4.2.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Vaststaande feiten
Op 2 september 2022 heeft omstreeks 18:26 uur op de kruising van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje te Oud Gastel, gemeente Halderberge, een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een Mercedes Benz en een Toyota Yaris betrokken waren. Verdachte kwam als bestuurder van de Mercedes uit de richting van Roosendaal gereden. Hij sloeg op de Wagonstraat linksaf de Roosendaalsebaan op en reed vervolgens in de richting van Oud Gastel. Op het Appeltje bevond zich de Toyota, waarvan [slachtoffer 1] de bestuurster was. Achterin zaten haar kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] samen met haar vriendin [slachtoffer 4] . [slachtoffer 5] , de dochter van [slachtoffer 4] , zat voorin op de bijrijdersplaats. De Toyota reed met een geregistreerde snelheid van 3 tot 11km/u op Het Appeltje op de meest linker voorsorteerstrook voor links afslaand en recht doorgaand verkeer. De Toyota is tot 1,7 meter over de haaientanden gereden en daar tot stilstand gekomen. De Mercedes is vervolgens op het kruisingsvak van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje ter hoogte van de haaientanden, met de voorzijde van de auto tegen de linkerzijde van de stilstaande Toyota gereden. Dat gebeurde met een geregistreerde snelheid van 95 km/u. De Mercedes reed 2 seconden voor de aanrijding met de Toyota nog met een geregistreerde snelheid van 155 km/u. Bij de aanrijding zijn vier inzittenden van de Toyota – [slachtoffer 1] (39 jaar), [slachtoffer 2] (10 jaar), [slachtoffer 3] (8 jaar) en [slachtoffer 4] (42 jaar)– om het leven gekomen. De vijfde inzittende [slachtoffer 5] (9 jaar) heeft hierbij lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en schaafwonden/blauwe plekken opgelopen.
Omstandigheden waaronder de aanrijding heeft plaatsgevonden
De aanrijding heeft plaatsgevonden bij daglicht en heldere en droge weersomstandigheden. De Roosendaalsebaan is een voorrangsweg. Dit is op Het Appeltje kenbaar gemaakt door middel van een verkeersbord (B6) en haaientanden op het wegdek. Bij de kruising – waar de Toyota zich bevond – zijn drie voorsorteerstroken, twee stroken voor rechts afslaand verkeer en een strook voor links afslaand en rechtdoor gaand verkeer. De maximum snelheid ter plaatse is 50 km/u. Dit is op de Roosendaalsebaan – waar verdachte op reed – ongeveer 450 meter voor de plaats van het ongeval aangegeven met verkeersborden. Op
2 september 2022 waren de verkeerslichten op de kruising van de Roosendaalsebaan met Het Appeltje en Blauwhekken niet in werking vanwege een storing. De verkeerslichten knipperden oranje. Dat betekent dat op dat moment de normale verkeersregels (en dus de voorrangsregels en verkeerstekens op de weg) golden. Als de verkeerslichten wel in werking zouden zijn geweest, dan diende het verkeer op Het Appeltje bij rood licht te wachten voor de dubbele stopstreep en bij storing van de verkeerslichten diende het verkeer door te rijden tot de haaientanden.
Rijgedrag verdachte voorafgaand aan het verkeersongeval
Getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] hebben dezelfde weg als verdachte afgelegd kort voorafgaand aan het verkeersongeval. Zowel [getuige 1] als [getuige 2] hebben verklaard dat zij een Audi zagen rijden. De bestuurder van deze Audi was [getuige 3] . [getuige 1] heeft verklaard dat zijn snelheid op dat moment ongeveer 60/65 km/u was en dat hij op de linkerbaan reed. Hij werd rechts ingehaald door een Audi en daarna door een Mercedes (waarvan later is gebleken dat verdachte deze bestuurde). De Mercedes haalde [getuige 1] in op de Roosendaalsebaan op een punt waar deze nog uit twee rijstroken bestond.
