Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 4 april 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waarbij zij stelde dat zij in een levensbedreigende situatie verkeerde en haastig moest rijden. De zittingsvertegenwoordiger betwistte deze claim en stelde dat de medische noodzaak onvoldoende was onderbouwd, aangezien de stukken niet gedateerd waren. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter toonde begrip voor de situatie van de betrokkene en besloot de boete te matigen tot € 150.
De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.