ECLI:NL:RBZWB:2024:2851

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
02/111571-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid (vuur)wapens en munitie met gevangenisstraf en taakstraf

Op 1 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid (vuur)wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1962, had geen actie ondernomen tegen het verzamelen van wapens door zijn zoon. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 april 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van wapens van verschillende categorieën en professioneel vuurwerk.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met zijn zoon alle tenlastegelegde wapens en munitie voorhanden had, en dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van deze wapens in zijn woning en loods. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij hiervan op de hoogte was.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op gelijk aan het voorarrest van 48 dagen en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het verlies van zijn baan en de impact van de strafzaak op zijn leven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/111571-23
vonnis van de meervoudige kamer van 1 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadslieden mr. S. van Eekelen en mr. M.J.J.E. Stassen, advocaten te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op twee plaatsen een grote hoeveelheid (vuur)wapens en munitie van categorie II en III voorhanden heeft gehad;
feit 2: wapens van categorie I voorhanden heeft gehad;
feit 3:professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte samen met zijn zoon alle tenlastegelegde wapens en munitie voorhanden heeft gehad (feiten 1 en 2). Verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens in de woning en de loods en kon er ook over beschikken. Hij baseert zich daarbij op de berichten op de telefoon van verdachte, de verklaring van de zoon van verdachte en de omstandigheden dat de woning van verdachte was en dat verdachte de huurder van de loods was en daar vaak kwam.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van het professioneel vuurwerk (feit 3). Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwerk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de wapens, de munitie en het professioneel vuurwerk had. Indien de rechtbank van oordeel is dat aan verdachte wel een verwijt kan worden gemaakt, stelt de verdediging zich subsidiair op het standpunt dat van een groot deel van de wapens de vindplek onduidelijk is. Voor deze wapens is er geen bewijs dat verdachte deze voorhanden heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 28 april 2023 in de loods aan de [adres 1] in [plaats] en in de woning aan de [adres 2] in [plaats] een grote hoeveelheid (vuur)wapens en munitie is aangetroffen. Verdachte is de huurder van de loods en de eigenaar van de woning. De zoon van verdachte maakte met zijn toestemming ook gebruik van de loods en heeft tot januari 2023 bij verdachte gewoond.
In het algemeen geldt als uitgangspunt dat een huurder/bewoner weet welke goederen er in zijn loods/woning aanwezig zijn en dat hij daar ook de beschikking over heeft. Er zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is. Gelet op de grote hoeveelheden wapens en munitie die op verschillende toegankelijke plekken in de loods en in de woning zijn aangetroffen en de omstandigheid dat verdachte vaak in de loods kwam en zelf in de woning woonde, kan het niet anders zijn dan dat verdachte daarvan wetenschap heeft gehad. De zoon van verdachte heeft ook verklaard dat verdachte wist van zijn verzameling wapens, maar dat verdachte blij was dat hij aan het opruimen was. Die verklaring wordt ondersteund door de berichten in de telefoon van verdachte. Verdachte heeft namelijk op 2 mei 2022 een bericht naar ‘ [naam] ’ gestuurd, waarin staat dat zijn zoon niet meer bij hem mag wonen, omdat hij nog steeds vuurwapens verzamelt en daarin handelt. Op 25 mei 2022 heeft verdachte naar zijn zoon een bericht gestuurd dat hij thuis een pakket heeft gekregen met daarin munitie en dat hij daar niet blij mee is. Verdachte wist dus dat zijn zoon wapens en munitie verzamelde en daarin ook handelde. Hiermee heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat er wapens en munitie lagen in zijn woning en in de loods die zijn zoon gebruikte - ook als deze niet direct voor hem zichtbaar waren - bewust aanvaard. Verdachte had ook de beschikkingsmacht over die wapens en munitie. Hij huurde immers de loods, kwam daar ook vaak en het was zijn woning waar hij ook zelf woonde.
Nu verdachte en zijn zoon allebei gebruik maakten van de loods en enige tijd samen in de woning hebben gewoond, konden zij samen over de wapens en munitie beschikken. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn zoon de tenlastegelegde wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
Feit 3
Aan verdachte wordt verweten dat hij vijf mortierbommen/shells voorhanden heeft gehad in zijn woning en de bijbehorende garage aan de [adres 2] in [plaats] . Uit het dossier blijkt dat in een bureau in de woning een ‘Cobra 6’ is aangetroffen, in een broodtrommel in de garage een pakketje met drie ‘Cobra’s’ en in de slaapkamer twee vuurwerkpotten van tien bij tien centimeter. Volgens de processen-verbaal van bevindingen gaat het daarbij vermoedelijk om professioneel vuurwerk. Dit vuurwerk is echter niet onderzocht. Er is wel ander vuurwerk onderzocht, waarvan een proces-verbaal in het dossier is opgenomen. Daarbij gaat het om shells. Uit het dossier blijkt verder niet waar het onderzochte vuurwerk (de shells) wel is aangetroffen. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
omstreeks 28 april 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
op de [adres 1] te [plaats]
• wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- enkelloops hagelgeweren van de merken Anschutz en/ Manu Arm en/ een onbekend merk en de bij die hagelgeweren aangetroffen patronen/munitie en
- kogelgeweren van de merken Berthier en Britisch BSA SHT LE en Carcano en Carl Gustaf en Enfield en Erma en FN en Lee Enfield enMannlicher en Marlin en Mauser en Karabiner Model 1931 en TOZ enVoere en Winchester en de bij die kogelgeweren aangetroffen patronen/munitie en
- pistolen van de merken FN en Mauser en MAB en Savage en Nambu en Walther en SIG en de bij die pistolen aangetroffen patronen/munitie en
