastgezet en niet deugdelijk zijn afgewerkt. Vast staat dat deze strips al eerder loslieten en door [gedaagden] opnieuw zijn verlijmd zodat ze bij oplevering nog goed vast zaten. Die herstelwerkzaamheden zijn kennelijk niet goed uitgevoerd nu de strips na oplevering opnieuw zijn losgelaten. Gevolg daarvan is dat [gedaagden] voor het door Dekra begrote, en niet door hem betwiste, schadebedrag van
€ 500,00inclusief btw aansprakelijk is.
Leksporen schilderwerk koof
4.16.
Uit het eerste rapport van Dekra (onder nummer 43) blijkt weliswaar dat in het schilderwerk op de koof sprake is van leksporen, maar uit het rapport volgt niet wat de oorzaak daarvan is. Volgens [eisers] zijn deze leksporen het gevolg van lekkages die na oplevering hebben plaatsgevonden, maar onvoldoende onderbouwd is dat dit veroorzaakt is door een ondeugdelijke uitvoering van het werk door [gedaagden] , zodat een tekortkoming van [gedaagden] niet is komen vast te staan. [gedaagden] is daarom niet aansprakelijk voor de kosten voor herstel van de leksporen in het schilderwerk.
Knallende dakplaten
4.17.
[eisers] stelt dat de woning last heeft van knallende dakplaten en dat dit een verborgen gebrek is dat hij bij oplevering niet had behoeven te constateren. [eisers] heeft dit gebrek pas voor het eerst bij brief van 10 maart 2021 aan [gedaagden] gemeld en wijst ter verdere onderbouwing van dit gebrek naar het tweede rapport van Dekra.
4.18.
De rechtbank is met [gedaagden] van oordeel dat [eisers] onvoldoende heeft onderbouwd dat de dakplaten knallen en zo ja wat daar de oorzaak van is. De enkele mededeling in het tweede rapport van Dekra dat het niet meer dan aannemelijk is dat de sandwichpanelen die aanwezig zijn op het zadeldak niet volgens de regels der kunst zijn geplaatst wat tot het op zijn tijd knallen van het dak leidt, is daartoe onvoldoende. Uit het rapport volgt dat Dekra helemaal geen geluiden heeft kunnen waarnemen uit de dakconstructie die gekenmerkt zouden kunnen worden als knallende dakplaten. De rechtbank komt daarom niet toe aan toewijzing van de gevorderde vervangende schadevergoeding die volgens Dekra zelfs zou moeten bestaan uit het geheel verwijderen en opnieuw plaatsen van de kapconstructie.
Geluidshinder, tochtklachten en warmteverlies
4.19.
[eisers] stelt tot slot - onder verwijzing naar de rapporten van Quattro en [onderzoeksinstituut] - dat de woning last heeft van luchtlekkages wat geluidshinder, tochtklachten en warmteverlies veroorzaakt.
4.20.
De rechtbank is met [eisers] van oordeel dat uit voornoemde rapporten genoegzaam volgt dat op diverse plaatsen in de woning sprake is van luchtlekkages. Of dit verborgen gebreken zijn die [eisers] aanspraak geven op vervangende schadevergoeding, zal de rechtbank hierna - aan de hand van het [onderzoeksinstituut] rapport - beoordelen.
a)
Luchtdichting van de kozijnen
4.21.
Onder 2.2 van haar rapport concludeert [onderzoeksinstituut] dat rond vrijwel alle kozijnen sprake is van luchtlekkages als gevolg van ontbrekende luchtdichtingen of het onjuist/onvolledig aanbrengen daarvan. Hieruit volgt dat het door [gedaagden] uitgevoerde werk op dit punt niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Nu [gedaagden] de inhoud van het rapport niet, althans onvoldoende heeft weersproken, gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagden] in de nakoming van de overeenkomst tot aanneming van werk tekort is geschoten.
4.22.
De ontbrekende danwel gebrekkige luchtdichting van de kozijnen is naar het oordeel van de rechtbank geen gebrek dat [eisers] tijdens de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Tocht kan immers pas bij ingebruikneming van een woning goed worden ervaren. [gedaagden] is dan ook aansprakelijk voor dit verborgen gebrek. In het [onderzoeksinstituut] rapport wordt geen bedrag genoemd voor herstel van dit gebrek en [eisers] heeft de herstelkosten ook niet op een andere wijze nader onderbouwd. De rechtbank gaat daarom uit van het bedrag dat voortvloeit uit het eerste Dekra rapport (nummers 33 en 34), hetgeen neerkomt op een bedrag van
€ 6.000,00inclusief btw.
b)
Luchtdichting van de dakkapel
4.23.
Onder 2.3 van haar rapport concludeert [onderzoeksinstituut] dat via diverse plafondspots een grote hoeveelheid koude lucht binnendringt wat wijst op een niet goed aansluitende of ontbrekende dampremmende laag en luchtdichting van de verschillende constructiedelen van de dakkapel.
4.24.
[gedaagden] heeft gemotiveerd betwist dat hij aansprakelijk is voor dit gebrek. Volgens [gedaagden] is dit gebrek niet door zijn werkzaamheden ontstaan, maar is dit veroorzaakt door de elektricien die gaten heeft geboord die hij dicht had moeten zetten. Uit het [onderzoeksinstituut] rapport volgt dat de koude lucht inderdaad via de plafondspots binnendringt en dat er geen verder (destructief) onderzoek naar de achterliggende constructiedelen van de dakkapel is verricht. Het had gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden] en de summiere onderbouwing in het [onderzoeksinstituut] rapport op de weg van [eisers] gelegen om nader te onderbouwen dat en waarom het doordringen van koude lucht via plafondspots het gevolg is van de met [gedaagden] overeengekomen werkzaamheden. Dat heeft [eisers] niet gedaan. Overigens is in het Dekra rapport, noch in de andere rapporten, een bedrag aan herstelkosten voor dit punt opgenomen zodat ook om die reden de rechtbank geen vervangende schadevergoeding kan toewijzen.
c)
Luchtdichting van de nok van de woning
4.25.
Onder 2.4 van haar rapport concludeert [onderzoeksinstituut] dat de nok van de woning een grote hoeveelheid koude afwijkingen vertoont. Uit de overige stukken en hetgeen ter zitting is besproken, begrijpt de rechtbank dat dit het gevolg is van het ontbreken van isolatiemateriaal in de nok.
4.26.
Vaststaat dat [gedaagden] de nok conform de tekeningen van de architect, waarin geen isolatiemateriaal in de nok was ingetekend, heeft uitgevoerd. [eisers] stelt dat op [gedaagden] als aannemer een waarschuwingsplicht rust en dat hij [eisers] had moeten adviseren – ter voorkoming van geluidsoverlast en warmteverlies – de nok te isoleren. [gedaagden] betwist dat op hem een waarschuwingsplicht rustte en voor het geval dat wel zo is, hij die waarschuwingsplicht geschonden heeft. Volgens [gedaagden] heeft hij het aanbrengen van isolatiemateriaal in de nok wel voorgesteld, maar wilde [eisers] dat wegens bezuinigingen niet. [eisers] heeft dat op zijn beurt betwist.
4.27.
Of het aanbrengen van isolatiemateriaal in de nok al dan niet tijdens het uitvoeren van het werk ter sprake is gekomen, kan in het midden blijven. Ook als [gedaagden] niet zou hebben gewezen op het ontbreken van isolatie in de nok is de rechtbank van oordeel dat de waarschuwingsplicht niet zo ver strekt dat hier aan [gedaagden] een verwijt valt te maken. Dat (het ontbreken van) isolatie in zijn algemeenheid een punt is dat bij de uitvoering van het werk mogelijk ter sprake komt, betekent immers nog niet dat er ook in juridisch opzicht een waarschuwingsplicht voor de aannemer geldt. De in artikel 7:754 BW neergelegde plicht van de aannemer tot waarschuwing heeft betrekking op onjuistheden in de opdracht of op gebrekkige zaken van de opdrachtgever, voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Het niet ingetekend zijn van isolatiemateriaal in de nok van een woning is geen onjuistheid in de opdracht. Het achterwege laten van isolatie kan immers ook simpelweg een keuze zijn, bijvoorbeeld uit kostenbesparende overwegingen. [gedaagden] heeft de opdracht conform tekening uitgevoerd en hoefde niet nader te onderzoeken of die tekening wel voldeed aan de wensen/keuzes van [eisers] . Zo ver strekt de waarschuwingsplicht van de aannemer niet.
