ECLI:NL:RBZWB:2024:2766
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting berging op grond van de Opiumwet
Op 25 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Oosterhout. Dit besluit, genomen op 1 maart 2024, betrof de sluiting van de berging van verzoeker, gelegen aan [adres] te [plaats], voor een periode van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreesde zijn (huur)woning te verliezen door de sluiting van de berging.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de procedure voor een voorlopige voorziening enkel bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een tijdelijke maatregel te treffen. De rechter heeft in dit geval geoordeeld dat er geen sprake was van 'onverwijlde spoed', zoals vereist voor het treffen van een voorlopige voorziening. De burgemeester had immers alleen de berging gesloten en niet de woning zelf, waardoor verzoeker zijn woning nog steeds kon bewonen.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de eigenaar van de woning de huurovereenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de gevolgen van deze ontbinding niet rechtstreeks voortvloeien uit het besluit van de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de opmerking dat verzoeker de kwestie van de ontbinding van de huurovereenkomst aan de kantonrechter kan voorleggen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.