ECLI:NL:RBZWB:2024:2807
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitschrijving uit de Basisregistratie Personen
Op 29 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening vroeg tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek om haar uit te schrijven uit de Basisregistratie Personen (Brp). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 22 januari 2024 was genomen, en vroeg de voorzieningenrechter om haar niet uit te schrijven zolang er nog procedures lopen.
Tijdens de zitting op 15 april 2024 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat het besluit grote financiële gevolgen voor haar heeft, zoals voor haar uitkering en ziektekostenverzekering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de criteria van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang heeft. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het college op juiste wijze heeft gehandeld op basis van artikel 2.22 van de Wet Basisregistratie Personen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij niet in haar chalet in [plaats 2] woont en ook nooit heeft gewoond, maar inmiddels in België verblijft. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster na de verkoop van haar woning in [plaats 3] geen vaste woonplaats meer in Nederland heeft gehad. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het besluit tot uitschrijving uit de Brp niet wordt geschorst tijdens de bezwaarprocedure.
De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.