ECLI:NL:RBZWB:2024:2831

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23-3702
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de omzettingsvergunning voor kamergewijze verhuur

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg beoordeeld. Het college had op 19 juni 2023 het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de eerder verleende omzettingsvergunning voor kamergewijze verhuur van een pand aan het [naastgelegen adres] te [plaats] in stand gelaten. Eisers, die op het [adres] te [plaats] wonen, waren het niet eens met deze beslissing en hebben beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college. De rechtbank concludeert dat het college de omzettingsvergunning terecht heeft verleend. De rechtbank stelt vast dat het college op basis van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening [plaats] 2022 bevoegd was om de vergunning te verlenen, mits er geen weigeringsgronden aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft onderbouwd dat er geen sprake was van weigeringsgronden en dat de vergunning onder voorwaarden is verleend.

De rechtbank wijst erop dat eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de vergunning zou leiden tot meer overlast dan het huidige gebruik van de woning. Ook de stelling dat de waarde van hun woning zou dalen door de vergunning, werd door de rechtbank niet als bijzondere omstandigheid erkend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen griffierecht terugkrijgen en ook geen proceskosten vergoed krijgen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3702

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M.C.G. Voogt),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder

(gemachtigden: mr. L.P.F. Warnier en [gemachtigde]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van het college van 19 juni 2023 om het bezwaar van eisers ongegrond te verklaren en de bij besluit van 21 november 2022 verleende omzettingsvergunning, om kamergewijze verhuur van het pand aan het [naastgelegen adres] te [plaats] mogelijk te maken, in stand te laten.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college.

