Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden van 4 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 6 juli 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene te laat beroep heeft ingesteld, aangezien de termijn van zes weken, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, op 5 januari 2023 eindigde, terwijl het beroepschrift pas op 22 februari 2023 was ontvangen. Ondanks deze termijnoverschrijding heeft de kantonrechter geoordeeld dat de overschrijding verschoonbaar is, omdat betrokkene een bedrijf uit het buitenland betreft en de termijnoverschrijding een relatief korte periode omvatte.
Inhoudelijk heeft betrokkene aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat betrokkene deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd, aangezien er geen geldige huurovereenkomst is overgelegd. Hierdoor is niet komen vast te staan dat de uitzondering voor de kentekenhouder van toepassing was. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en de boete als terecht opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder.