Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet voeren van zichtbaar licht op haar fiets op 26 april 2023. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig en heeft het standpunt van de officier van justitie toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, zoals blijkt uit de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de betrokkene, waaronder haar Poolse afkomst en het feit dat zij de fiets van haar werkgever ter beschikking had gekregen. Dit leidde tot de conclusie dat het voor haar niet voldoende duidelijk was dat zij verantwoordelijk was voor het zichtbaar voeren van licht op de fiets. Daarom heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 30,-.
De beslissing van de officier van justitie is gedeeltelijk gegrond verklaard, en de kantonrechter heeft bepaald dat het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, door de officier van justitie moet worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.