ECLI:NL:RBZWB:2024:2883

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419842 FA RK 24-1054
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en afwijzing verzoek tot opleggen van een dwangsom in een ouderschapszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G. Kalk, verzocht om aanpassing van de zorg- en opvoedingstaken, met name voor de zomervakantie van 2024, waarin hij drie aaneengesloten weken met [minderjarige] wilde doorbrengen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.A. van den Hoogen, was het niet eens met deze wijziging en vroeg om afwijzing van de verzoeken van de man, behoudens enkele punten waarop zij instemde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de zorgverdeling, met name voor de zomervakantie. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 24 oktober 2022 in stand gelaten, waarbij [minderjarige] in de zomervakantie van 2024 van 7 juli tot en met 28 juli bij de man verblijft, gevolgd door drie weken bij de vrouw. De rechtbank heeft ook de verdeling van de zorg- en contactregeling voor de overige vakanties en studiedagen vastgesteld, waarbij de belangen van [minderjarige] voorop staan.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man om een dwangsom op te leggen aan de vrouw afgewezen, omdat dit zou kunnen leiden tot meer conflicten en niet in het belang van [minderjarige] zou zijn. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/419842 FA RK 24-1054
datum uitspraak: 29 april 2024
beschikking ex art 1:253a BW
in de zaak van
[de man] ,
hierna: de man,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.G. Kalk te Nijmegen,
tegen
[de vrouw] ,
hierna: de vrouw,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E.J.A. van den Hoogen te Waalwijk,
over de minderjarige
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] , hierna; [minderjarige] .

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 5 maart 2024 ontvangen verzoek van de man van 1 maart 2024, met producties genummerd tot en met 12;
- het F9-formulier van mr. Kalk van 7 maart 2024, met producties 1, 8, 13 en 14;
- het op 15 april 2024 ontvangen verweerschrift, tevens zelfstandig verzoeken, van de vrouw met producties 1 tot en met 5.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 23 april 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, met hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een relatie gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4
Bij beschikking van 24 oktober 2022 heeft deze rechtbank - voor zover relevant - partijen verwezen naar het Uniform Hulpaanbod en heeft verder beslist dat:
[minderjarige] tijdens de zomervakantie van 2023 gedurende twee nader te bepalen aaneengesloten week bij de man zal verblijven. Vanaf 2024 zal [minderjarige] gedurende drie aaneengesloten weken bij de man verblijven.
Alle overige vakanties zullen bij helfte tussen partijen worden verdeeld, in die zin dat de vakanties die één week duren in de even en oneven jaren telkens met elkaar zullen worden afgewisseld. Enkel voor de herfstvakantie van 2022 geldt een uitzondering.
In de meivakantie zal [minderjarige] telkens één week bij de man verblijven en één week bij de vrouw.
In de kerstvakantie zal [minderjarige] in de even jaren vanaf Tweede Kerstdag vanaf 13:00 uur tot 2 januari bij de man verblijven en in de oneven jaren van Tweede Kerstdag vanaf 13:00 uur tot 31 december 13:00 uur.
Het meer of anders verzochte is afgewezen.
2.5
In het kader van het UHA zijn partijen een hulpverleningstraject bij [jeugdorganisatie] gestart. Uit het rapport van 14 november 2023, ingestuurd door de gemeente/toegang, volgt dat de afgesproken resultaten niet zijn behaald. Het advies vanuit de gemeente/toegang is om en beslissing te nemen over de onderwerpen genoemd in de bijlage (onder meer vakanties, feestdagen en studiedagen). De hulpverlening acht het niet noodzakelijk dat er een onderzoek wordt gedaan door de Raad. Er zijn geen zorgen over het individuele ouderschap van beide ouders. Er ontstaat echter onrust, stress en spanning tussen de ouders wanneer er discussies ontstaan over onduidelijke afspraken in het ouderschapsplan. Wanneer besluiten duidelijk zijn vastgelegd en de communicatie minimaal is, dan is de ervaring en verwachting dat de conflicten en de daarbij behorende spanning en emoties afnemen.
2.6
Omdat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over onder meer de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken in de zomervakantie, is de man de onderhavige procedure gestart.

