ECLI:NL:RBZWB:2024:2817

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
9532803 \ MB VERZ 21-450
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens te late indiening en gebrek aan bewijs van huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 5 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 15 augustus 2020. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 7 oktober 2022 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 10 december 2022 was ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de betrokkene een bedrijf uit het buitenland betreft en er geen argumenten waren aangedragen die de te late indiening konden rechtvaardigen.

Inhoudelijk werd het beroep tegen de boete beoordeeld. De kantonrechter stelde vast dat de boete was opgelegd aan de kentekenhouder, en dat betrokkene had aangevoerd dat het voertuig op het moment van de overtreding was verhuurd op basis van een leaseovereenkomst. Echter, betrokkene had deze stelling niet voldoende onderbouwd met bewijs en had geen geldige huurovereenkomst overgelegd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de uitzondering voor bedrijfsmatige verhuur van toepassing was. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de opgelegde boete.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 9532803 \ MB VERZ 21-450
CJIB-nummer : 235728287
uitspraakdatum : 18 maart 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 5 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op 15 augustus 2020 om 21:31 uur op de Ringbaan West in Tilburg.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het voertuig was verhuurd op basis van een leaseovereenkomst.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep ongegrond te verklaren, omdat het beroep bij de officier van justitie niet tijdig is ingesteld en die termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Subsidiair heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren wegens het ontbreken van een huurovereenkomst.

Overwegingen

Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 7 oktober 2022. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 10 december 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene is niet verschenen op de zitting en heeft in het beroepschrift hierover niets aangevoerd. Echter betrokkene betreft een bedrijf uit het buitenland waardoor de kantonrechter van oordeel is dat betrokkene het voordeel van de twijfel verdient en de kantonrechter de termijnoverschrijding verschoonbaar acht.
De kantonrechter zal vervolgens het beroep tegen de boete inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijk
Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder. Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder:
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of;
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of;
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn verhuurd op basis van een leaseovereenkomst ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur). Betrokkene heeft die stelling echter onvoldoende met bewijzen onderbouwd en heeft nagelaten een geldige lease- of huurovereenkomst te overleggen, zodat niet is komen vast te staan dat die uitzondering zich heeft voorgedaan. Het beroep daarop wordt dan ook verworpen. De boete is dus terecht aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. C.A. Lequin, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: