ECLI:NL:RBZWB:2024:2748

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
02/222569-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door roekeloos rijgedrag met hoge snelheid

Op 2 september 2022 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de kruising van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje te Oud Gastel, waarbij vier inzittenden van een Toyota Yaris om het leven kwamen en een vijfde inzittende ernstig gewond raakte. De verdachte, bestuurder van een Mercedes, reed met een snelheid van 155 km/u op een weg waar de maximumsnelheid 50 km/u was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, waarbij de schuld bestond uit roekeloosheid. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor tien jaar. De rechtbank weegt de ernst van de feiten, de gevolgen voor de slachtoffers en de recidive van de verdachte zwaar mee in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/222569-22
vonnis van de meervoudige kamer van 26 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Dordrecht
raadsman mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) werden gedood (feit 1) en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) (zwaar) gewond is geraakt (feit 2). Feit 2 is subsidiair tenlastegelegd als gevaarzetting.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor allebei de feiten geldt dat de bewezenverklaring alle genoemde verkeersgedragingen omvat. De officier van justitie gaat bij feit 1 uit van de zwaarste vorm van schuld, te weten roekeloosheid. Zij vraagt vrijspraak voor feit 2 primair. Vanwege de enorme impact van dit ongeval is er bewust voor gekozen om [slachtoffer 5] niet onnodig extra te belasten. Om die reden is er geen nadere informatie aan het dossier toegevoegd over de gevolgen van het ongeval voor haar. Dit maakt dat op basis van het dossier de aard en omvang van het letsel van [slachtoffer 5] wat de officier betreft niet kan worden vastgesteld. Juridisch gezien moet dat volgens de officier van justitie leiden tot vrijspraak voor
feit 2 primair.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 1 en 2 primair tenlastegelegde, omdat geen sprake was van roekeloos rijgedrag. Voor roekeloosheid moet het gaan om een samenstel van gedragingen, en dat de gedragingen, in samenhang bezien, kunnen worden aangemerkt als een ernstige overtreding van de verkeersregels. Bovendien moeten die gedragingen zeer gevaarzettend zijn. Daarvan is in deze situatie geen sprake. Over de ten laste gelegde ‘reguliere’ culpa, oftewel de verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid, meent de verdediging dat hetzelfde heeft te gelden. Eén enkele verkeersovertreding, namelijk het op de Roosendaalsebaan (een kort stuk aan het einde van een dan al lange route) overschrijden van de maximum snelheid, kan hier niet zonder meer toe leiden. Er doen zich geen overige omstandigheden voor ten laste van verdachte. Volgens de verdediging dient de rechtbank in haar overwegingen over de schuldvraag het niet verlenen van voorrang door [slachtoffer 1] aan verdachte mee te nemen. Verdachte reed op een voorrangsweg en mocht erop vertrouwen dat hij die voorrang ook kreeg. Die verkeersovertreding (het niet verlenen van voorrang) is de aanleiding geweest van het ongeval.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Vaststaande feiten
Op 2 september 2022 heeft omstreeks 18:26 uur op de kruising van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje te Oud Gastel, gemeente Halderberge, een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een Mercedes Benz en een Toyota Yaris betrokken waren. Verdachte kwam als bestuurder van de Mercedes uit de richting van Roosendaal gereden. Hij sloeg op de Wagonstraat linksaf de Roosendaalsebaan op en reed vervolgens in de richting van Oud Gastel. Op het Appeltje bevond zich de Toyota, waarvan [slachtoffer 1] de bestuurster was. Achterin zaten haar kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] samen met haar vriendin [slachtoffer 4] . [slachtoffer 5] , de dochter van [slachtoffer 4] , zat voorin op de bijrijdersplaats. De Toyota reed met een geregistreerde snelheid van 3 tot 11km/u op Het Appeltje op de meest linker voorsorteerstrook voor links afslaand en recht doorgaand verkeer. De Toyota is tot 1,7 meter over de haaientanden gereden en daar tot stilstand gekomen. De Mercedes is vervolgens op het kruisingsvak van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje ter hoogte van de haaientanden, met de voorzijde van de auto tegen de linkerzijde van de stilstaande Toyota gereden. Dat gebeurde met een geregistreerde snelheid van 95 km/u. De Mercedes reed 2 seconden voor de aanrijding met de Toyota nog met een geregistreerde snelheid van 155 km/u. Bij de aanrijding zijn vier inzittenden van de Toyota – [slachtoffer 1] (39 jaar), [slachtoffer 2] (10 jaar), [slachtoffer 3] (8 jaar) en [slachtoffer 4] (42 jaar)– om het leven gekomen. De vijfde inzittende [slachtoffer 5] (9 jaar) heeft hierbij lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en schaafwonden/blauwe plekken opgelopen.
