Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
de heffingsambtenaar
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere had aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van €68,90, omdat zijn auto op 30 oktober 2022 geparkeerd stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 6 maart 2023 ongegrond verklaard. Hierop ging belanghebbende in beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen hiermee instemden. Belanghebbende voerde aan dat hij niet voldoende in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, wat volgens hem zijn procesbelang zou hebben geschaad. De heffingsambtenaar betwistte dit en stelde dat hij belanghebbende meerdere keren had uitgenodigd voor een hoorzitting, maar dat belanghebbende niet op deze uitnodigingen was ingegaan. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende inspanningen heeft verricht om belanghebbende te horen, en dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.