Uitspraak
1.De procedure
- het mondelinge antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de schriftelijke toelichting (dupliek) met bijlage 1 tot en met 3,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Huurshop Etten-Leur B.V. en een particuliere huurder, hierna te noemen [gedaagde]. De procedure volgde op een vordering van Huurshop tot schadevergoeding van € 1.515,10, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, wegens de diefstal van een aanhangwagen die door [gedaagde] was gehuurd. De huurovereenkomst was op 15 mei 2020 gesloten, waarbij de algemene voorwaarden van Huurshop van toepassing waren. Huurshop stelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in zijn verplichtingen door de aanhangwagen niet terug te brengen, en dat hij aansprakelijk was voor de schade als gevolg van de diefstal.
[gedaagde] verweerde zich door te stellen dat de diefstal als overmacht moet worden beschouwd, aangezien hij alle redelijke maatregelen had genomen om de aanhangwagen te beveiligen. De kantonrechter oordeelde dat Huurshop als professionele verhuurder niet voldoende had aangetoond dat de bepalingen in de algemene voorwaarden over aansprakelijkheid voor diefstal gebruikelijk waren en dat [gedaagde] niet in staat was om een verzekering tegen diefstal af te sluiten. De rechter concludeerde dat de aansprakelijkheidsbepaling onredelijk bezwarend was en dat de tekortkoming van [gedaagde] niet voor zijn rekening kwam.
De kantonrechter wees de vordering van Huurshop af en veroordeelde Huurshop in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis is in het openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot verbintenissen en overmacht.