ECLI:NL:RBZWB:2024:2795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
02-173886-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schending ambtsgeheim en computervredebreuk door een buitengewoon opsporingsambtenaar

Op 30 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) die zich schuldig heeft gemaakt aan schending van haar ambtsgeheim en computervredebreuk. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van meerdere feiten waarbij zij vertrouwelijke informatie uit de database van de Rijksdienst voor het Wegverkeer opvroeg en deze informatie aan derden verstrekte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 maart 2021 tot en met 12 maart 2021 opzettelijk geheimen heeft geschonden door kentekens te bevragen en deze informatie te delen met onbevoegden. Daarnaast heeft zij in de periode van 20 juni 2021 tot en met 15 september 2022 wederrechtelijk toegang verkregen tot geautomatiseerde werken door gebruik te maken van valse sleutels.

Tijdens de zitting op 16 april 2024 heeft de officier van justitie, mr. M.K.A. Wijnbelt, de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar bekennende verklaring, niet onwetend was van de gevolgen van haar handelen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het misbruik van haar positie als BOA zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte dat de straf ook als signaal moet dienen voor andere opsporingsambtenaren om misbruik van hun positie te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 30 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-173886-22
vonnis van de meervoudige kamer van 30 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. M.W.F. van Wijk, advocaat te Helmond