3.De verzoeken en de standpunten

3.1
De man verzoekt de rechtbank om, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de
beschikking van 24 oktober 2022 als volgt te wijzigen:
I. te bepalen dat overeenkomstig de beschikking van Zeeland-West-Brabant d.d. 24 oktober 2022 [minderjarige] in de zomervakantie van 2024 drie aaneengesloten weken bij de man verblijft, te weten van 7 juli 13:00 uur tot en met 28 juli 13:00 uur (eerste drie weken) en dat [minderjarige] vanaf 2025 in de oneven jaren de laatste drie weken bij de man is en de eerste drie weken bij de vrouw en in de even jaren de eerste drie weken bij de man is en de laatste dre weken bij de vrouw;
II. te bepalen dat ten aanzien van de overige vakanties de verdeling als volgt zal zijn:
voorjaarsvakantie: [minderjarige] is altijd bij de vrouw, de omgangsweekenden van de man lopen door;
meivakantie:[minderjarige] is in de even jaren de eerste week van de meivakantie bij de vrouw en de tweede week van de meivakantie bij de man, oftewel [minderjarige] is voor 2024 van zondag 21 april 16:00 uur tot zondag 28 april 13:00 uur bij de vrouw, van 28 april 13:00 uur tot 5 mei 13:00 uur is [minderjarige] bij de man gedurende het reguliere omgangsweekend van 19 april tot en met 21 april is [minderjarige] bij de man. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de meivakantie bij de man en de tweede week van de meivakantie bij de vrouw;
herfstvakantie: [minderjarige] is altijd bij de man, waarbij er voor de vakantie van 2023 een compensatie plaatsvindt nu de vrouw [minderjarige] gedurende het carnavalsweekend thuis heeft gehouden, voor 2024 wenst de man [minderjarige] van vrijdag 18 oktober vanuit school tot en met zondag 27 oktober 13:00 uur bij zich te ontvangen;
kerstvakantie: conform beschikking oktober 2022,
waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de vakanties lopen van zondag tot en met zondag of van vrijdag tot en met vrijdag, aansluitend aan de reguliere omgangsweekenden van [minderjarige] en de man, aangezien [minderjarige] de man soms anders vier weken niet ziet;
III. te bepalen dat [minderjarige] gedurende de feestdagen en/of vrije dagen welke aansluiten aan het weekend dat [minderjarige] bij de man is, [minderjarige] ook deze dagen bij de man verblijft, voor zover 2024 ziet de gewenst verdeling van de feest- en studiedagen er als volgt uit:
  • Pasen: [minderjarige] is het weekend bij de vrouw en blijft bij de vrouw;
  • Hemelvaart 2024: valt dit jaar niet in de meivakantie, [minderjarige] is het weekend na Hemelvaart bij de vrouw en blijft met Hemelvaart bij de vrouw;
  • Pinksteren: het Pinksterweekend is [minderjarige] bij de man, dit weekend wordt verlengd met Pinkstermaandag én de aansluitende studiedag op dinsdag bij de man 16:00 uur;
  • studiedagen 17 juni en 18 juni 2024, aansluitend aan Vaderdag, [minderjarige] blijft bij de man tot 18 juni 16:00 uur;
IV. te bepalen dat wanneer [minderjarige] op vrijdag, voorafgaand aan het omgangsweekend met de man, eerder vrij is van school, de man hem direct vanuit school ophaalt;
V. voorts, wanneer de vrouw weigert de (door de rechtbank te bepalen) vakantie-/feestdagen en vrijedagenregeling na te komen, én indien de vrouw weigert [minderjarige] mee te geven aan de man voor een omgangsweekend wanneer [minderjarige] volgens de vrouw ziek is en zij geen doktersverklaring overlegt waaruit blijkt dat hij ziek is en niet vervoerd kan worden, aan de vrouw een dwangsom op te leggen van € 1.000,00 euro per dag of dagdeel dat de vrouw, na betekening van de in deze zaak af te geven beschikking, geheel of gedeeltelijk in gebreke is of blijft, met oplegging van een maximum € 50.000,00 euro, dan wel een dusdanige dwangsom door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
VI. te bepalen dat wanneer [minderjarige] met één van de ouders op vakantie gaat naar het buitenland, naar een land waarvoor een veilig reisadvies geldt, volgens de Rijksoverheid, de andere ouder binnen een week de getekende toestemmingsformulieren afgeeft aan de ouder met wie [minderjarige] naar het buitenland reist;
VII. de vrouw te veroordelen in de kosten.
3.2
De vrouw is het niet eens met de verzoeken van de man, behoudens de verzoeken waarop de vrouw uitdrukkelijk haar akkoord heeft gegeven, en vraagt deze verzoeken af te wijzen.