Procesverloop

2. Eisers wonen op het [adres] te [plaats]. [vergunningshoudster] heeft op 12 oktober 2022 bij het college een aanvraag gedaan voor een omzettingsvergunning voor het pand aan het [naastgelegen adres] te [plaats], om kamergewijze verhuur van vier kamers mogelijk te maken. Het college heeft de omzettingsvergunning verleend. Het college heeft de daartegen door eisers ingediende bezwaren ongegrond verklaard. Eisers zijn het niet eens met dit besluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college om het bezwaar van eisers ongegrond te verklaren en de verleende omzettingsvergunning in stand te laten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is het (wettelijk) kader?
5. Op basis van de Huisvestingswet 2014 (hierna: de wet) is het verboden om zonder vergunning van het college een zelfstandige woonruimte om te zetten in een onzelfstandige woonruimte. [1] Het college beoordeelt een aanvraag tot omzetting voor kamergewijze verhuur aan de hand van de Huisvestingsverordening [plaats] 2022 (hierna: de verordening). Op grond van de wet en de verordening is het verboden om zonder vergunning een zelfstandige woonruimte om te zetten in onzelfstandige wooneenheden als deze eenheden door drie of meer personen (zullen) worden bewoond. [2] Het college kan een omzettingsvergunning alleen weigeren als sprake is van één of meer van de weigeringsgronden. [3] Het college hanteert, ter uitvoering van de verordening, beleidsregels. [4]
Heeft het college kunnen besluiten een omzettingsvergunning te verlenen?
6. Het college beoordeelt of er sprake is van een weigeringsgrond op basis waarvan de omzettingsvergunning niet verleend kan worden. Het college heeft daarin beoordelingsvrijheid. Het discretionaire karakter van de bevoegdheid van het college brengt met zich mee dat de rechtbank een besluit van het college in zoverre terughoudend moet toetsen. De rechtbank moet zich daarom beperken tot de vraag of het college heeft kunnen besluiten de omzettingsvergunning te verlenen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen besluiten een omzettingsvergunning te verlenen. Daartoe overweegt de rechtbank dat het college de vergunning, die op grond van de wet en de verordening in dit geval vereist is, slechts kan weigeren als sprake is van één of meer van de weigeringsgronden uit artikel 4 van de verordening. [5] Het college heeft in zijn afweging artikel 2.1.1 van de beleidsregels betrokken en aan de hand daarvan kunnen concluderen dat van een weigeringsgrond, op basis waarvan het college de omzettingsvergunning had kunnen weigeren, geen sprake was. Zo is door eisers onvoldoende onderbouwd waarom de omzettingsvergunning zou leiden tot meer of andere overlast dan die zij zouden kunnen ervaren van enig gebruik van de woning waarvoor geen omzettingsvergunning nodig is. Zoals eisers zelf hebben verklaard hebben zij juist overlast ondervonden van het gebruik dat vergunninghoudster met haar gezin van de woning maakte. Het college heeft bij zijn afweging relevant kunnen achten dat na verlening van de omzettingsvergunning bewoning door maximaal vijf personen is toegestaan, terwijl in het bestemmingsplan al een gebruik voor kamerbewoning tot vijf personen bij rechte is toegestaan en alleen voor gebruik voor meer (kamer-)bewoners een omgevingsvergunning voor afwijking van de planregels nodig is. Dat, zoals eisers stellen, de omzettingsvergunning ertoe zou leiden dat er een grotere behoefte aan parkeerplaatsen zou ontstaan, heeft het college met een verwijzing naar de geldende parkeernormering ook ongegrond kunnen achten, omdat voor de woning werd gerekend met een parkeerbehoefte van 1,6 plaatsen terwijl voor kamerbewoning wordt gerekend met in totaal 1,5 plaatsen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college heeft kunnen concluderen dat er geen sprake was van een weigeringsgrond op basis waarvan de omzettingsvergunning geweigerd kon worden.
6.2.
Van onevenredige gevolgen wegens bijzondere omstandigheden, op basis waarvan het college niet had moeten handelen overeenkomstig de beleidsregels, is ook niet gebleken. De stellingen van eisers dat de waarde van hun woning door de omzettingsvergunning zal dalen en dat zij hun woning niet zouden hebben gekocht als zij hadden geweten dat een omzetting als deze mogelijk was, hoefde het college niet te zien als zodanig bijzondere omstandigheden die hadden moeten leiden tot een andere beslissing. De stelling dat het college onvoldoende onderzoek ter plaatse heeft gedaan, kan ook niet leiden tot een andere conclusie, omdat niet is gesteld of gebleken dat sprake is van zodanige omstandigheden, dat die in afwijking van de toepasselijke wettelijke en beleidsregels, tot een andere beslissing moesten leiden. Het college heeft de aanvraag kunnen beoordelen aan de hand van de wet, de verordening en de beleidsregels en niet vereist is dat het college ter plaatse (nader) onderzoek verricht.
6.3.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het college, zoals ook ter zitting nader is toegelicht door zijn gemachtigde, de vergunning onder voorwaarden heeft verleend. Ook heeft het college gewezen op de mogelijkheid om handhavend op te treden, mochten eisers daadwerkelijk overlast ondervinden.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college de omzettingsvergunning heeft kunnen verlenen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr.T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 30 april 2024 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening [plaats] 2022 (Verordening)
Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder d en e van de Verordening
1.
Een vergunning als bedoeld in artikel 2 van deze huisvestingsverordening jo. artikel 21 van de wet kan worden geweigerd als:
(…)
d.
het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand;
e.
vergunningverlening zou leiden tot strijdigheid met het bestemmingsplan, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is afgegeven waarin is besloten tot een afwijking op het bestemmingsplan.
Beleidsregels Huisvestingsverordening [plaats] 2022 (Beleidsregels)
Artikel 2.1.1 van de Beleidsregels
Bij aanvragen voor een omzettingsvergunning als bedoeld in artikel 2 van de Huisvestingsverordening 2018 jo. artikel 21 van de Huisvestingswet worden de volgende beleidsregels voor de weigering van een vergunning gehanteerd:
Geen omzetting toe te staan als binnen een afstand van 50 meter, gemeten vanaf de kadastrale perceelgrens, al een pand gevestigd is waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid;
Geen omzetting toe te staan op bedrijvige linten als binnen een afstand van 25 meter, gemeten vanaf de kadastrale perceelgrens, al een pand gevestigd is waar kamerverhuur plaatsvindt of vergund is, dan wel een maatschappelijke voorziening aanwezig is die van invloed wordt geacht voor de leefbaarheid (De cirkels behorend bij bestaande kamerverhuurpanden en maatschappelijke voorzieningen die van invloed zijn bij de toetsing van een nieuw kamerverhuurpand, en de linten zoals benoemd in de structuurvisie linten zijn te vinden via [plaats].nl zoekfunctie kamerverhuurvergunning);
Geen omzetting toe te staan in een woning in een appartementengebouw als twee woningen onder, boven, naast of één woning diagonaal van de betreffende woning al een kamerverhuurpand aanwezig is of vergund is. In onderstaand overzicht wordt het gewenste gevelbeeld geïllustreerd:

Voetnoten

1.Zie artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c van de wet.
2.Zie artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b van de verordening i.c.m. artikel 21 van de wet.
3.Zie artikel 4 van de verordening.
4.Zie de Beleidsregels Huisvestingsverordening [plaats] 2022 (de beleidsregels).
5.Zoals nader uitgewerkt in artikel 2.1.1 van de beleidsregels.