Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
feit 2: een wapen voorhanden heeft gehad;
feit 3: cocaïne en heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
op 28 april 2023 te Oisterwijk een wapen, dat aan [benadeelde] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
op 23 augustus 2023 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad
- hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en
- hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne,
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
- een meldplicht bij de reclassering;
- deelname aan een gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden;
- een locatiegebod op het verblijfadres van verdachte en het meewerken aan elektronische monitoring op dit locatiegebod en
- het vinden en behouden van dagbesteding.
7.De benadeelde partij [benadeelde]
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
diefstal;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaarden:
bijzondere voorwaarden:
Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres] [plaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft.
Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;