Omstandigheden waaronder de aanrijding heeft plaatsgevonden
De aanrijding heeft plaatsgevonden bij daglicht en heldere en droge weersomstandigheden. De Roosendaalsebaan is een voorrangsweg. Dit is op Het Appeltje kenbaar gemaakt door middel van een verkeersbord (B6) en haaientanden op het wegdek. Bij de kruising – waar de Toyota zich bevond – zijn drie voorsorteerstroken, twee stroken voor rechts afslaand verkeer en een strook voor links afslaand en rechtdoor gaand verkeer. De maximum snelheid ter plaatse is 50 km/u. Dit is op de Roosendaalsebaan – waar verdachte op reed – ongeveer 450 meter voor de plaats van het ongeval aangegeven met verkeersborden. Op
2 september 2022 waren de verkeerslichten op de kruising van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje en Blauwhekken niet in werking vanwege een storing. De verkeerslichten knipperden oranje. Dat betekent dat op dat moment de normale verkeersregels (en dus de voorrangsregels en verkeerstekens op de weg) golden. Als de verkeerslichten wel in werking zouden zijn geweest, dan diende het verkeer op Het Appeltje bij rood licht te wachten voor de dubbele stopstreep en bij storing van de verkeerslichten diende het verkeer door te rijden tot de haaientanden.
Rijgedrag verdachte voorafgaand aan het verkeersongeval
Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben dezelfde weg als verdachte afgelegd kort voorafgaand aan het verkeersongeval. Zowel [getuige 1] als [getuige 2] hebben verklaard dat zij een Audi zagen rijden. De bestuurder van deze Audi was [getuige 3] . [getuige 1] heeft verklaard dat zijn snelheid op dat moment ongeveer 60/65 km/u was en dat hij op de linkerbaan reed. Hij werd rechts ingehaald door een Audi en daarna door een Mercedes (waarvan later is gebleken dat verdachte deze bestuurde). De Mercedes haalde [getuige 1] in op de Roosendaalsebaan op een punt waar deze nog uit twee rijstroken bestond.
[getuige 2] heeft de verklaring van [getuige 1] bevestigd, in die zin dat hij heeft verklaard dat hij op de rechterbaan reed. Er reed een Mercedes achter hem toen hij door een Zwarte Audi “met een bloedgang” werd ingehaald. Op de linkerbaan reed een groene auto. De rechtbank gaat ervan uit dat dit de auto van [getuige 1] is geweest. De Mercedes zat [getuige 2] te pushen, omdat hij hem ook voorbij wilde gaan. De Mercedes zat heel dicht op de achterbumper van de groene auto. De groene auto bleef dezelfde snelheid aanhouden en op de linkerbaan rijden. Als de bestuurder van de groene auto had geremd was de Mercedes daar achterop geknald. Omdat de bestuurder van de Mercedes zo zat te “pushen”, heeft [getuige 2] zijn gas los gelaten en snelheid verminderd om de Mercedes erdoor te laten, waarna de Mercedes het groene voertuig rechts heeft ingehaald. De Mercedes accelereerde hierna snel.
