ECLI:NL:RBZWB:2024:2755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
BRE 22/5735, 22/5737, 22/5738, 22/5739 en 22/5740
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van WOZ-waarde en aanslagen onroerende-zaakbelastingen door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 26 april 2024, worden de beroepen van een belanghebbende stichting tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2022 de WOZ-waarde van verschillende onroerende zaken vastgesteld, met een waardepeildatum van 1 januari 2021. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze waarderingen, waarop de heffingsambtenaar het bezwaar deels gegrond verklaarde, maar de waarderingen voor de woningen ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft de beroepen op 15 maart 2024 behandeld, waarbij partijen overeenstemming bereikten over een vermindering van de WOZ-waarde met 5%. De rechtbank heeft vervolgens de beroepen gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd voor wat betreft de WOZ-waarden en de bijbehorende aanslagen. De rechtbank heeft bepaald dat de heffingsambtenaar de griffierechten en proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 3.245, die rechtstreeks aan de belanghebbende moet worden uitbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/5735, 22/5737, 22/5738, 22/5739 en 22/5740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende stichting] , gevestigd te [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D .A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 december 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2022 onder meer de waarde van de onroerende zaken [adres 1] en [adres 2] tot en met [adres 4] , te [plaats 2] (de woningen) (waardepeildatum 1 januari 2021) vastgesteld op respectievelijk € 169.000 ( [adres 1] ), € 174.000 ( [adres 2] ten met [adres 3] ) en € 154.000 ( [adres 4] ). Gelijktijdig zijn aanslagen onroerende-zaakbelastingen en aanslagen watersysteemheffing aan belanghebbende opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende deels gegrond verklaard maar met betrekking tot de in 1.1. genoemde woningen ongegrond verklaard. Aan belanghebbende is een kostenvergoeding toegekend van € 538 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam] en [taxateur] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de vaststelling van de WOZ-waarde met waardepeildatum 1 januari 2021 van de onder 1.1. genoemde woningen, om die met 5% te verminderen.
Daarmee wordt de WOZ-waarde voor de woningen vastgesteld op € 160.550 ( [adres 1] ), € 165.300 ( [adres 2] tot en met [adres 3] ) en € 146.300 ( [adres 4] ).
3. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en de beroepen gegrond verklaren.

Conclusie en gevolgen

4. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak van 8 december 2022 voor zover deze betrekking heeft op de WOZ-waarden, de aanslagen onroerendezaakbelastingen en aanslagen watersysteemheffingen met betrekking tot de woningen gelegen aan de [adres 1] en [adres 2] tot en met [adres 4] te [plaats 2] voor het belastingjaar 2022.
4.1.
Omdat de beroepen gegrond zijn moet de heffingsambtenaar de griffierechten van € 365 aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Over de proceskostenvergoeding hebben partijen ter zitting overeenstemming bereikt. Voor de bezwaarfase zijn partijen overeengekomen dat aan belanghebbende 2 maal € 310 aan kostenvergoeding aan belanghebbende moet worden toegekend. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875. De heffingsambtenaar heeft ermee ingestemd dat voor de beroepen gezamenlijk twee maal € 875 moet worden toegekend met een factor van 1,5. De totale toegekende proceskostenvergoeding komt daarmee op € 3.245. Alle vergoedingen moeten rechtstreeks aan belanghebbende zelf worden uitbetaald. [1]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar van 8 december 2022 voor zover deze uitspraak ziet op de aan het [adres 1] te [plaats 2] gelegen woningen [adres 1] en [adres 2] tot en met [adres 4] ;
  • vermindert de bij beschikking vastgestelde waarden met waardepeildatum 1 januari 2021 voor de woningen [adres 1] tot € 160.550, [adres 2] tot en met [adres 3] tot € 165.300 [adres 4] tot € 146.300 en vermindert de aanslagen onroerendezaakbelasting en aanslagen watersysteemheffing dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar de griffierechten van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 3.245 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 26 april 2024 openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 30a, vierde en vijfde lid, van de Wet WOZ.