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.K.A. Wijnbelt, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat zij zich uit hoofde van haar functie als BOA meerdere malen heeft schuldig gemaakt aan schending van haar ambtsgeheim en aan computervredebreuk.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van verdachte ter zitting alle drie de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van het de tenlastegelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten onder 1, 2 en 3 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 april 2024;
  • het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal
  • het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 732;
  • het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 749;
  • het proces-verbaal van bevindingen, eindproces-verbaal p. 767;
  • het geschrift, zijnde de akte van opsporingsbevoegdheid van 12 maart 2018, eindproces-verbaal p. 826;
  • het geschrift, zijnde de akte van opsporingsbevoegdheid van 15 mei 2019, eindproces-verbaal p. 829;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 1 november 2022, eindproces-verbaal p. 891.
De aangehaalde bewijsmiddelen worden gebezigd voor het feit waarop het betrekking heeft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 10 maart 2021 tot en met 12 maart 2021 in Nederland, telkens opzettelijk een geheim, waarvan zij, verdachte, wist dat zij uit hoofde van haar ambt, te weten als Buitengewoon Opsporingsambtenaar, verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door telkens opzettelijk (middels de applicatie Bluebrick) in de database van de Rijksdienst voor het Wegverkeer kentekens, te weten [kenteken 1] en [kenteken 2] , te bevragen en vervolgens de via die bevragingen verkregen vertrouwelijke informatie te verstrekken aan een of meer derde(n), welke derde(n) niet gerechtigd was/waren tot kennisneming van die informatie.
2
in de periode van 25 oktober 2018 tot en met 30 oktober 2018 in Nederland, telkens opzettelijk een geheim, waarvan zij, verdachte, wist dat zij uit hoofde van haar ambt, te weten als Buitengewoon Opsporingsambtenaar, verplicht was het te bewaren, heeft geschonden, door telkens opzettelijk (middels de applicatie Bluebrick) in de database van de Rijksdienst voor het Wegverkeer kentekens, te weten [kenteken 3] en [kenteken 4] en [kenteken 5] en [kenteken 6] en [kenteken 7] en [kenteken 8] en [kenteken 9] , te bevragen en vervolgens de via die bevragingen verkregen vertrouwelijke informatie te verstrekken aan een of meer derde(n), welke derde(n) niet gerechtigd was/waren tot kennisneming van die informatie.
3
in de periode van 20 juni 2021 tot en met 15 september 2022 in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in (delen van) een server van Brickyard/Bluebrick en de Rijksdienst voor het Wegverkeer, is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten door telkens onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord die haar ten tijde van haar vorig ambt als Buitengewoon Opsporingsambtenaar ter beschikking stonden en door telkens onbevoegd gebruik te maken van een gebruikersnaam en wachtwoord van een ander, te weten [naam 1] , welke gebruikersnaam en wachtwoord die [naam 1] ter beschikking stonden vanuit haar ambt als Buitengewoon Opsporingsambtenaar, door (middels de applicatie Bluebrick) in de database van de Rijksdienst voor het Wegverkeer 61 kentekens te bevragen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen maar een taakstraf van eventueel maximale duur, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van langere duur. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte met het plegen van de feiten geen crimineel oogmerk had en deze evenmin heeft gepleegd om daar financieel beter van te worden. Verdachte heeft zich niet, dan wel onvoldoende, beseft wat er met de gegevens gebeurde. De strafzaak heeft al een flinke impact gehad en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het verlies van haar baan betekenen. Gelet op de relatie van verdachte treft een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur en waarschuwing meer doel.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte schond meermalen haar ambtsgeheim en pleegde meermalen computervredebreuk Zij bevroeg in haar hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar (verder BOA) op verzoek kentekens en speelde de namen en adressen van de kentekenhouders door aan degene die haar daarom had verzocht. Zij gebruikte daarbij haar van dienstwege verstrekte inlogcode en wachtwoord. Nadat zij niet langer als BOA in dienst was (en haar eigen account niet meer werkte), gebruikte zij de inloggegevens van een ex-collega voor de bevragingen.
Een groot deel van de opgevraagde kentekens was van auto’s van het type Audi RS en Audi S waarvan bekend is dat zulke auto’s regelmatig door criminelen als vluchtauto worden gebruikt, onder andere bij ram- en plofkraken. Uit het dossier is gebleken dat een aantal van de bevraagde auto’s kort na de bevraging is gestolen of dat daartoe een poging is gedaan dan wel dat de kentekenplaten zijn gestolen. Uit de bewijsmiddelen met betrekking tot het derde feit (de computervredebreuk) is gebleken dat verdachte maar liefst 61 kentekens opvroeg in een periode van ongeveer drie maanden.
Met het handelen van verdachte heeft zij een faciliterende rol gehad in de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Hoewel verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat er door het verstrekken van deze informatie ernstige feiten zouden worden gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat zij niet onwetend was. Zo betroffen het geen bevragingen die betrekking hadden op familie of naasten, maar bevragingen van voor haar onbekenden van vaak voornoemde type Audi’s. Daarbij komt dat er door de politie op 30 oktober 2018 tijdens een aanhouding van de vriend van verdachte (hierna: [naam 2]) terwijl hij samen met een andere bekende van de politie in haar auto reed, in zijn tas het briefje met de zevental onder feit 2 tenlastegelegde kentekens is aangetroffen. De door verdachte opgevraagde (geheime) informatie is kennelijk in het bezit gekomen van haar vriend. In dat licht is van belang dat verdachte ook wetenschap had van het criminele verleden van [naam 2]. Ondanks al deze omstandigheden is verdachte doorgegaan met het uitvoeren van verzoeken tot bevragingen van het kentekenregister, notabene zelfs ná het als BOA uit dienst treden en mèt inloggegevens van een ex-collega en nadat over haar een bestuurlijke rapportage was opgemaakt die onder meer te maken had met de relatie van verdachte met [naam 2] en zijn banden met het criminele milieu. Verdachte heeft in het geheel geen rekening gehouden met het feit dat haar ex-collega, die tevens een vriendin van haar was, hierdoor in de problemen zou kunnen komen. Die mogelijkheid heeft haar er in elk geval niet van weerhouden om door te gaan met het illegaal opvragen van (geheime) informatie.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij misbruik heeft gemaakt van haar positie als BOA en dat zij het als gevolg daarvan in haar gestelde vertrouwen heeft geschonden. Een BOA neemt, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving in en heeft voor de uitoefening van de taken toegang tot privégegevens van burgers. Om die reden wordt van de betreffende persoon volledige integriteit en betrouwbaarheid verwacht. Verdachte heeft met haar handelen een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij in BOA’s mag hebben en heeft met haar handelen de privacy van burgers geschonden en de rechtstaat ondermijnd. Daarnaast heeft verdachte met haar handelen het imago van BOA’s beschadigd en het vertrouwen van één van haar collega’s misbruikt en geschaad en die collega in de problemen gebracht.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden. De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte nu een andere baan heeft die zij graag wil behouden en dat zij zich schuldig voelt over haar handelen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding met deze omstandigheden in strafmatigende zin rekening te houden. De omstandigheid van het uit dienst treden als BOA en de huidige baan hebben verdachte er destijds ook niet van weerhouden om door te gaan met het opvragen van kentekenregistraties. Integendeel, zij is hierbij zelfs nog een stap verder gegaan door de inloggegevens van een ex-collega te gebruiken omdat haar eigen gegevens waren geblokkeerd.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten geen ruimte laat voor een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In het bijzonder de schade die verdachte heeft veroorzaakt aan het imago van BOA’s en aan de rechtstaat door het ondermijnende karakter van haar handelen, maken dat een gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats is. De door de verdediging bepleite straf doet aan het voorgaande geen recht en is dan ook niet passend. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de straf ook als functie heeft om als signaal te fungeren voor elke andere (bijzondere opsporings)ambtenaar die overweegt zijn positie voor andere doeleinden te misbruiken. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een passende straf is. Zij legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van voorarrest. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen, te weten vier maanden. Dit om verdachte er van te doordringen zich in de toekomst niet opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. Om diezelfde reden acht zij daarbij een proeftijd van drie jaar aangewezen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd;
feit 2:Opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd;
feit 3: Computervredebreuk, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. L.H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 april 2024.
Mr. Hoekstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het eindproces-verbaal van de Rijksrecherche, onderzoek Tecklenburg / 20220051, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1126.