4.28.
Op grond van het bovenstaande is de conclusie dat [gedaagden] ten aanzien van de nok niet tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst of een op hem rustende waarschuwingsplicht geschonden heeft. Voor vervangende schadevergoeding is op dit punt dus ook geen plaats.
d)
Luchtdichting van de bergruimte
4.29.
Onder 2.6 van haar rapport concludeert [onderzoeksinstituut] dat de bergruimte/garage extreem veel lucht door laat. Dit is echter geen gebrek waarvoor [gedaagden] aansprakelijk kan worden gehouden aangezien de garage niet door [gedaagden] is gebouwd. Bovendien concludeert [onderzoeksinstituut] onder 3.5 van haar rapport dat bij een goed sluitende deur tussen de bergruimte en de technische ruimte het aanvullend afdichten van de scheidingsconstructie niet noodzakelijk is.
e)
Luchtdichting tussen de dakplaten
4.30.
Onder 2.5 van haar rapport concludeert [onderzoeksinstituut] dat vanuit een groot aantal naden tussen de dakplaten een grote hoeveelheid koude lucht de woning binnen stroomt wat wijst op een ontbrekende afdichting tussen de dakplaten. [onderzoeksinstituut] stelt vast dat enkele van de afdichtingsstrips zijn vervormd en/of gedeeltelijk zijn los geraakt.
4.31.
De rechtbank is met [eisers] van oordeel dat dit een verborgen gebrek is dat hij niet bij oplevering behoefde te ontdekken. In het [onderzoeksinstituut] rapport wordt vermeld dat indien gebruik is gemaakt van IsoBouw SLIMFIX-XT dakplaten, deze afdichtingen niet kunnen worden vervangen en moeilijk hersteld kunnen worden. Uit hetgeen ter zitting is besproken leidt de rechtbank af dat niet dit type dakplaten is gebruikt, maar een ander type, namelijk van het merk unidek. Ook Dekra geeft in haar tweede rapport aan dat het plaatsen van afdichtingen in de kapconstructie mogelijk is en zal leiden tot een reductie van warmteverlies en geluidsoverlast. Dekra heeft daar echter geen aparte herstelkosten voor begroot omdat zij ervan uit ging dat het gehele dak, als gevolg van de gestelde knallende dakplaten, vervangen zou moeten worden. Nu niet is komen vast te staan dat de dakplaten knallen en er dus geen grond is om het geheel vervangen van het dak als schadepost toe te wijzen, kan de rechtbank – bij gebreke van een aparte raming – de herstelkosten voor het aanbrengen van afdichtingen in de kapconstructie niet begroten. De rechtbank zal [eisers] in de gelegenheid stellen hierover nadere informatie te verschaffen. [eisers] dient bij akte gemotiveerd en onderbouwd met schriftelijke stukken in te gaan op de vraag wat de herstelkosten zijn voor het plaatsen van afdichtingen in de kapconstructie.
4.32.
De rechtbank zal [gedaagden] in de gelegenheid stellen om bij antwoordakte te reageren op de door [eisers] te nemen akte.
Tussenconclusie
4.33.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ligt bij eindvonnis in ieder geval een bedrag van in totaal € 30.877,50 inclusief btw aan vervangende schadevergoeding voor toewijzing gereed. [gedaagden] is ten aanzien van al deze gebreken in verzuim komen te verkeren en heeft de gevorderde herstelkosten niet, althans niet gemotiveerd weersproken. Ook de gevorderde wettelijke rente, deskundigenkosten en incassokosten zullen bij gebreke van een betwisting bij eindvonnis worden toegewezen. Partijen dienen zich bij akte uitsluitend nog uit te laten over de hoogte van de herstelkosten voor het plaatsen van afdichtingen in de kapconstructie. Met het oog op deze nadere aktewisseling houdt de rechtbank de verdere beslissingen tot het eindvonnis aan.
4.34.
De rechtbank merkt nog op dat het partijen vrij staat om naar aanleiding van dit tussenvonnis in minnelijk overleg te treden om te kijken of een onderlinge regeling mogelijk is.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 mei 2024voor het nemen van een akte door [eisers] over hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 4.31 (de herstelkosten voor het plaatsen van afdichtingen in de kapconstructie), waarna [gedaagden] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.