ECLI:NL:RBZWB:2024:2825

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
BRE 24/1984
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op aanvraag kinderopvangtoeslag

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.H. Bijvank, en de Dienst Toeslagen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder volgens haar niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiseres niet rechtsgeldig in gebreke had gesteld. De rechtbank legde uit dat voordat beroep kan worden ingesteld, de betrokkene het bestuursorgaan per brief moet informeren dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op de aanvraag of bezwaar. Eiseres had een aanvraag ingediend die bestond uit een aanvraag voor de Catshuisregeling en een aanvraag voor integrale beoordeling. De rechtbank stelde vast dat verweerder al op 23 maart 2023 had beslist op de aanvraag voor de Catshuisregeling en dat het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk was. Voor de aanvraag voor integrale beoordeling was er geen rechtsgeldige ingebrekestelling, waardoor ook dit beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank merkte op dat, hoewel het beroep niet-ontvankelijk was, verweerder alsnog moest beslissen op de integrale beoordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1984

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.H. Bijvank),
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek (aanvraag) om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk?
3. Als de betrokkene geen ingebrekestelling stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet inhoudelijk kan beoordelen.
3.1.
Eiseres heeft een aanvraag ingediend. Deze aanvraag valt uiteen in een aanvraag om in aanmerking te komen voor de Catshuisregeling en - indien gewenst - in een aanvraag voor de integrale beoordeling. Voor zover eiseres met het beroep heeft bedoeld dat er nog niet tijdig is beslist op de aanvraag voor de Catshuisregeling, stelt de rechtbank vast dat verweerder op 23 maart 2023 hierop reeds heeft beslist. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt en verweerder heeft op 27 december 2023 op dit bezwaar beslist. Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
3.2.
Voor zover het beroep echter is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag voor de integrale beoordeling, is de rechtbank niet gebleken dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De ingebrekestelling van 26 januari 2024, waarnaar eiseres in haar beroepschrift verwijst, gaat namelijk over het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift gericht tegen de beslissing van 23 maart 2023 over de Catshuisregeling. Zoals onder 3.1. is vastgesteld, had verweerder op 27 december 2023 al op dit bezwaar beslist.

Conclusie en gevolgen

3.3.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissing niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.4.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep tegen het niet tijdig beslissing op de integrale beoordeling, niet wegneemt dat verweerder inmiddels had moeten beslissen op de integrale beoordeling en, voor zover hij dit nog niet heeft gedaan, dit zo spoedig mogelijk alsnog dient te doen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag voor de Catshuisregeling niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag voor de integrale beoordeling niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 30 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.