Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 19 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 30 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht en dat de verbalisant te ver van hem verwijderd was om een correcte lasermeting uit te voeren. Betrokkene heeft ook aangegeven dat hij zich onheus bejegend voelde en dat er sprake was van etnische profilering. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat de gedraging correct is vastgesteld door de verbalisant met een lasergun en dat er geen reden is om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is vastgesteld en dat de boete terecht is opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er aanleiding is om de boete te matigen, gezien de omstandigheden die door betrokkene zijn aangevoerd. De boete is uiteindelijk gematigd tot nihil, en de beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gegrond verklaard. De officier van justitie is opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 196,- aan betrokkene terug te betalen.