3.3
De vrouw verzoekt zelfstandig om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
[minderjarige] jaarlijks in de zomervakantie de eerste drie weken van de zomervakantie bij de man verblijft en de tweede drie weken van de zomervakantie hij bij de vrouw verblijft;
de tweewekelijkse zorg- en contactregeling wordt gewijzigd in die zin dat de man vanaf start schooljaar 2024/2025 op vrijdagen van om 14:00 uur dient op te halen uit school en de wissel op zondag om 14:00 uur plaatsvindt;
de man in de kosten te veroordelen, waaronder de advocatenkosten.
3.4
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Juridisch kader
4.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van een ouder aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
Overeenstemming tussen partijen
4.2
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het eens zijn over de navolgende punten:
voorjaarsvakantie: [minderjarige] is altijd bij de vrouw, het weekend dat [minderjarige] volgens de reguliere tweewekelijkse zorg- en contactregeling bij de man zou doorbrengen, is [minderjarige] bij de man;
meivakantie:verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste week van de meivakantie bij de vrouw en de tweede week van de meivakantie bij de man, in de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de meivakantie bij de man en de tweede week van de meivakantie bij de vrouw;
kerstvakantie: conform beschikking 24 oktober 2022, wat inhoudt dat [minderjarige]
in de even jaren van Tweede Kerstdag vanaf 13:00 uur tot 2 januari bij de man verblijft en
in de oneven jaren van Tweede Kerstdag vanaf 13:00 uur tot 31 december 13:00 uur;
waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de vakanties lopen van zondag tot en met zondag of van vrijdag tot en met vrijdag, aansluitend aan de reguliere omgangsweekenden van [minderjarige] en de man, aangezien [minderjarige] de man soms anders vier weken niet ziet;
Pasen:[minderjarige] verblijft Tweede Paasdag bij de ouder waar hij op basis van de reguliere zorgregeling het weekend doorbrengt;
Hemelvaart:[minderjarige] verblijft bij de ouder bij wie hij volgens de reguliere zorgregeling verblijft, tenzij Hemelvaart in de meivakantie valt, dan geldt de regeling voor de meivakantie;
Pinksteren:[minderjarige] verblijft Pinkstermaandag bij de ouder waar hij volgens de reguliere zorgregeling het weekend doorbrengt.
4.3
De ouders zijn het er voorts over eens dat wanneer [minderjarige] op vrijdag, voorafgaand aan het omgangsweekend met de man, eerder vrij is van school, de man hem direct vanuit school ophaalt;
4.4
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling afgesproken dat wanneer [minderjarige] met één van de ouders op vakantie gaat naar het buitenland naar een land waarvoor een veilig reisadvies geldt, volgens de Rijksoverheid, de andere ouder binnen twee weken na ontvangst van een verzoek daartoe de getekende toestemmingsformulieren afgeeft aan de ouder met wie [minderjarige] naar het buitenland reist.
4.5
Nu partijen het eens zijn over vorenstaande punten en de rechtbank niet is gebleken dat daarmee in strijd met het belang van [minderjarige] wordt gehandeld, zal de rechtbank overeenkomstig deze afspraken beslissen.
Zomervakantie
4.6
Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een jaarlijkse verdeling van de zomervakanties. De man wil graag afwisselende de eerste en de laatste drie weken met [minderjarige] doorbrengen, zoals eerder door de rechter is bepaald. Op deze manier is er de komende jaren steeds voldoende overlap met de vakantie van de jongere halfbroer van [minderjarige] , die onder een andere vakantieregio valt. De vrouw geeft aan dat zij het niet in het belang van [minderjarige] acht dat hij drie aaneengesloten weken bij de man verblijft. Dit is te lang. Daarnaast vindt zij het belangrijk dat [minderjarige] in de laatste week van de zomervakantie kan deelnemen aan de [activiteitenweek] in het dorp waar de vrouw woont.