Ook [getuige 3] heeft een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat op de linkerbaan een voertuig met een Bulgaars kenteken met een lage snelheid reed. De rechtbank stelt – op basis van de hiervoor genoemde verklaringen – vast dat dit de auto van [getuige 1] is geweest. Dit voertuig heeft [getuige 3] rechts ingehaald en achter hem zat op dat moment een Mercedes. De Mercedes heeft ook de auto met het Bulgaarse kenteken rechts ingehaald. Hierna is de Audi van [getuige 3] naar de linker voorsorteerstrook afgeslagen. De Mercedes is hem heel snel voorbij gereden over de meest rechterrijstrook. Hij gaf daarbij veel gas.
Verdachte erkent dat hij de groene auto rechts heeft ingehaald. Dat was ruim voor de kruising op de Roosendaalsebaan. Dit deed hij naar zijn zeggen omdat daar ruimte voor hem was. Hij anticipeerde – eveneens naar eigen zeggen – mee met de rest van het verkeer.
De rechtbank stelt op grond van voorgaande getuigenverklaringen vast dat verdachte zeer dicht op het voertuig van [getuige 1] heeft gereden en daarbij heeft gepusht. Hierna heeft hij hem – op het traject waar de Roosendaalsebaan nog uit twee rijstroken bestaat – rechts ingehaald. Direct hierna is verdachte vol gaan accelereren, waarbij hij, zo blijkt uit de EDR-gegevens, het gaspedaal 100% heeft ingetrapt. Kort hierna heeft de aanrijding met de Toyota plaatsgevonden. De rechtbank zal deze gedragingen die plaatsvonden voor de aanrijding dan ook meenemen in de bewezenverklaring.
De verdediging heeft in dit verband naar voren gebracht dat het harde rijden van verdachte kort voor de aanrijding een poging was om de situatie die was ontstaan op te lossen. Meer in het bijzonder heeft de verdediging naar voren gebracht dat op het moment dat verdachte tot inzicht kwam, allemaal in een zeer kort tijdsbestek voor de aanrijding, hij eerst op volle snelheid vóór de Toyota langs wilde rijden. Daarom verhoogde hij zijn snelheid. Toen hij zich realiseerde dat hij dat niet ging halen heeft hij ervoor gekozen om te proberen om achter de Toyota langs te gaan. Daartoe heeft hij geremd en het stuur radicaal naar rechts gegooid. Dit laatste heeft het ESP-systeem van de Mercedes verhinderd. Het ESP-systeem is volgens de verdediging dan ook onder deze omstandigheden geen levensreddende faciliteit, maar een levensbedreigende faciliteit geweest.
De rechtbank overweegt nadrukkelijk dat verdachte zichzelf in een situatie heeft gebracht dat hij iets moest “oplossen”. Hij vertoonde immers al onrustig rijgedrag, in die zin dat hij rechts inhaalde, heeft gepusht en een veel te hoge snelheid had. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan hetgeen de verdediging hierover naar voren heeft gebracht.
Een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval.
Om te kunnen spreken van overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Daarvoor dient te worden gekeken naar het verband tussen het ongeval en de gedragingen van de verdachte en de gevolgen. In de eerste plaats moet er een causaal verband bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het verkeersongeval. In de tweede plaats dient er ook een causaal verband te zijn tussen het verkeersongeval en de dood, dan wel het letsel van een slachtoffer. Dit samen wordt ook wel ‘dubbele causaliteit’ genoemd.
Vaststaat dat verdachte op een weg waar de toegestane snelheid 50 km/u was met een snelheid van 155 km/u heeft gereden in aanloop naar de kruising met Het Appeltje.
Ter hoogte van de kruising heeft verdachte eerst naar links gestuurd en daarna naar rechts, waarna hij op het weggedeelte, dat bestemd is voor het verkeer dat voor hem van rechts kwam, met een snelheid van 95 km/u tegen het midden van de linkerflank van de Toyota is gereden. Verdachte heeft zijn auto dus niet onder controle kunnen houden.
Het is een algemene ervaringsregel dat bij het rijden met een hoge snelheid het risico op het veroorzaken van een verkeersongeval toeneemt, omdat er minder tijd is om het rijgedrag te kunnen corrigeren of aan te passen en het voertuig onder controle te houden, wanneer de verkeerssituatie daarom vraagt. Bovendien is bij een hoge snelheid de kans groter dat een verkeersongeval slecht afloopt, omdat men evident een langere remweg heeft en harder tegen voorwerpen of andere weggebruikers zal aanbotsen. Verdachte heeft dit grote risico op een verkeersongeval genomen, door extreem veel te hard te rijden. Andere weggebruikers hoefden er niet op bedacht te zijn dat er een auto met een dergelijke hoge snelheid, ongeveer gelijk aan drie maal de maximumsnelheid, aan zou kunnen komen rijden. De rechtbank overweegt daarbij dat de Toyota – zoals op de camerabeelden is te zien – heel behoedzaam de kruising op is gereden door (met zeer geringe snelheid), te stoppen, te rijden en weer te stoppen. Zij heeft zich juist conform de (basis)voorrangsregels gedragen bij afwezigheid van werkende verkeerslichten. De rechtbank is van oordeel dat de Toyota geen voorrangsregels heeft overtreden.
Van belang is dat de extreme snelheidsovertreding over een langer traject zoals begaan door verdachte onder de geschetste omstandigheden zodanig gevaarzettend is en dusdanige risico’s met zeer ernstige gevolgen in het leven roept, dat het verkeersongeval in redelijkheid is toe te rekenen aan verdachte en dat er een causaal verband is tussen het gedrag van verdachte en het verkeersongeval.
Op basis van het schouwverslag en het plaats-delict onderzoek staat vast dat de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door het verkeersongeval zijn overleden. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn ter plaatse van het ongeval overleden en hun dood had geen natuurlijke oorzaak. Ook [slachtoffer 2] is enige tijd later in het ziekenhuis overleden en haar dood had eveneens geen natuurlijke oorzaak. Door de krachtinwerking van de door verdachte bestuurde Mercedes op de Toyota zijn zij overleden. Daarmee is voldaan aan de vereiste dubbele causaliteit in de zin van artikel 6 WVW.
Schuldverwijt
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verdachte van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt en zo ja in welke mate.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten, die per 1 januari 2020 is ingevoerd, heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten verkeersongeval, ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan is sprake van de schuldvorm roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Schending verkeersregels (a)
Verdachte heeft bij het naderen van het kruispunt zeer dicht achter een ander voertuig gereden en dit voertuig rechts ingehaald. Vervolgens is hij met 155 km/u op het kruispunt afgereden, waarmee hij de maximumsnelheid van 50 km/u aanzienlijk heeft overschreden. Daarbij is van belang, dat de verkeerslichten op het kruispunt oranje knipperden, waardoor extra behoedzaamheid van alle verkeersdeelnemers was geboden. Verdachte heeft zijn snelheid niet zodanig aan de verkeerssituatie aangepast dat hij zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen. De rechtbank stelt kortom vast, dat verdachte meerdere verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid WVW, heeft geschonden.
In ernstige mate (b)
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Vanaf het moment dat verdachte [getuige 1] aan de rechterkant heeft ingehaald is hij met hoge snelheid gaan rijden. Dat blijkt uit de getuigenverklaringen en de EDR-data. Het gaspedaal was tot 2 seconden voor de aanrijding nog voor 96% ingetrapt en de geregistreerde snelheid 155 km/u op een weg waar niet voor niets slechts 50 km/u was toegestaan en op een tijdstip waarop volop verkeer aanwezig was. Ook staat vast dat de verkeerslichten op dat moment niet in werking waren en oranje knipperden. Verdachte had onder deze omstandigheden zijn snelheid fors moeten minderen en de kruising behoedzaam op moeten rijden. Verdachte reed echter met extreem hoge snelheid af op de kruising, waardoor de andere verkeersdeelnemers – in het bijzonder de Toyota – geen enkele mogelijkheid hadden om te anticiperen op zijn gedrag. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
Opzettelijk (c)
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank overweegt dat verdachte met zijn hiervoor vastgestelde rijgedrag belangrijke verkeersregels heeft overtreden. Verdachte heeft, nadat hij zeer dicht op een ander voertuig had gereden en dit voertuig rechts had ingehaald, gedurende een langere afstand geaccelereerd en daarbij het gaspedaal vol ingetrapt. Hij had daarmee dan ook onmiskenbaar de bedoeling om hard te rijden en daarmee opzet om de maximumsnelheid fors te overschrijden.
Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen (d)
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag van verdachte als automobilist gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, waarbij andere verkeersdeelnemers ernstig of zelfs dodelijk letsel kunnen oplopen. In dit geval heeft er ook daadwerkelijk een ongeval met dodelijke afloop plaatsgevonden.
Tussenconclusie: roekeloosheid
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het door verdachte vertoonde verkeersgedrag tot het verkeersongeval heeft geleid en dat dit tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW, zodat sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Het letsel van [slachtoffer 5]
Uit de verklaring van de vader van [slachtoffer 5] – drie maanden na het ongeval – blijkt dat [slachtoffer 5] door het ongeval een breuk had in haar sleutelbeen en tevens schaafwonden en blauwe plekken had opgelopen. Verder merkt hij op dat ze terughoudender is in verband met haar schouder en nog altijd bang is dat er iets kapot kan gaan. Ze is in sommige gevallen anders dan voor het ongeval. Zo kan ze anders reageren op dingen dan ze voorheen deed. Er zijn nog steeds beperkingen waar ze mee kampt. De rechtbank overweegt dat bij een breuk in het sleutelbeen de algemene ervaringsregel leert dat daarvoor een opname/bezoek aan het ziekenhuis aangewezen is. De rechtbank komt op basis van het voorgenoemde dan ook tot de conclusie dat [slachtoffer 5] door het ongeval zodanig lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Hoewel buiten kijf staat dat dit ongeval ook vergaande psychische gevolgen voor [slachtoffer 5] met zich zal brengen kan de rechtbank dit niet meenemen in haar beoordeling. De juridische basis hiervoor ontbreekt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich voor beide feiten schuldig heeft gemaakt aan ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 2 september 2022 te Oud Gastel, gemeente Halderberge als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Roosendaalsebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
  • de maximum snelheid, welke ter plaatse 50 kilometer per uur betreft, in ernstige mate te overschrijden (te weten (onder meer) een overschrijding van ongeveer 105 kilometer per uur),
  • en dicht op een ander voertuig te rijden (bumperkleven),
  • en een voertuig rechts in te halen, en gekomen bij een kruising (Roosendaalsebaan, Blauwhekken, Het Appeltje) alwaar de stoplichtenoranje knipperend licht uitstraalden,
  • en zijn rijgedrag niet (voldoende) aan te passen aan de situatie ter plaatse en al accelererend, bovengenoemde kruising te benaderen en op te rijden,
  • en niet de richting van diens rijbaan te volgen door eerst naar links en vervolgens naar rechts te sturen en gedeeltelijk terecht te komen op het weggedeelte bestemd voor het verkeer dat, gezien verdachtes rijrichting, van rechts kwam,
  • en het door hem bestuurde voertuig niet, onder controle te houden,
  • en (vervolgens) in aanrijding te komen met een motorrijtuig (personenauto merk Toyota Yaris, gekentekend [ [kenteken] ]),
waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] werden gedood;
Feit 2
op 2 september 2022 te Oud Gastel, gemeente Halderberge als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Roosendaalsebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
  • de maximum snelheid, welke ter plaatse 50 kilometer per uur betreft, in ernstige mate te overschrijden (te weten (onder meer) een overschrijding van ongeveer 105 kilometer per uur),
  • en dicht op een ander voertuig te rijden (bumperkleven),
  • en een voertuig rechts in te halen, en gekomen bij een kruising (Roosendaalsebaan, Blauwhekken, Het Appeltje) alwaar de stoplichten buiten werking waren, dan wel oranje knipperend licht uitstraalden,
