ECLI:NL:RBZWB:2024:2864

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/1887
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een aanslag rioolheffing opgelegd aan een caravanbezitter

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de aanslag rioolheffing beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek had aan de belanghebbende, eigenaar van een caravan op een camping, een aanslag opgelegd voor de periode van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Hierop ging de belanghebbende in beroep bij de rechtbank.

De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende inspanningen heeft geleverd om de belanghebbende te horen, ondanks dat de belanghebbende niet op uitnodigingen heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de aanslag rioolheffing terecht is opgelegd, omdat de caravan van de belanghebbende indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De rechtbank wijst de argumenten van de belanghebbende af, waaronder het standpunt dat hij geen ingezetene is van Hilvarenbeek en dat de gemeente niet bevoegd zou zijn om de aanslag op te leggen.

De rechtbank concludeert dat de aanslag rechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/1887
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats 1] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek.
1.______Inleiding
1.1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 26 januari 2023.
1.2. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar ter zake van de zaak [adres] te [plaats 2] met dagtekening 31 mei 2022 een aanslag rioolheffing voor de periode 1 januari 2022 tot 1 januari 2023 opgelegd met [aanslagnummer] (de aanslag rioolheffing). Belanghebbende heeft tegen de aanslag rioolheffing bezwaar gemaakt.
1.3. In de uitspraak op bezwaar van 26 januari 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gegaan. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [naam 1] en [naam 2] . Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 3] en [naam 4] .