4.7
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn zorg geuit over de verstoorde verstandhouding tussen de ouders. Er is nog duidelijk sprake van een strijd. De Raad vreest dat [minderjarige] in een loyaliteitsconflict zit, dit kan bijna niet anders. Het lukt de ouders niet om samen het ouderschap vorm geven. Bij [jeugdorganisatie] zijn stappen gezet, maar het is niet voldoende. De Raad is bang dat het de vrouw niet lukt om [minderjarige] emotionele toestemming te geven om het ook bij de man leuk te hebben. De Raad kan zich goed voorstellen dat [minderjarige] thuiskomt bij de vrouw met weerstand. Het is moeilijk voor hem om zich tussen de ouders te bewegen.
Het zou goed zijn als de ouders samen weer naar de hulpverlening gaan om hieraan te werken. Een traject bij een psycholoog kan helpend zijn voor [minderjarige] , maar gaat weinig verbetering voor hem brengen als de ouders niets veranderen.
Het is voor [minderjarige] belangrijk dat hij een gelijkwaardig contact heeft met zijn beide ouders. Ook het contact met zijn halfbroertje is van belang. Hij moet een band gaan opbouwen met alle mensen die onderdeel uitmaken van het gezin. De Raad kan zich voorstellen dat de vrouw ook deelname aan de [activiteitenweek] voor [minderjarige] belangrijk vindt vanwege het contact met leeftijdsgenoten. De Raad adviseert daarom voor de zomervakanties dat [minderjarige] de eerste twee weken bij de vrouw verblijft, dan drie weken bij de man en de laatste week bij de vrouw.
4.8
De rechtbank ziet, ook gelet op het advies van de Raad, geen zwaarwegende bezwaren zijn die moeten leiden tot een afwijking van de eerder door de rechtbank bepaalde verdeling waarin [minderjarige] drie aaneengesloten weken in de zomervakantie bij de man zal verblijven. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat hetgeen de vrouw in dit verband stelt over wat [minderjarige] wil ook daadwerkelijk het meest in zijn belang is.
De rechtbank zal voor de zomervakantie 2024 aansluiten bij de verdeling waarover ten tijde van het indienen van het verweerschrift door de vrouw nog overeenstemming bestond bij partijen, mede omdat de man heeft gesteld in zijn verzoekschrift dat het voor hem vanwege zijn werk enkel mogelijk is om [minderjarige] in de eerste drie weken van deze vakantie bij zich te hebben. [minderjarige] zal dan de laatste drie weken van deze zomervakantie bij de vrouw verblijven en kan daardoor deelnemen aan de [activiteitenweek] .
4.9
Voor de zomervakantie in de komende jaren zal de rechtbank de door de Raad geadviseerde verdeling volgen, te weten twee weken bij de vrouw, drie weken bij de man en een week bij de vrouw. Daarmee zullen de vakanties van [minderjarige] en zijn halfbroertje overlappen, zodat zij gezamenlijk op vakantie kunnen gaan. Ook zal [minderjarige] met deze verdeling kunnen deelnemen aan de [activiteitenweek] in de laatste week van deze vakantie, zoals de vrouw wenst.
Herfstvakantie:
4.1
De man wenst dat [minderjarige] de herfstvakantie bij hem doorbrengt en dat hij in de komende herfstvakantie gecompenseerd wordt voor het feit dat de vrouw [minderjarige] gedurende het afgelopen carnavalsweekend bij haar heeft gehouden. De vrouw kan ermee instemmen dat [minderjarige] bij de man verblijft in deze vakantie, indien hij ook een weekend bij haar doorbrengt (net zoals bij de man in de voorjaarsvakantie).
4.11
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat hij de herfstvakantie bij de man doorbrengt, nu hij de voorjaarsvakantie bij de vrouw doorbrengt. Daarbij zal voor de komende jaren een regeling worden bepaald die overeenkomt met de verdeling van de voorjaarsvakantie, te weten de hele herfstvakantie bij de man, met uitzondering van het weekend dat [minderjarige] volgens de reguliere regeling bij de vrouw zou doorbrengen.
De rechtbank gaat in de herfstvakantie 2024 niet over tot compensatie zoals de man wenst, nu zij op basis van de beschikbare informatie onvoldoende kan vaststellen dat de vrouw zich niet aan de geldende regeling heeft gehouden, mede gelet op de door de vrouw gestelde ziekte van [minderjarige] .