[getuige 2] heeft de verklaring van [getuige 1] bevestigd, in die zin dat hij heeft verklaard dat hij op de rechterbaan reed. Er reed een Mercedes achter hem toen hij door een Zwarte Audi “met een bloedgang” werd ingehaald. Op de linkerbaan reed een groene auto. De rechtbank gaat ervan uit dat dit de auto van [getuige 1] is geweest. De Mercedes zat [getuige 2] te pushen, omdat hij hem ook voorbij wilde gaan. De Mercedes zat heel dicht op de achterbumper van de groene auto. De groene auto bleef dezelfde snelheid aanhouden en op de linkerbaan rijden. Als de bestuurder van de groene auto had geremd was de Mercedes daar achterop geknald. Omdat de bestuurder van de Mercedes zo zat te “pushen”, heeft [getuige 2] zijn gas los gelaten en snelheid verminderd om de Mercedes erdoor te laten, waarna de Mercedes het groene voertuig rechts heeft ingehaald. De Mercedes accelereerde hierna snel.
Ook [getuige 3] heeft een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat op de linkerbaan een voertuig met een Bulgaars kenteken met een lage snelheid reed. De rechtbank stelt – op basis van de hiervoor genoemde verklaringen – vast dat dit de auto van [getuige 1] is geweest. Dit voertuig heeft [getuige 3] rechts ingehaald en achter hem zat op dat moment een Mercedes. De Mercedes heeft ook de auto met het Bulgaarse kenteken rechts ingehaald. Hierna is de Audi van [getuige 3] naar de linker voorsorteerstrook afgeslagen. De Mercedes is hem heel snel voorbij gereden over de meest rechterrijstrook. Hij gaf daarbij veel gas.
Verdachte erkent dat hij de groene auto rechts heeft ingehaald. Dat was ruim voor de kruising op de Roosendaalsebaan. Dit deed hij naar zijn zeggen omdat daar ruimte voor hem was. Hij anticipeerde – eveneens naar eigen zeggen – mee met de rest van het verkeer.
De rechtbank stelt op grond van voorgaande getuigenverklaringen vast dat verdachte zeer dicht op het voertuig van [getuige 1] heeft gereden en daarbij heeft gepusht. Hierna heeft hij hem – op het traject waar de Roosendaalsebaan nog uit twee rijstroken bestaat – rechts ingehaald. Direct hierna is verdachte vol gaan accelereren, waarbij hij, zo blijkt uit de EDR-gegevens, het gaspedaal 100% heeft ingetrapt. Kort hierna heeft de aanrijding met de Toyota plaatsgevonden. De rechtbank zal deze gedragingen die plaatsvonden voor de aanrijding dan ook meenemen in de bewezenverklaring.
De verdediging heeft in dit verband naar voren gebracht dat het harde rijden van verdachte kort voor de aanrijding een poging was om de situatie die was ontstaan op te lossen. Meer in het bijzonder heeft de verdediging naar voren gebracht dat op het moment dat verdachte tot inzicht kwam, allemaal in een zeer kort tijdsbestek voor de aanrijding, hij eerst op volle snelheid vóór de Toyota langs wilde rijden. Daarom verhoogde hij zijn snelheid. Toen hij zich realiseerde dat hij dat niet ging halen heeft hij ervoor gekozen om te proberen om achter de Toyota langs te gaan. Daartoe heeft hij geremd en het stuur radicaal naar rechts gegooid. Dit laatste heeft het ESP-systeem van de Mercedes verhinderd. Het ESP-systeem is volgens de verdediging dan ook onder deze omstandigheden geen levensreddende faciliteit, maar een levensbedreigende faciliteit geweest.
De rechtbank overweegt nadrukkelijk dat verdachte zichzelf in een situatie heeft gebracht dat hij iets moest “oplossen”. Hij vertoonde immers al onrustig rijgedrag, in die zin dat hij rechts inhaalde, heeft gepusht en een veel te hoge snelheid had. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan hetgeen de verdediging hierover naar voren heeft gebracht.
