ECLI:NL:RBZWB:2024:2721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/02/402395 / HA ZA 22-550 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
  • K. Kool
  • A. van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onteigening en schadeloosstelling door de Staat der Nederlanden

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een onteigeningsprocedure waarbij de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, vorderde dat de rechtbank de schadeloosstelling zou vaststellen zonder dat een pleidooi had plaatsgevonden. De Staat stelde dat er overeenstemming was bereikt met alle gedaagden over de hoogte van de schadeloosstelling, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet kon worden vastgesteld. Een aantal gedaagden was niet verschenen in de procedure, wat betekende dat niet kon worden aangetoond dat zij met de aangeboden schadeloosstelling instemden of daarvan kennis hadden kunnen nemen. De rechtbank verwees de zaak naar de rolzitting voor het inbrengen van bewijs door de Staat dat de niet verschenen gedaagden instemden met de schadeloosstelling.

De rechtbank benadrukte dat voor een afwikkeling van de procedure zonder pleidooi vereist is dat alle gedaagden met de schadeloosstelling instemmen. De Staat had eerder een voorschot op de schadeloosstelling betaald, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat er een akkoord was bereikt over de definitieve schadeloosstelling. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling en bewijsvoering, waarbij de Staat in de gelegenheid werd gesteld om bewijs te leveren van instemming van de gedaagden met de schadeloosstelling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/402395 / HA ZA 22-550
Vonnis van 6 maart 2024 (bij vervroeging)
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat)
zetelend te 's-Gravenhage,
eiser,
advocaat mr. B.S. ten Kate en mr. R.C.K. van Andel te Arnhem,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagde,
niet verschenen,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 5] ,
gedaagde,
niet verschenen,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats 6] ,
gedaagde,
advocaat mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [woonplaats 7] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem,
8.
[gedaagde 8],
wonende te [woonplaats 8] ,
gedaagde,
niet verschenen,
9.
[gedaagde 9],
wonende te [woonplaats 9] ,
gedaagde,
niet verschenen,
10.
[gedaagde 10],
wonende te [woonplaats 10] ,
gedaagde,
niet verschenen,
11.
[gedaagde 11],
wonende te [woonplaats 11] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem,
12.
[gedaagde 12],
wonende te [woonplaats 12] ,
gedaagde,
niet verschenen,
13.
[gedaagde 13],
wonende te [woonplaats 13] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.R. van Manen te Gorinchem,
14.
[gedaagde 14],
wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagde,
niet verschenen,
15.
MR. H.P. WIERSEMA,
kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch ,
in zijn hoedanigheid van derde ex artikel 20 Onteigeningswet
voor de navolgende (overleden) belanghebbenden:
a.
[belanghebbende 1],
voorheen wonende te [woonplaats 14] , overleden op [datum 1] 2012,
b.
[belanghebbende 2],
voorheen wonende te [woonplaats 15] , overleden op [datum 2] 2007,
c.
[belanghebbende 3],
voorheen wonende te [woonplaats 16] , overleden op [datum 3] 1983,
d.
[belanghebbende 4],
voorheen wonende te [woonplaats 17] , overleden op [datum 4] 2013,
e.
[belanghebbende 5],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 3] 1983,
f.
[belanghebbende 6],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 5] 1970,
g.
[belanghebbende 7],
voorheen wonende te [woonplaats 18] , overleden op [datum 6] 1998,
h.
[belanghebbende 8],
voorheen wonende te [woonplaats 19] , overleden op [datum 7] 2005,
i.
[belanghebbende 9],
voorheen wonende te [woonplaats 20] , overleden op [datum 8] 1998,
j.
[belanghebbende 10],
wonende te [woonplaats 21] , geboren [datum 9] 1917,
k.
[belanghebbende 11],
voorheen wonende te [woonplaats 22] , overleden op [datum 10] 2002,
l.
[belanghebbende 12],
voorheen wonende te [woonplaats 23] , overleden op [datum 11] 2013,
m.
[belanghebbende 13],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 12] 1985,
n.
[belanghebbende 14],
voorheen wonende te [woonplaats 24] , overleden op [datum 13] 1998,
o.
[belanghebbende 15] ,
voorheen wonende te [woonplaats 25]
,overleden op [datum 14] 2013,
p.
[belanghebbende 16] ,
voorheen wonende te [woonplaats 26] , overleden op [datum 15] 2015,
q.
[belanghebbende 17] ,
voorheen wonende te [woonplaats 27] , geboren [datum 16] 1896,
r.
[belanghebbende 18] ,
voorheen wonende te [woonplaats 27] , overleden op [datum 17] 1974,
s.