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een caravan. Belanghebbende huurt ten behoeve van de caravan een jaarplaats gelegen op [naam camping] te [plaats 2] . De caravan is aangesloten op de riolering van het park.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag rioolheffing (gebruikersdeel + eigenarendeel) heeft opgelegd voor het belastingjaar 2022. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en is de aanslag rioolheffing voor het belastingjaar 2022 terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Vooraf: schending hoorplicht
3.3.
Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) [1] wordt een belanghebbende gehoord indien hij daartoe een verzoek doet. Belanghebbende heeft op 7 september 2022 aangegeven gehoord te willen worden. Hierop heeft de heffingsambtenaar belanghebbende per e-mail van 1 december 2022 uitgenodigd voor een hoorzitting op het gemeentehuis te Hilvarenbeek op 7 of 12 december 2022. Belanghebbende heeft niet op deze e-mail gereageerd. Vervolgens heeft de heffingsambtenaar op 12 december opnieuw een mail gestuurd naar belanghebbende, waarin twee nieuwe data worden voorgesteld: 22 of 29 december 2022. Vervolgens reageert belanghebbende dat hij op de voorgestelde data niet kan. Daarnaast geeft hij op voorhand aan dat hij een onkostenvergoeding eist op het moment dat hij geacht wordt op locatie aanwezig te zijn. Daarop heeft de heffingsambtenaar voorgesteld om de hoorzitting telefonisch te laten plaatsvinden op 22 of 29 december 2022. Ook verzoekt de heffingsambtenaar belanghebbende om door te geven op welke data in december 2022 belanghebbende wel in de gelegenheid is voor een telefonische hoorzitting, indien hij op de voorgestelde data niet kan. In de reactie van belanghebbende op laatstgenoemde e-mail komt belanghebbende hier niet op terug. Tot slot heeft de heffingsambtenaar per brief van
6 januari 2023 nogmaals verzocht aan belanghebbende om aan te geven wanneer een hoorzitting plaats zou kunnen vinden. Belanghebbende heeft daar niet meer op gereageerd.
3.4.
Gelet op alle omstandigheden heeft de heffingsambtenaar ruim voldoende inspanningen gepleegd om een hoorzitting te plannen. Nu belanghebbende op geen van deze voorstellen is ingegaan noch alternatieve data heeft voorgesteld, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een schending van de hoorplicht.
Omvang van het geschil
3.5.
Belanghebbende heeft ook gronden aangevoerd die betrekking hebben op de verschillende ingebrekestellingen die hij heeft gestuurd en de verwerking van zijn persoonsgegevens (AVG). Dit valt echter buiten de grenzen van deze beroepsprocedure, gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 26 januari 2023. De rechtbank zal deze gronden daarom onbesproken laten.
Toetsingskader van de rechtbank
3.6.
Op grond van artikel 228a van de Gemeentewet kan een rioolheffing worden geheven. De rioolheffing dient ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan enerzijds de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater en aan anderzijds de inzameling en de verwerking van afvloeiend hemelwater en maatregelen inzake de grondwaterstand. Nadere regels omtrent de rioolheffing heeft de gemeente Hilvarenbeek vastgelegd in de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2022 (de Verordening).
3.7.
Op grond van artikel 3 van de Verordening kan onder de naam ‘rioolheffing’ een belasting worden geheven aan de eigenaar of gebruiker van een perceel, dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering kan worden afgevoerd. Op grond van artikel 1 van de Verordening wordt onder perceel verstaan een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan.
Standpunten van partijen
3.8.
Belanghebbende is van mening dat de Verordening van de gemeente Hilvarenbeek niet op hem van toepassing is, omdat hij geen ingezetene is van de gemeente Hilvarenbeek, maar van de gemeente Eindhoven . Belanghebbende stelt dat de gemeente Hilvarenbeek dus niet bevoegd is om een aanslag rioolheffing op te leggen aan belanghebbende. Voorts stelt belanghebbende dat hij niet belastingplichtig is voor de rioolheffing omdat zijn caravan niet is aangesloten op de openbare riolering, maar op rioolbuizen die door de camping zijn aangelegd. Tot slot voelt belanghebbende zich aangetast in zijn privacy omdat de heffingsambtenaar volgens hem niet bevoegd was om informatie op te vragen bij [naam camping] .
3.9.
De heffingsambtenaar stelt dat het zijn van ingezetene van de gemeente Hilvarenbeek geen voorwaarde is om belastingplichtig te zijn voor de rioolheffing. Voorts merkt de heffingsambtenaar op dat de camping een aansluiting op het openbare rioolnetwerk van de gemeente heeft, waardoor water indirect wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering. Hiermee is voldaan aan het belastbare feit en is de aanslag rioolheffing terecht aan belanghebbende opgelegd. Tot slot wijst de heffingsambtenaar op het bepaalde in het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing, op grond waarvan hij verregaande bevoegdheden heeft om informatie op te vragen bij informatieplichtigen, zoals campinghouders.
Overwegingen van de rechtbank
3.10.
De rechtbank volgt de stelling van de heffingsambtenaar dat het zijn van ingezetene van de gemeente Hilvarenbeek geen voorwaarde is om belastingplichtig te zijn voor de rioolheffing. De heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek is bevoegd om rioolbelasting te heffen aan personen die hun hoofdverblijf niet in de gemeente Hilvarenbeek hebben, maar wel eigenaar of gebruiker zijn van een perceel dat is aangesloten (direct of indirect) op de riolering van de gemeente Hilvarenbeek.
3.11.
De rechtbank stelt vast dat de caravan van belanghebbende – via de riolering van het park – een (indirecte) aansluiting heeft op de gemeentelijke riolering. Er wordt dus (indirect) afvalwater op de gemeentelijke riolering afgevoerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht een aanslag rioolheffing aan belanghebbende heeft opgelegd. De omstandigheid dat het rioleringsstelsel op de camping op kosten van de eigenaren is aangelegd en dat belanghebbende hiervoor een vergoeding betaalt aan de campingeigenaar verandert niets aan de belastingplicht van belanghebbende.
3.12.
Op grond van artikel 246a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen bij algemene maatregel van bestuur met betrekking tot gemeentelijke belastingen regels worden gesteld die overeenkomen met de regels van onder andere artikel 53 van de AWR. [2] Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit gegevensverstrekking gemeentelijke belastingheffing. Op grond van artikel 1, eerste lid, onder d, van dit Besluit wordt als informatieplichtige voor rioolheffing aangemerkt de eigenaar van een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein waarop roerende of onroerende zaken zijn gelegen die direct of indirect zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. De heffingsambtenaar is dus bevoegd om informatie op te vragen bij [naam camping] en de camping is verplicht om deze informatie te verstrekken.

4.Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag rioolheffing terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 30 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit artikel uit de AWR is van toepassing om gemeentelijke belastingen op grond van artikel 231 van de Gemeentewet.
2.Artikel 53 van de AWR biedt de belastinginspecteur de mogelijkheid om bij een betrokkene informatie op te vragen die voor de belastingheffing van derden van belang kan zijn.