Wijziging reguliere zorg- en contactregeling
4.12
Partijen zijn het erover eens zijn dat wanneer met ingang van het volgend schooljaar door het in te voeren continu-rooster het einde van de schooldag op vrijdag wijzigt naar 14:00 uur, ook de reguliere tweewekelijkse regeling kan wijzigen in die zin dat de man [minderjarige] om de week op vrijdag op dat tijdstip ophaalt uit school. Partijen verschillen echter van mening of dit ook moet leiden tot een aanpassing van het tijdstip dat de man [minderjarige] op zondag weer naar de vrouw brengt. Nu is dat 16:00 uur, de vrouw wil dit aanpassen naar 14:00 uur. Daarmee heeft [minderjarige] volgens haar meer tijd om op zondag tot rust te komen. [minderjarige] komt volgens haar erg onrustig terug van zijn weekend bij de man en heeft tijd nodig om thuis te landen, zodat hij op tijd naar bed kan gaan.
De man stemt daarmee niet in, omdat dit de tijd die hij op zondag met [minderjarige] kan doorbrengen flink verkort, mede gelet op de reistijd van anderhalf tot twee uur enkele reis tussen de adressen van partijen.
4.13
Overeenkomstig het advies van de Raad zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige] op zondag om 16:00 uur bij de vrouw wordt thuisgebracht. Het contact tussen [minderjarige] en de man is al niet ruim in omvang en gelet op de grote reisafstand is een verdere inperking van de omgang op zondag niet in het belang van [minderjarige] .
Studiedagen
4.14
De man stelt dat het partijen niet lukt om overeenstemming te bereiken over de studiedagen. Hij wil graag dat [minderjarige] de studiedagen die aansluiten op de weekenden dat hij bij de man is, bij de man doorbrengt.
De vrouw stelt dat de studiedagen bij uitstek geschikt zijn om logopedie en de te starten behandelingen bij [logopedist] te plannen. Ook moet [minderjarige] voetballen op maandagen en woensdagen en zal hij met nog een sport starten. De vrouw vindt het belangrijk dat [minderjarige] daarvan niets mist.
4.15
De rechtbank zal beslissen conform het advies van de Raad. Het contact tussen [minderjarige] en de man is, zoals eerder overwogen beperkt in omvang. Door de grote reisafstand en de verstoorde ouderrelatie lukt het de ouders niet om extra contactmomenten af te spreken. De studiedagen die aansluiten op de weekenden die [minderjarige] bij de man doorbrengt zijn goede momenten om dit contact verder vorm te geven. Dit betreft hooguit enkele dagen per jaar en met de Raad vindt de rechtbank het meer in het belang van [minderjarige] om deze dagen bij de man door te brengen, dan deze vrij te houden voor eventuele behandelingen of trainingen.
Dwangsommen
4.16
De man stelt dat in de afgelopen acht maanden het omgangsweekend met [minderjarige] driemaal niet heeft plaatsgevonden, omdat [minderjarige] volgens de vrouw ziek zou zijn. De man twijfelt daaraan. Hierdoor heeft de man [minderjarige] driemaal voor een periode van vier weken niet gezien. Om dit in de toekomst te voorkomen wenst de man dat er dwangsommen aan de zorg- en contactregeling worden verbonden en dient de vrouw een verklaring van de huisarts te overleggen als zij meent dat [minderjarige] te ziek is om naar de man te gaan.
De vrouw stelt dat in het eerdere ouderschapsplan is opgenomen dat [minderjarige] in geval van ziekte bij de vrouw blijft. Dit heeft te maken met de astma van [minderjarige] . Deze speelt meer op als hij ziek is. De benodigde medicatie is voorhanden bij de vrouw en in haar woonomgeving. De huisarts heeft daarnaast verklaard in dergelijke gevallen niet bereid te zijn om een verklaring af te geven. Ook de school heeft aan ouders aangegeven een neutrale positie te willen behouden.
4.17
De rechtbank stelt vast dat beide ouders weinig vertrouwen hebben in de ander. Het verbinden van dwangsommen aan de in deze beslissing vast te stellen zorg- en contactregeling lijkt daarmee een aanleiding voor meer discussie en strijd. Dit is niet in het belang van [minderjarige] . Bij deze beschikking wordt naast de reguliere zorg- en contactregeling een uitgebreide regeling vastgesteld voor de overige contactmomenten. De gemeente/ toegang heeft in het rapport na het UHA-traject geuit dat wanneer besluiten duidelijk zijn vastgelegd en de communicatie minimaal is, de ervaring en verwachting is dat de conflicten en de daarbij behorende spanning en emoties afnemen. De rechtbank sluit zich hierbij aan en zal daarom dit verzoek van de man afwijzen. Voor toewijzing is nu nog onvoldoende grond. Dit temeer nu zowel de huisarts als de school duidelijk kenbaar hebben gemaakt niet in discussies tussen de ouders over ziekte en vervoer van [minderjarige] betrokken te willen worden.