[belanghebbende 19] ,
voorheen wonende te [woonplaats 28] , overleden op [datum 18] 1977,
t.
[belanghebbende 20] ,
voorheen wonende te [woonplaats 29] , geboren op [datum 19] 1902,
u.
[belanghebbende 21] ,
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 15] 1945,
v.
[belanghebbende 22],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 15] 1945,
w.
[belanghebbende 23],
voorheen wonende te [woonplaats 30] , overleden op [datum 20] 1936,
x.
[belanghebbende 24],
voorheen wonende te [woonplaats 31] , overleden op [datum 21] 1967,
y.
[belanghebbende 25],
voorheen wonende te [woonplaats 32] , overleden op [datum 22] 1985,
z.
[belanghebbende 26],
voorheen wonende te [woonplaats 33] , overleden op [datum 23] 1978,
aa.
[belanghebbende 27],
voorheen wonende te [woonplaats 34] , overleden op [datum 24] 1971,
bb.
[belanghebbende 28],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 25] 1953;
cc.
[belanghebbende 29],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 26] 1954,
dd.
[belanghebbende 30] ,
voorheen wonende te [woonplaats 35] , overleden op [datum 27] 1976,
ee.
[belanghebbende 31] ,
voorheen wonende te [woonplaats 36] , overleden op [datum 28] 1986,
ff.
[belanghebbende 32] ,
voorheen wonende te [woonplaats 37] , overleden op [datum 29] 1995,
gg.
[belanghebbende 33] ,
voorheen wonende te [woonplaats 38] , overleden [datum 30] 1982,
hh.
[belanghebbende 34] ,
voorheen wonende te [woonplaats 39] , overleden op [datum 31] 1947,
ii.
[belanghebbende 35] ,
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 32] 1883,
jj.
[belanghebbende 36] ,
voorheen wonende te [woonplaats 34] , overleden op [datum 32] 1964,
kk.
[belanghebbende 37],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 13] 1940;
ll.
[belanghebbende 38],
voorheen wonende te [woonplaats 40] , overleden op [datum 33] 1982,
mm.
[belanghebbende 39],
voorheen wonende te [woonplaats 41] , overleden op [datum 34] 1999,
nn.
[belanghebbende 40],
voorheen wonende te [woonplaats 5] , overleden op [datum 35] 1972,
oo.
[belanghebbende 41],
voorheen wonende te [woonplaats 34] , overleden op [datum 36] 1993,
pp.
[belanghebbende 42],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 37] 1939,
qq.
[belanghebbende 43],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 38] 1990,
rr.
[belanghebbende 44],
voorheen wonende te [woonplaats 34] , overleden op [datum 39] 1980,
ss.
[belanghebbende 45],
voorheen wonende te [woonplaats 34] , overleden op [datum 40] 1996,
tt.
[belanghebbende 46],
voorheen wonende te [woonplaats 10] , overleden op [datum 41] 2017,
uu.
[belanghebbende 47],
voorheen wonende te [woonplaats 42] , overleden op [datum 42] 1988,
vv.
[belanghebbende 48],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, geboren [datum 43] 1871,
ww.
[belanghebbende 49],
voorheen wonende te [woonplaats 43] , overleden op [datum 44] 2020,
xx.
[belanghebbende 50],
voorheen wonende te [woonplaats 44] , overleden op [datum 45] 1983,
yy.
[belanghebbende 51] ,
voorheen wonende te [woonplaats 45] , overleden op [datum 46] 2009,
zz.
[belanghebbende 52],
voorheen wonende te [woonplaats 46] , overleden op [datum 47] 2010,
aaa.
[belanghebbende 53],
voorheen wonende te [woonplaats 47] , overleden op [datum 48] 2021,
bbb.
[belanghebbende 54],
voormalige woon- of verblijfplaats onbekend, overleden op [datum 49] 1948,
ccc.
[belanghebbende 55] ,
voorheen wonende te [woonplaats 48] , overleden op [datum 50] 1999,
ddd.
[belanghebbende 56]
voorheen wonende te [woonplaats 49] , overleden op [datum 51] 1972,
eee.
[belanghebbende 57],
voorheen wonende te [woonplaats 50] , overleden op [datum 52] 2008,
fff.
[belanghebbende 58] ,
voorheen wonende te [woonplaats 51] , overleden op [datum 53] 1995,
ggg.
[belanghebbende 59],
voorheen wonende te [woonplaats 4] , overleden op [datum 54] 1975,
hhh.
[belanghebbende 60],
voorheen wonende te [woonplaats 52] , overleden op [datum 55] 1993,
iii.
