ECLI:NL:RBZWB:2024:2807

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
BRE 24/1952 BRP
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitschrijving uit de Basisregistratie Personen

Op 29 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek om haar uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen (Brp). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 22 januari 2024 was genomen, en vroeg de voorzieningenrechter om haar niet uit te schrijven zolang er nog procedures lopen.

Tijdens de zitting op 15 april 2024 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat het besluit grote financiële gevolgen voor haar heeft, zoals voor haar uitkering en ziektekostenverzekering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de criteria van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang heeft. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het college op juiste wijze heeft gehandeld op basis van artikel 2.22 van de Wet Basisregistratie Personen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij niet in haar chalet in [plaats 2] woont en ook nooit heeft gewoond, maar inmiddels in België verblijft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster na de verkoop van haar woning in [plaats 3] geen vaste woonplaats meer in Nederland heeft gehad. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het besluit tot uitschrijving uit de Brp niet wordt geschorst tijdens de bezwaarprocedure.

De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1952 BRP VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 april 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats 1] , verzoekster

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 22 januari 2024 (bestreden besluit) om haar uit te schrijven uit de Basisregistratie personen (Brp).
1.1.
Verzoekster heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, waarbij zij bepaalt dat verzoekster niet uitgeschreven wordt zolang er nog procedures lopen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en namens het college [naam 1] en [naam 2] .
1.3.
Na afloop van de zitting heeft verzoekster nog stukken ingediend en heeft zij bezwaar gemaakt tegen het sluiten van het onderzoek ter zitting, omdat er te weinig ruimte is geweest om elkaar te horen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om het onderzoek ter zitting te heropenen, omdat de stukken die werden toegestuurd stukken betreffen die al onderdeel uitmaakten van het dossier en/of zien op onderwerpen waarover ter zitting is gesproken, de behandeling ter zitting ruim een uur heeft geduurd en het heropenen ook niet past bij het spoedeisende karakter van een voorlopige voorziening. Dit betekent dat het onderzoek ter zitting is gesloten en gesloten blijft. De stukken zijn ingediend na het sluiten van het onderzoek en kunnen niet meer meegenomen worden in deze uitspraak. De stukken zullen daarom aan verzoekster worden teruggestuurd met de uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2.
De voorzieningenrechter vindt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek. Zij heeft namelijk aangegeven dat het besluit tot uitschrijving uit de Brp grote financiële consequenties voor haar heeft, zoals voor haar uitkering en haar ziektekostenverzekering.
2.3.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
2.4.
Verzoekster heeft aangevoerd dat het college indirect de oorzaak is van het besluit tot uitschrijving naar België door in gebreke te blijven. Het college heeft ondanks haar bezwaren zonder toestemming het gebruik van eigen grond voor het wonen verboden en de naast liggende percelen verboden voor haar leefgenot in harmonie met de natuur met de deelnemers van haar Stichting ‘ [naam stichting] ’.
Het college heeft dit voor eigen belang in beslag genomen en heeft aangezet door een vals adres (het moet [adres] in [plaats 2] zijn) en vernieling van haar woning en de natuur. Verzoekster stelt dat er nooit inhoudelijk op haar bezwaren is gereageerd en zij verzoekt dat in bezwaarprocedure alsnog te doen en de valse inschrijving te behouden als inschrijving in de gemeente om niet dak-, staat- en maatschappijloos op straat te moeten leven en geen recht van staatsburger/zorg en dergelijke te mogen hebben. Zij verzoekt de voorzieningenrechter de uitschrijving uit de Brp te vernietigen totdat bewezen en tot het hoogste gerecht is geoordeeld.
2.5.
Het college heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 2.22 van de Wet Basisregistratie personen. In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat, indien een ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte van wijziging van zijn adres of van vertrek is ontvangen en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland noch het volgende verblijf buiten Nederland, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres de dag opgenomen waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekendgemaakt.
2.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is in het voornemen tot uitschrijving, het bestreden besluit en het verweerschrift door het college goed uitgelegd waarom het college op grond van de wet dit besluit moest nemen. De voorzieningenrechter volgt het college hierin. Ter zitting heeft verzoekster aangegeven dat zij niet in haar chalet in [plaats 2] woont en ook nooit heeft gewoond. Zij verblijft inmiddels geruime tijd in België. Na de verkoop van haar woning in [plaats 3] heeft verzoekster geen vaste woonplaats meer in Nederland gehad. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekster sinds de verkoop van haar woning in [plaats 3] om diverse redenen in een lastige woonsituatie verkeert. Deze omstandigheden kunnen er echter niet toe leiden dat het college verzoekster in tegenstelling tot de werkelijke situatie dan maar ingeschreven moet laten in de gemeente Hilvarenbeek. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen. Er is geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het besluit tot uitschrijving uit de Brp tijdens deze bezwaarprocedure niet wordt geschorst.
4. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 29 april 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.