  • en zijn rijgedrag niet (voldoende) aan te passen aan de situatie ter plaatse en al accelererend, bovengenoemde kruising te benaderen en op te rijden,
  • en niet de richting van diens rijbaan te volgen door eerst naar links en vervolgens naar rechts te sturen en gedeeltelijk terecht te komen op het weggedeelte bestemd voor het verkeer dat, gezien verdachtes rijrichting, van rechts kwam,
  • en het door hem bestuurde voertuig niet, onder controle te houden,
  • en (vervolgens) in aanrijding te komen met een motorrijtuig (personenauto merk Toyota Yaris, gekentekend [ [kenteken] ]),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 5] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor feit 1 (primair) aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Volgens de officier van justitie is sprake van meerdaadse samenloop waardoor het strafmaximum voor roekeloos rijgedrag met een derde van 6 naar 8 jaar kan worden verhoogd. Daarnaast vordert de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen van 5 jaar. Ten aanzien van feit 2 (subsidiair) heeft de officier van justitie verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging verzocht een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. De eis zoals deze is geformuleerd door de officier van justitie acht de verdediging buitensporig hoog.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is zich er terdege van bewust dat geen enkele straf het gemis van dierbaren zal kunnen wegnemen. Op basis van de ten laste gelegde en vastgestelde feiten komt de rechtbank binnen de geldende wettelijke kaders tot de volgende strafoplegging.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto op 2 september 2022 omstreeks
18:26 uur een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan twee jonge vrouwen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , en de twee kinderen van [slachtoffer 1] , te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn komen te overlijden. [slachtoffer 5] , de dochter van [slachtoffer 4] heeft bij dit verkeersongeval letsel opgelopen en het als enige inzittende overleefd. Verdachte reed die dag in een snelle Mercedes met ruim 3 keer de toegestane snelheid door knipperende verkeerslichten een kruising op en is met volle vaart en grote kracht ingereden op de op dat moment stilstaande Toyota waarin de slachtoffers zich bevonden. Door zijn roekeloos rijgedrag heeft verdachte als automobilist onaanvaardbare risico’s genomen voor de verkeersveiligheid en heeft hij zijn verantwoordelijkheid als weggebruiker ernstig veronachtzaamd, met fatale gevolgen.
Verdachte heeft die bewuste avond drie leden van het gezin [achternaam slachtoffer 1, 2, 3] en de moeder van het gezin [achternaam slachtoffer 4 en 5] hun meest kostbaarste bezit ontnomen: hun leven. Maar ook [slachtoffer 5] en de andere nabestaanden van deze slachtoffers heeft verdachte onbeschrijflijk veel leed toegebracht. De vader van [slachtoffer 1] , opa van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de vader, moeder en zus van [slachtoffer 4] hebben op zitting op indringende wijze verwoord hoe het onverwachte verlies van deze personen in het leven van de families heeft ingegrepen en nog elke dag diep voelbaar is.
De aanrijding heeft ook op veel anderen een diepe indruk gemaakt. De rechtbank denkt daarbij in het bijzonder aan de getuigen van het ongeluk, de verbalisanten en de andere hulpdiensten, die als eersten bij de slachtoffers aanwezig waren en geconfronteerd werden met de ernstige verwondingen van de slachtoffers. Het ongeval heeft ook veel losgemaakt in de maatschappij. Dat blijkt mede uit de grote (media)belangstelling voor deze zaak. In zijn algemeenheid kan gezegd worden dat zeer gevaarlijk en onverantwoord rijgedrag gevoelens van onveiligheid bij andere verkeersdeelnemers oproept en woede in de maatschappij veroorzaakt, zeker als daardoor een ongeval met dodelijke afloop wordt veroorzaakt.
