ECLI:NL:RBZWB:2024:2855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10856166 CV EXPL 23-3950 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake vordering tot betaling uit koopovereenkomst of overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tussen Insulcon B.V. en DAJO International B.V. Insulcon, de opposant, had verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 22 november 2023, waarin DAJO was toegewezen in zijn vordering tot betaling van € 16.308,82, vermeerderd met rente en kosten. DAJO stelde dat er een koopovereenkomst was gesloten waarbij Insulcon zich had verplicht tot afname van 150.000 stuks Fibercon. Insulcon betwistte deze claim en stelde dat er geen sprake was van een gegarandeerde afname en dat de overeenkomst een overeenkomst van opdracht betrof.

De kantonrechter oordeelde dat Insulcon ontvankelijk was in het verzet, omdat zij tijdig had gereageerd. De kern van het geschil was of de overeenkomst tussen partijen een koopovereenkomst of een overeenkomst van opdracht was. De rechter concludeerde dat voor de vordering van DAJO om opeisbaar te zijn, er sprake moest zijn van verzuim. Dit verzuim was niet aangetoond, omdat DAJO geen ingebrekestelling had verzonden aan Insulcon. Hierdoor was de vordering van DAJO niet opeisbaar en werd deze afgewezen.

De kantonrechter heeft DAJO als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Insulcon, die zijn begroot op € 947,00. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 24 april 2024 door mr. M. van den Boom, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10856166 \ CV EXPL 23-3950
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
INSULCON B.V.,
te Steenbergen,
opposant,
hierna te noemen: Insulcon,
gemachtigde: mr. J.A.J. Werner,
tegen
DAJO INTERNATIONAL B.V.,
te Udenhout,
geopposeerde,
hierna te noemen: DAJO,
gemachtigde: [naam] .

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom met zaaknummer 10804195 CV EXPL 23-3596 van 22 november 2023 met de daarin genoemde stukken;
- het tussenvonnis van 31 januari 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de aantekeningen van de griffier van de op 27 maart 2024 gehouden mondelinge behandeling;
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
Bij op 14 november 2023 uitgebrachte dagvaarding heeft DAJO (als eiser in de verstekzaak) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd Insulcon (als gedaagde in de verstekzaak), te veroordelen tot betaling van € 16.308,82, te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente over € 14.314,30 en met veroordeling van Insulcon in de proceskosten.
2.2
DAJO stelt dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij Insulcon heeft bevestigd dat haar klant minimaal 150.000 stuks Fibercon zou afnemen binnen 1,5 jaar. De eerste 50.000 stuks zijn met de snelste levertijd geleverd aan Insulcon. Ten aanzien van de overige 100.000 stuks is mondeling afgesproken dat deze op afroepbasis zouden worden geleverd. Aan Insulcon zijn in totaal 2 x 50.000 stuks Fibercon geleverd. Insulcon heeft de daarop betrekking hebbende factuur van 22 april 2020 voldaan. Door Insulcon is nooit meer een afroep gedaan voor de laatste 50.000 stuks. Daarom heeft DAJO op 13 maart 2023 een factuur ter hoogte van € 14.314,30 toegezonden aan Insulcon, betreffende de kosten van het restant streepbelijming. Insulcon is in gebreke gebleven deze factuur te betalen. DAJO vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met opslagkosten ter hoogte van € 234,00, rente en buitengerechtelijke kosten.
2.3
Bij verstekvonnis van 22 november 2023 heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom de vordering van DAJO toegewezen en Insulcon veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 1.889,44.
2.4
Insulcon komt in verzet van voornoemd vonnis. Zij vordert van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordelingen te worden ontheven en de vorderingen van DAJO alsnog niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, met veroordeling van DAJO in de proceskosten en de nakosten. Zij stelt daartoe dat de tussen partijen gesloten overeenkomst geen koopovereenkomst, maar een overeenkomst van opdracht betreft en dat van een gegarandeerde afname van 150.000 stuks nimmer sprake is geweest.
2.5
DAJO persisteert bij de inhoud van de inleidende dagvaarding.
2.6
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1
Insulcon is tijdig - dat wil zeggen binnen de in artikel 143 lid 2 RV gestelde termijn van vier weken - in verzet gekomen, zodat de kantonrechter Insulcon ontvankelijk oordeelt in het verzet.
3.2
Tussen partijen is in discussie of de overeenkomst een koopovereenkomst of overeenkomst van opdracht betrof en of Insulcon op basis van die overeenkomst gehouden was in totaal 150.000 stuks (met lijm bewerkte) Fibercon af te nemen.
3.3
Uit de ter zitting ingenomen stellingen van partijen begrijpt de kantonrechter dat de overeenkomst tussen partijen in de praktijk inhield dat DAJO het door Insulcon aangeleverde product genaamd Fibercon diende te voorzien van een lijmlaag. DAJO heeft gesteld dat, indien Insulcon geen garantstelling had afgegeven voor de afname van 150.000 stuks Fibercon, zij de overeenkomst niet aan had kunnen gaan. DAJO had de te gebruiken grondstoffen voor het lijmproduct immers niet standaard in haar assortiment terwijl zij bij de inkoop van de lijm voor dit specifieke product gebonden was aan een minimale lijmhoeveelheid die overeen zou komen met het voorzien van een lijmlaag op 150.000 stuks Fibercon. Insulcon weerspreekt dat sprake is geweest van een dergelijke gegarandeerde afname.
3.4
In het midden kan blijven of tussen partijen een koopovereenkomst dan wel een overeenkomst van opdracht betreft. Voor opeisbaarheid van de vordering van DAJO geldt in beide gevallen dat er sprake moet zijn van verzuim. Gesteld noch gebleken is dat partijen een fatale termijn zijn overeengekomen voor de afname van de laatste 50.000 stuks belijmde Fibercon, zodat verzuim ingevolge art. 6:83 lid 1 BW in dit geval pas intreedt na een schriftelijke gebrekestelling waarbij aan de wederpartij (in dit geval Insulcon) een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Een dergelijke ingebrekestelling werd door DAJO niet aan Insulcon verstuurd. De ingebrekestelling (productie 6 bij inleidende dagvaarding) waarop DAJO zich beroept, ziet niet op nakoming van de overeenkomst, maar op betaling van het restant van de streepbelijming die kennelijk overgebleven is na de gestelde niet-nakoming van de overeenkomst door Insulcon. Evenmin is gesteld en/of gebleken dat zich in dit geval de situatie van artikel 6:83 lid 2 BW heeft voorgedaan, te weten dat DAJO uit de houding van Insulcon heeft kunnen afleiden dat aanmaning van Insulcon nutteloos zou zijn en dat DAJO derhalve kon (en heeft) volstaan met het uitbrengen van een schriftelijke mededeling aan Insulcon waaruit blijkt dat zij haar voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk stelde. Omdat aldus niet vast komt te staan dat Insulcon in verzuim is komen te verkeren, is de vordering van DAJO niet opeisbaar. In het licht daarvan wordt niet toegekomen aan de vraag hoe de tussen partijen gesloten overeenkomst dient te worden gekwalificeerd.
3.5
Het voorgaande brengt met zich dat de vordering van DAJO wordt afgewezen.
3.6
DAJO zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten van Insulcon in oppositie worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00.
4.De beslissing
De kantonrechter
in oppositie
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom, gewezen onder zaaknummer 10804195 CV EXPL 23-3596 van 22 november 2023
opnieuw rechtdoende
wijst de vorderingen van DAJO af,
veroordeelt DAJO in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als DAJO niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.