Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het inrijden tegen de verplichte rijrichting op een eenrichtingsweg in Kaatsheuvel op 3 december 2021. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 18 maart 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door een zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam. Betrokkene voerde aan dat zij niet in Kaatsheuvel was geweest en dat de verklaring van de verbalisant inconsistent was. De zittingsvertegenwoordiger heeft verschillende pinbetalingen overgelegd ter onderbouwing van de afwezigheid van betrokkene op het moment van de gedraging. De kantonrechter heeft de argumenten van betrokkene in overweging genomen en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de gedraging had plaatsgevonden.
De kantonrechter oordeelde dat de boete ten onrechte was opgelegd en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 159 dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door de kantonrechter, mr. R.J.H. de Brouwer, en griffier mr. C.A. Lequin, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.