Verdachte heeft tot op heden geen verantwoordelijkheid voor het ongeval genomen. Verder valt op dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij, nadat het verkeersongeval had plaatsgevonden, geprobeerd zou hebben de deuren van de Toyota te openen. Dit strookt echter niet met de beelden die in het dossier zitten. Hierop is namelijk te zien dat verdachte na het ongeval rustig naar de Toyota loopt en in de auto kijkt om vervolgens weer terug naar zijn eigen auto te lopen. Nergens blijkt uit dat hij op wat voor manier dan ook op enig moment heeft geprobeerd één van de deuren van de Toyota te openen of andere handelingen te verrichten om hulp te bieden. Dit wordt ook bevestigd door hetgeen [getuige 4] hierover heeft verklaard. Zij zag de bestuurder lopen bij de Toyota zonder dat hij iets deed. Toen zij verdachte en de overige inzittenden van de Mercedes na het ongeval aansprak hoorde zij de jongens zeggen: “je gaat toch niet stil staan op een kruispunt, dat doe je toch niet” en dergelijke. Het gesprek maakte de getuige kwaad. De rechtbank verbindt aan wat hiervoor wordt beschreven de conclusie dat verdachte zich direct na het ongeval op geen enkele manier heeft bekommerd om de slachtoffers. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte zich op een later moment om de slachtoffers heeft bekommerd. Dat verdachte nu zijn spijt betuigt dat hij te hard heeft gereden maar (ook) nog steeds blijft bij het feit dat hij op een voorrangsweg zat en de Toyota hem voorrang had moeten verlenen, geeft te denken. Verdachte geeft er daarmee in ieder geval blijk van, dat hij geen inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn eigen handelen en in de vergaande gevolgen die dit heeft gehad voor de levens van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
4 maart 2024. Daaruit volgt dat verdachte vaker in aanraking is gekomen met justitie voor overtreding van de Wegenverkeerswet. De rechtbank tilt zwaar aan de veroordeling in 2021 waar hij voor een snelheidsovertreding en het rijden terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden en een taakstraf van in totaal 55 uur opgelegd heeft gekregen. Dit is relatief kort voor het onderhavige feit en de rechtbank gaat er vanuit dat toen op de zitting ook is gesproken over het gevaar van zijn handelen. Verdachte lijkt zo bezien niet te willen leren van zijn fouten en de rechtbank rekent dit strafverzwarend mee. De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 21 december 2022 en heeft dit bij de straftoemeting betrokken.
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop. Van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt. Hiervan is in deze situatie sprake. Het gaat immers om een reeks van met elkaar samenhangende gedragingen in een zeer korte tijdspanne die in één klap een einde heeft gemaakt aan vier levens. Nu de rechtbank niet uitgaat van meerdaadse samenloop is het strafmaximum voor roekeloos rijgedrag waardoor een ander wordt gedood een gevangenisstraf van zes in plaats van acht jaar.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf daarnaast het volgende in aanmerking. Gelet op de aard en de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan, en in het belang van de verkeersveiligheid kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders gereageerd worden dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur en met een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf is met name gericht op vergelding (leedtoevoeging), waar maatschappelijk ook vaak het zwaartepunt ligt. De rechtbank ziet echter aanleiding om van de hoogte van de door de officier gevorderde straf af te moeten wijken. Voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag bestaan geen landelijke oriëntatiepunten. De rechtbank heeft daarom nadrukkelijk gekeken naar de jurisprudentie in soortgelijke zaken waarbij net als in deze situatie geen sprake is van doodslag maar overtreding van artikel 6 WVW. Gelet op de aard en ernst van de feiten, de gevolgen, de houding van verdachte, de recidive en opgelegde straffen in soortgelijke zaken, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 4 jaar passend en geboden.
Tot slot zal de rechtbank aan verdachte als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Gelet op de ernst van de feiten op de verkeersrecidive is enkel een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de maximale duur van tien jaren passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in
roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen
gepleegd;
Feit 2 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
terwijl bij de feiten 1 en 2 primair van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55 van
het wetboek van strafrecht sprake is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 10 jaar met aftrek ex. artikel 179 Wegenverkeerswet 1994 van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 april 2024.