Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 18 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep had ingesteld tegen een verkeersboete. De boete was opgelegd wegens het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig op 13 april 2022. Betrokkene had het beroep ingesteld nadat de officier van justitie het eerder ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat hij zijn voertuig twee dagen na de overtreding had geschorst. De zittingsvertegenwoordiger stelde dat betrokkene geen zekerheid had gesteld en vroeg om aanhouding van het beroep.
De kantonrechter oordeelde dat de zekerheidstelling van € 409,- niet was betaald, maar gaf betrokkene het voordeel van de twijfel en stelde de te betalen zekerheid op nihil. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter de inhoud van het beroep. Hij concludeerde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, gezien de omstandigheden, waaronder de snelle schorsing van het voertuig, besloot de kantonrechter de boete te matigen tot nihil. Het beroep werd gedeeltelijk gegrond verklaard, en de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd.