ECLI:NL:RBZWB:2024:2791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
BRE 23/2746
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting wegens foutieve betaling in verkeerde parkeerzone

Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had op 16 januari 2023 zijn auto geparkeerd op een parkeerplaats aan het Chasséveld te Breda, waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan voor de zone waarin de auto was geparkeerd. De belanghebbende had echter via een parkeer-app wel betaald, maar voor een andere parkeerzone. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht om te controleren welk parkeertarief verschuldigd was op de gekozen parkeerlocatie. De rechtbank benadrukte dat het niet relevant is of de belanghebbende opzettelijk of onopzettelijk geen parkeerbelasting had betaald, aangezien het hier gaat om een objectieve belasting. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2746
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 25 april 2024 van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar,

1.Procesverloop

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij de uitspraak op bezwaar van 29 april 2023 het bezwaar van belanghebbende tegen de opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] (de naheffingsaanslag) ongegrond verklaard.
1.2.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2024. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar [naam].

2.Overwegingen

2.1.
Belanghebbende heeft op 16 januari 2023 een auto van het merk Volkswagen met het [kenteken] geparkeerd op een parkeerplaats aan het Chasséveld te Breda. Deze plaats is door de gemeente aangewezen als een plaats waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
2.2.
Tijdens een controle op 16 januari 2023, omstreeks 15:06, is door middel van een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting is voldaan voor de zone waarin belanghebbende heeft geparkeerd.
2.3.
In geschil is of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de auto heeft geparkeerd.
2.4.
Belanghebbende heeft om 14:43 via een parkeer-app parkeerbelasting voldaan voor parkeerzone 21831. Om dit aan te tonen heeft hij een uitdraai overlegd van de parkeergegevens van de app, waaruit blijkt dat hij parkeergeld heeft betaald voor het tijdsbestek van 14:43 tot en met 18:45 voor een bedrag van €6,87.
2.5.
Belanghebbende heeft middels een screenshot uit de parkeerapp aangetoond dat hij parkeerbelasting heeft voldaan van 14.43 tot 18.45 in zone 21831. Uit de gegevens van de heffingsambtenaar blijkt echter dat belanghebbende geparkeerd stond in parkeerzone 21809. Hoewel het uurtarief gelijk is, is parkeren in de zone waarvoor belanghebbende zich had aangemeld gedurende het eerste half uur gratis. In de parkeerzone waar belanghebbende feitelijk stond geparkeerd is dit niet zo. Dit betekent dat er te weinig parkeerbelasting is voldaan. Dit komt voor rekening en risico van de parkeerder. De parkeerder heeft een onderzoeksplicht om te controleren welk parkeertarief verschuldigd is op de door hem gekozen parkeerlocatie. Ook als belanghebbende onbekend is met desbetreffende locatie. In die onderzoeksplicht is belanghebbende in dit geval tekortgeschoten.
2.6.
De rechtbank twijfelt niet aan de intentie van belanghebbende om direct na aanvang van parkeren de parkeerbelasting te voldoen. Het betreft hier echter geen boete maar een objectieve belasting. Daarom is geen opzet of schuld vereist. Voor het moeten betalen van parkeerbelasting is dus niet relevant of belanghebbende al dan niet bewust geen parkeerbelasting heeft betaald. Het enkele feit dát er geen of te weinig parkeerbelasting is betaald is voldoende om tot oplegging van een naheffingsaanslag parkeerbelasting over te gaan. De wet biedt geen ruimte om daar in dit geval van af te wijken.
2.7.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de heffingsambtenaar hem een waarschuwing had kunnen geven. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het blijft de eigen verantwoordelijkheid van parkeerders om te parkeren in overeenstemming met de geldende parkeerregels.
2.8.
De naheffingsaanslag is terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond.
Beslissing
De rechtbank verklaar het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 25 april 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.[1] Artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Breda en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Breda.