Een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval.
Om te kunnen spreken van overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte is te wijten. Daarvoor dient te worden gekeken naar het verband tussen het ongeval en de gedragingen van de verdachte en de gevolgen. In de eerste plaats moet er een causaal verband bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het verkeersongeval. In de tweede plaats dient er ook een causaal verband te zijn tussen het verkeersongeval en de dood, dan wel het letsel van een slachtoffer. Dit samen wordt ook wel ‘dubbele causaliteit’ genoemd.
Vaststaat dat verdachte op een weg waar de toegestane snelheid 50 km/u was met een snelheid van 155 km/u heeft gereden in aanloop naar de kruising met Het Appeltje.
Ter hoogte van de kruising heeft verdachte eerst naar links gestuurd en daarna naar rechts, waarna hij op het weggedeelte, dat bestemd is voor het verkeer dat voor hem van rechts kwam, met een snelheid van 95 km/u tegen het midden van de linkerflank van de Toyota is gereden. Verdachte heeft zijn auto dus niet onder controle kunnen houden.
Het is een algemene ervaringsregel dat bij het rijden met een hoge snelheid het risico op het veroorzaken van een verkeersongeval toeneemt, omdat er minder tijd is om het rijgedrag te kunnen corrigeren of aan te passen en het voertuig onder controle te houden, wanneer de verkeerssituatie daarom vraagt. Bovendien is bij een hoge snelheid de kans groter dat een verkeersongeval slecht afloopt, omdat men evident een langere remweg heeft en harder tegen voorwerpen of andere weggebruikers zal aanbotsen. Verdachte heeft dit grote risico op een verkeersongeval genomen, door extreem veel te hard te rijden. Andere weggebruikers hoefden er niet op bedacht te zijn dat er een auto met een dergelijke hoge snelheid, ongeveer gelijk aan drie maal de maximumsnelheid, aan zou kunnen komen rijden. De rechtbank overweegt daarbij dat de Toyota – zoals op de camerabeelden is te zien – heel behoedzaam de kruising op is gereden door (met zeer geringe snelheid), te stoppen, te rijden en weer te stoppen. Zij heeft zich juist conform de (basis)voorrangsregels gedragen bij afwezigheid van werkende verkeerslichten. De rechtbank is van oordeel dat de Toyota geen voorrangsregels heeft overtreden.
Van belang is dat de extreme snelheidsovertreding over een langer traject zoals begaan door verdachte onder de geschetste omstandigheden zodanig gevaarzettend is en dusdanige risico’s met zeer ernstige gevolgen in het leven roept, dat het verkeersongeval in redelijkheid is toe te rekenen aan verdachte en dat er een causaal verband is tussen het gedrag van verdachte en het verkeersongeval.
Op basis van het schouwverslag en het plaats-delict onderzoek staat vast dat de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] door het verkeersongeval zijn overleden. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn ter plaatse van het ongeval overleden en hun dood had geen natuurlijke oorzaak. Ook [slachtoffer 2] is enige tijd later in het ziekenhuis overleden en haar dood had eveneens geen natuurlijke oorzaak. Door de krachtinwerking van de door verdachte bestuurde Mercedes op de Toyota zijn zij overleden. Daarmee is voldaan aan de vereiste dubbele causaliteit in de zin van artikel 6 WVW.
Schuldverwijt
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen of verdachte van het verkeersongeval een schuldverwijt kan worden gemaakt en zo ja in welke mate.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten, die per 1 januari 2020 is ingevoerd, heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten verkeersongeval, ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan is sprake van de schuldvorm roekeloosheid.