- revolvers van de merken Enfield en Smith & Wesson en onbekend merk type Bulldog en onbekend merk type top break en de bij die revolvers aangetroffen patronen/munitie en
- een loop van een pistool, onbekend merk, kaliber .22 en onderdelen van een revolver, onbekend merk, type Bulldog en
- patroonmagazijnen (voor geweren en pistolen) en
• een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk Beretta en de bij dat machinepistool aangetroffen munitie en
• een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk Erma Werke en de bij dat machinepistool aangetroffen patronen/munitie en
• een wapen van categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een schietpen (merkloos) en
• een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een Russische F1 handgranaat en
• een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm-schietapparaat en de bij dat alarm-schietapparaat aangetroffen patronen/munitie en
• munitie van categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- de bij de patroonmagazijnen aangetroffen kogelpatronen (van het merk Remington) en
- een grote hoeveelheid, kogelpatronen en hagelpatronen en
- hagelpatronen merk Fiocchi en/ patroonhulzen, merk onbekend en een of meer patroonhulzen, merk Imi, Rusian en Speer en een patroonhuls merk S&B
en
op de [adres 2] te [plaats]
• wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- kogelgeweren van de merken: Unique en Browning en Ruger en FN en Remington en Tosche & Co en Voere en
- een dubbelloops hagelgeweer van het merk Acciaio en
- een gaspistool van het merk Walther en
- een pistool van het merk Walther en
- revolvers van de merken: Arminius en Nagant en
- patroonmagazijnen van een onbekend merk en van het merk Bren LMG en
• een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer van het merk Ametralladora Hotchkiss en
• een wapen van categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een heimelijk vuurwapen (schietpen) (merkloos) en
• munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- kogelpatronen van de merken: Federal en/of Gevlot en/of CCI en/of
- kogelpatronen en/of
- hagelpatronen en/of
- signaalpatronen en/of
- gaspatronen en/of
- knalpatronen en/of
- patroonhulzen en/of
- kogelpunten,
voorhanden heeft gehad;
2
omstreeks 28 april 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
op de [adres 2] te [plaats]
• een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten geluiddempers en
• wapens van categorie I onder 7°, te weten:
- een airsoftgeweer, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (machinegeweer van het merk Colt, M4 CARBINE) en
- een gasdrukpistool van het merk KWC, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een bestaand vuurwapen (pistool van het merk Colt, type Government 1911 A1) en
- imitatiepistolen zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met bestaande vuurwapens (pistool van het merk Walther, type P38 en pistool van het merk Mauser, type P08 Luger),
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte geen relevant strafblad heeft en dat het recidiverisico volgens de reclassering laag is. De impact van deze strafzaak is bovendien groot geweest. Verdachte is zijn baan als vrachtwagenchauffeur verloren, de huur van de loods is opgezegd en de hypotheekverstrekker wil de hypotheek van de woning stopzetten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met zijn zoon een grote hoeveelheid (vuur)wapens en munitie voorhanden gehad: 68 vuurwapens, ruim 380 kg munitie en nog diverse andere wapens of onderdelen daarvan. Dit alles lag in zijn woning en loods. Het ging vooral om oudere wapens. Een klein deel van de wapens was onklaar gemaakt, maar het overgrote deel kon daadwerkelijk worden gebruikt. De zoon van verdachte was een liefhebber en verzamelaar van wapens, maar hij heeft ook wapens verkocht. Hierbij ging het om werkende wapens en onklaar gemaakte wapens. Verdachte hield zich zelf niet bezig met het verzamelen en handelen in wapens, maar wist wel dat zijn zoon dit deed. Hoewel verdachte dit naar eigen zeggen niet goedkeurde, heeft hij hier nooit afdoende actie tegen ondernomen. Dit had verdachte wel moeten doen. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan voor gevaarlijke situaties zorgen. Het aanwezig hebben van een wapen kan namelijk leiden tot het feitelijk gebruik ervan en vormt een onaanvaardbaar risico op geweldsdelicten met dodelijke afloop of zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Dit is ook gebleken bij een incident op 28 april 2023 - waar verdachte niet bij betrokken was - toen twee kopers naar de loods van verdachte gingen om wapens van zijn zoon te kopen. Dit liep uit op een schietincident, waarbij de zoon van verdachte gewond is geraakt.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 12 mei 2023. Het recidiverisico kan niet worden ingeschat, maar de reclassering ziet geen noodzaak voor het inzetten van interventies om dit risico te verkleinen.
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat hij door deze strafzaak zijn baan als vrachtwagenchauffeur is kwijtgeraakt, de huur van zijn loods is opgezegd en dat de hypotheekverstrekker de hypotheek van zijn woning wil stopzetten. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de rechtspraak is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van één vuurwapen in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en voor een automatisch vuurwapen twaalf maanden. Verdachte had samen met zijn zoon een grote hoeveelheid wapens en munitie voorhanden, waaronder ook twee automatische vuurwapens. In beginsel zou dan ook een langdurige gevangenisstraf in de rede liggen. De rechtbank ziet echter aanleiding om ten voordele van verdachte sterk van dit uitgangspunt af te wijken, vanwege de hierboven beschreven andere, veel kleinere rol van verdachte en de gevolgen die deze strafzaak voor hem heeft.
Alles overziend vindt de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest (48 dagen) en een taakstraf van 180 uur passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot de voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2° of onderdeel 7°, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet
wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd vanaf 1 tot en met 112.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. M. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 mei 2024.