[belanghebbende 61],
voorheen wonende te [woonplaats 53] , overleden op [datum 56] 1979.
gedaagden,
advocaat mr. H.P. Wiersema te 's-Hertogenbosch.
Eiser zal hierna de Staat worden genoemd en [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagden 3, 11 en 13] gedaagde sub 15 mr. Wiersema q.q. en de [gedaagden 1,2,4,5,8,9,10,12 en14]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 november 2022
  • de akte houdende depot waarbij het deskundigenrapport van 20 november 2023 is
gedeponeerd
  • de akte van de Staat
  • de antwoordakte van [gedaagde 6]
  • de antwoordakte van [gedaagde 7]
  • de antwoordakte van [gedaagden 3, 11 en 13]
  • de antwoordakte van mr. Wiersema.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij eerdergenoemd tussenvonnis van 16 november 2022 (hierna: het onteigeningsvonnis) heeft de rechtbank vervroegd de onteigening uitgesproken ten name van de Staat van de onroerende zaken:
  • [grondplannummer 1] : een deel van 3.750 m² van het [perceel 1] , groot 16.610 m², kadastraal omschreven als “Terrein (grasland)”,
  • [grondplannummer 2] : het [perceel 2] , groot 17.260 m², kadastraal omschreven als “Terrein (grasland)”,
  • [grondplannummer 3] : het [perceel 3] , groot 7.250 m², kadastraal omschreven als “Terrein (grasland)”.
2.2.
In het onteigeningsvonnis is het aan [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagden 3, 11 en 13] , de gedaagden voor wie mr. Wiersema als derde ex artikel 20 Onteigeningswet optreedt en [gedaagden 1,2,4,5,8,9,10,12 en14] te betalen voorschot op de schadeloosstelling bepaald op € 194.000,00, te betalen door storting in de consignatiekas als bedoeld in de Wet op de consignatie van gelden.
2.3.
De Staat heeft het voorschot in de consignatiekas gestort en het vonnis is op 16 januari 2023 ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster.
2.4.
De Staat stelt dat hij met gedaagde sub 6 ( [gedaagde 6] ), sub 7 ( [gedaagde 7] ), sub 11 en 13 ( [gedaagde 11] en [gedaagde 13] ) en sub 15 (mr. Wiersema als derde) een akkoord heeft bereikt over de omvang van de schadeloosstelling te weten een bedrag van € 235.810,00. Dit bedrag stemt overeen met het advies van de door de rechtbank benoemde commissie van deskundigen in hun rapport van 20 november 2023. De Staat verzoekt de rechtbank om hem te veroordelen om, na aftrek van het betaalde voorschotbedrag, een bedrag van € 41.810,00 in de consignatiekas te storten. De Staat zal in de periode gelegen tussen de datum van betaling van het voorschot op 21 december 2022 tot de datum van vaststelling van de schadeloosstelling door de rechtbank 1% rente te vergoeden, eveneens conform het advies van de door de rechtbank benoemde commissie van deskundigen. Daarnaast zal de Staat over de periode gelegen tussen de datum van vaststelling van de schadeloosstelling door de rechtbank en de dag van algehele voldoening de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW voldoen.
2.5.
De Staat stelt voorts dat partijen overeengekomen zijn dat hij het in de akte onder randnummer 8. opgenomen bijkomend aanbod met betrekking tot eventueel verschuldigde btw gestand zal doen.
2.6.
De Staat heeft verder meegedeeld dat voor zijn rekening zal worden voorzien in de aanleg van een ontsluiting voor het overblijvende gedeelte van [perceel 4] . De Staat zal een half verhard pad (met open grasbeton) van 6 meter breed vanaf de [weg] leggen. Over de voorwaarden van het gebruik en het onderhoud zullen partijen onderling nadere afspraken maken.
2.7.
De Staat stelt met partijen voorts overeengekomen te zijn om rechtstreeks, buiten de consignatiekas, kosten voor deskundige en juridische bijstand te vergoeden. De Staat is na overleg met de advocaten bereid om de volgende kosten te vergoeden:
juridische bijstand door mr. Van der Poel € 9.217,75, inclusief btw, en griffierecht voor gedaagde sub 6;
juridische bijstand door mr. Binnerts € 5.034,21, inclusief btw, en griffierecht voor gedaagde sub 7;
juridische bijstand door mr. Van Manen € 6.831,87, inclusief btw, en griffierecht voor gedaagden sub 11 en 13, inclusief kosten deskundige bijstand door ing. [deskundige] .
De door mr. Wiersema opgevoerde kosten bedragen € 33.972,81. Daarvan is door [taxateur] € 10.344,29 in rekening gebracht. De Staat is van mening dat deze kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. De Staat verzoekt gemotiveerd matiging van de uren van mr. Pranger, van het door [taxateur] in rekening gebrachte uurtarief van € 200,00 exclusief btw en 7% kantoorkosten, van de kosten van mr. Wiersema en van de kosten gemoeid met de eerste taxatie door [taxateur] .
2.8.
De Staat heeft de door de rechtbank benoemde commissie van deskundigen verzocht om opgave te doen van hun kosten. De Staat heeft meegedeeld deze kosten rechtstreeks te zullen voldoen.
2.9.
Gedaagden [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagden 3, 11 en 13] en mr. Wiersema q.q. hebben bij antwoordakte op de akte van de Staat gereageerd. Geen van de gedaagden heeft bevestigd dat overeenstemming is bereikt over de hoogte van de schadeloosstelling. Bij antwoordakte heeft [gedaagde 6] meegedeeld zich te kunnen vinden in hetgeen de Staat ten aanzien van de deskundigenkosten van [gedaagde 6] heeft meegedeeld. Dat geldt ook voor [gedaagde 7] . [gedaagden 3, 11 en 13] betwist dat er overleg met betrekking tot de door de Staat te betalen schadeloosstelling heeft plaatsgevonden en is het niet eens met de hoogte van het bedrag dat de Staat bereid is als vergoeding voor deskundigenkosten te betalen. Daarbij komt dat de Staat niet heeft gesteld dat ook met gedaagde 3 ( [gedaagde 3] ) overeenstemming is bereikt.
Mr. Wiersema q.q. heeft weersproken dat de door hem opgevoerde kosten de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan.
2.10.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden vastgesteld dat met [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagden 3, 11 en 13] en mr. Wiersema q.q. een akkoord omtrent de schadeloosstelling voor de ontneming van de eigendom van het onteigende is bereikt, zoals de Staat stelt. Afgezien daarvan is ook niet gebleken dat er met [gedaagden 1,2,4,5,8,9,10,12 en14] , die niet in de procedure zijn verschenen, overeenstemming is bereikt. Dit staat in de weg aan afwikkeling van de procedure op de door de Staat voorgestane wijze waarbij door de rechtbank de schadeloosstelling in een vonnis wordt vastgesteld zonder dat een pleidooi heeft plaatsgevonden. Daarvoor is vereist dat gebleken is dat alle gedaagden met de aangeboden schadeloosstelling in kunnen stemmen of in ieder geval dat zij daarvan kennis hebben kunnen nemen en aangenomen kan worden dat zij daartegen geen bezwaar hebben.
2.11.
De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rolzitting van 27 maart 2024 voor uitlaten door [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagden 3, 11 en 13] en mr. Wiersema q.q. met betrekking tot de vraag of zij instemmen met de door de Staat aangeboden schadeloosstelling en bijkomende aanbiedingen zoals door de Staat opgenomen in zijn akte van 31 januari 2024 onder randnummers 4 tot en met 9.
2.12.
De rechtbank stelt de Staat in de gelegenheid om op de rolzitting van 27 maart 2024 een bewijs in het geding te brengen dat [gedaagden 1,2,4,5,8,9,10,12 en14] in kunnen stemmen met de door de Staat aangeboden schadeloosstelling en bijkomende aanbiedingen zoals door de Staat opgenomen in zijn akte van 31 januari 2024 onder randnummers 4 tot en met 9, althans een bewijs waaruit blijkt dat zij daarvan kennis hebben kunnen nemen en op grond waarvan aangenomen kan worden dat zij daartegen geen bezwaar hebben.
2.13.
De Staat heeft bij zijn akte van 31 januari 2024 verzocht hem te veroordelen tot vergoeding van de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen. Daartoe dient de rechtbank te beschikken over de opgave van deze kosten. Aangezien de Staat de rechtbankdeskundigen kennelijk heeft verzocht rechtstreeks aan hem opgave te doen van hun kosten verzoekt de rechtbank de Staat deze opgave in het geding te brengen.
2.14.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 27 maart 2024 voor:
  • uitlaten door [gedaagde 6] , [gedaagde 7] , [gedaagden 3, 11 en 13] en mr. Wiersema q.q. als aangegeven in rechtsoverweging 2.11.;
  • in het geding brengen van het bewijs door de Staat als aangegeven in rechtsoverweging 2.12.;
  • in het geding brengen door de Staat van de opgave van kosten van de rechtbankdeskundigen als aangegeven in rechtsoverweging 2.13.
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit, mr. Kool en mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.