4.18
De rechtbank wijst de vrouw er wel op dat zij in het belang van [minderjarige] dient te handelen door eventueel door hem benodigde medicatie aan [minderjarige] mee te geven naar de man. Het kan niet zo zijn dat zij [minderjarige] thuishoudt, omdat alleen zij over deze medicatie beschikt.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19
De rechtbank zal, nu beide partijen dit hebben verzocht, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Proceskosten
4.2
Omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de zaak over hun kind gaat, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijzigt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgelegd beschikking van deze rechtbank van 24 oktober 2022 als volgt:
met ingang van het schooljaar 2024-2025 wijzigt de reguliere lopende tweewekelijkse zorg- en contactregeling in die zin dat de man in het weekend dat [minderjarige] bij de man verblijft [minderjarige] op vrijdag ophaalt uit school (vanaf dat schooljaar in beginsel om 14:00 uur) en [minderjarige] op zondag om 16:00 uur weer bij de vrouw thuisbrengt;
herfstvakantie: [minderjarige] is altijd bij de man, het weekend dat [minderjarige] volgens de reguliere tweewekelijkse zorg- en contactregeling bij de vrouw zou doorbrengen, is [minderjarige] bij de vrouw;
kerstvakantie: conform beschikking 24 oktober 2022, wat inhoudt dat [minderjarige]
in de even jaren van Tweede Kerstdag vanaf 13:00 uur tot 2 januari bij de man verblijft en
in de oneven jaren van Tweede Kerstdag vanaf 13:00 uur tot 31 december 13:00 uur.
voorjaarsvakantie: [minderjarige] is altijd bij de vrouw, het weekend dat [minderjarige] volgens de reguliere tweewekelijkse zorg- en contactregeling bij de man zou doorbrengen, is [minderjarige] bij de man;
meivakantie:[minderjarige] verblijft in de even jaren de eerste week van de meivakantie bij de vrouw en de tweede week van de meivakantie bij de man, in de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de meivakantie bij de man en de tweede week van de meivakantie bij de vrouw;
zomervakantie
in 2024: [minderjarige] verblijft van 7 juli 2024 13:00 uur tot en met 28 juli 2024 13:00 uur (de eerste drie weken) bij de man en daarna drie weken bij de vrouw;
vanaf 2025: [minderjarige] verblijft jaarlijks de eerste twee weken bij de vrouw, dan drie weken bij de man en in de laatste week bij de vrouw;
waarbij er rekening mee wordt gehouden dat de vakanties lopen van zondag tot en met zondag of van vrijdag tot en met vrijdag, aansluitend aan de reguliere omgangsweekenden van [minderjarige] en de man, aangezien [minderjarige] de man soms anders vier weken niet ziet;
Pasen:[minderjarige] verblijft Tweede Paasdag bij de ouder waar hij op basis van de reguliere zorgregeling het weekend doorbrengt;
Hemelvaart:[minderjarige] verblijft bij de ouders bij wie hij volgens de reguliere zorgregeling verblijft, tenzij Hemelvaart in de meivakantie valt, dan geldt de regeling voor de meivakantie;
Pinksteren:[minderjarige] verblijft Pinkstermaandag bij de ouder waar hij volgens de reguliere zorgregeling het weekend doorbrengt;
studiedagen: op studiedagen die aansluiten op een weekend dat [minderjarige] bij de man doorbrengt, is [minderjarige] bij de man;
bepaalt dat wanneer [minderjarige] op vrijdag, voorafgaand aan het omgangsweekend met de man, eerder vrij is van school, de man hem direct vanuit school ophaalt;
stelt vast dat wanneer [minderjarige] met één van de ouders op vakantie gaat naar het buitenland naar een land waarvoor een veilig reisadvies geldt volgens de Rijksoverheid, de andere ouder binnen twee weken na ontvangst van een verzoek daartoe de getekende toestemmingsformulieren afgeeft aan de ouder met wie [minderjarige] naar het buitenland reist;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Combee, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024 in aanwezigheid van Akkermans-Bruijs, griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.