Artikel 5a WVW
De rechtbank moet beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Schending verkeersregels (a)
Verdachte heeft bij het naderen van het kruispunt zeer dicht achter een ander voertuig gereden en dit voertuig rechts ingehaald. Vervolgens is hij met 155 km/u op het kruispunt afgereden, waarmee hij de maximumsnelheid van 50 km/u aanzienlijk heeft overschreden. Daarbij is van belang, dat de verkeerslichten op het kruispunt oranje knipperden, waardoor extra behoedzaamheid van alle verkeersdeelnemers was geboden. Verdachte heeft zijn snelheid niet zodanig aan de verkeerssituatie aangepast dat hij zijn voertuig tijdig tot stilstand kon brengen. De rechtbank stelt kortom vast, dat verdachte meerdere verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid WVW, heeft geschonden.
In ernstige mate (b)
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Vanaf het moment dat verdachte [getuige 1] aan de rechterkant heeft ingehaald is hij met hoge snelheid gaan rijden. Dat blijkt uit de getuigenverklaringen en de EDR-data. Het gaspedaal was tot 2 seconden voor de aanrijding nog voor 96% ingetrapt en de geregistreerde snelheid 155 km/u op een weg waar niet voor niets slechts 50 km/u was toegestaan en op een tijdstip waarop volop verkeer aanwezig was. Ook staat vast dat de verkeerslichten op dat moment niet in werking waren en oranje knipperden. Verdachte had onder deze omstandigheden zijn snelheid fors moeten minderen en de kruising behoedzaam op moeten rijden. Verdachte reed echter met extreem hoge snelheid af op de kruising, waardoor de andere verkeersdeelnemers – in het bijzonder de Toyota – geen enkele mogelijkheid hadden om te anticiperen op zijn gedrag. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
Opzettelijk (c)
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij de beantwoording van de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels, moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank overweegt dat verdachte met zijn hiervoor vastgestelde rijgedrag belangrijke verkeersregels heeft overtreden. Verdachte heeft, nadat hij zeer dicht op een ander voertuig had gereden en dit voertuig rechts had ingehaald, gedurende een langere afstand geaccelereerd en daarbij het gaspedaal vol ingetrapt. Hij had daarmee dan ook onmiskenbaar de bedoeling om hard te rijden en daarmee opzet om de maximumsnelheid fors te overschrijden.
Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen (d)
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag van verdachte als automobilist gevaarlijke situaties kunnen ontstaan, waarbij andere verkeersdeelnemers ernstig of zelfs dodelijk letsel kunnen oplopen. In dit geval heeft er ook daadwerkelijk een ongeval met dodelijke afloop plaatsgevonden.
Tussenconclusie: roekeloosheid
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het door verdachte vertoonde verkeersgedrag tot het verkeersongeval heeft geleid en dat dit tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW, zodat sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Het letsel van [slachtoffer 5]
Uit de verklaring van de vader van [slachtoffer 5] – drie maanden na het ongeval – blijkt dat [slachtoffer 5] door het ongeval een breuk had in haar sleutelbeen en tevens schaafwonden en blauwe plekken had opgelopen. Verder merkt hij op dat ze terughoudender is in verband met haar schouder en nog altijd bang is dat er iets kapot kan gaan. Ze is in sommige gevallen anders dan voor het ongeval. Zo kan ze anders reageren op dingen dan ze voorheen deed. Er zijn nog steeds beperkingen waar ze mee kampt. De rechtbank overweegt dat bij een breuk in het sleutelbeen de algemene ervaringsregel leert dat daarvoor een opname/bezoek aan het ziekenhuis aangewezen is. De rechtbank komt op basis van het voorgenoemde dan ook tot de conclusie dat [slachtoffer 5] door het ongeval zodanig lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Hoewel buiten kijf staat dat dit ongeval ook vergaande psychische gevolgen voor [slachtoffer 5] met zich zal brengen kan de rechtbank dit niet meenemen in haar beoordeling. De juridische basis hiervoor ontbreekt.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich voor beide feiten schuldig heeft gemaakt aan ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid.