Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een locatie waar dit niet was toegestaan, namelijk op de Jan van Beverwijckstraat in Tilburg. De gedraging vond plaats op 29 april 2022 om 19:20 uur. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene het beroep voorgelegd aan de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, niet aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, heeft de zaak namens de officier van justitie behandeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, het parkeren buiten de aangegeven vakken, voldoende kon worden aangetoond door de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat de bebording en markering op de weg duidelijk waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de vaststelling van de gedraging.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de kantonrechter en de griffier.