ECLI:NL:RBZWB:2024:2719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
10583705 \ CV EXPL 23-2108 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige en vaststelling van onderzoeksvragen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 24 april 2024 een vonnis gewezen in de zaak tussen [eiser] B.V. en de gedaagden. De procedure betreft een geschil over de aanwezigheid van waterslag in het leidingwerk van de sanitaire ruimtes van de woning van de gedaagden. De kantonrechter heeft eerder op 13 maart 2024 een tussenvonnis uitgesproken waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de te stellen vragen. Beide partijen hebben hierop gereageerd, waarbij de gedaagden hebben verzocht om de onderzoeksvraag te verruimen naar andere sanitaire ruimtes, terwijl [eiser] B.V. bezwaar maakte tegen deze verruiming.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat een uitbreiding van de onderzoekslocaties zinvol is voor een goed en deugdelijk onderzoek naar de oorzaak van de waterslag. De eerste onderzoeksvraag is daarom verruimd. De kantonrechter heeft ook besloten dat de extra vraag over de verwachte kosten voor herstel niet wordt opgenomen, omdat de relevantie hiervan niet is onderbouwd door de gedaagden. Het voorschot voor de deskundige is vastgesteld op € 1.033,04, en de gedaagden zijn verplicht dit bedrag over te maken. De plaatsopneming en bezichtiging zullen plaatsvinden in de woning van de gedaagden, waarbij partijen en hun gemachtigden aanwezig moeten zijn om inlichtingen te geven en een minnelijke regeling te beproeven. Het proces-verbaal van deze plaatsopneming moet binnen vier weken aan partijen worden verstrekt.

Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Rouwen, die de zaak verder aanhoudt voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10583705 \ CV EXPL 23-2108
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] B.V.,
gemachtigde: mr. T. Casteleijn (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. F. Wubbena (advocaat)

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 maart 2024
- de akte van [eiser] B.V.
- de akte van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie en reconventie
2.1.
De kantonrechter volhardt bij alles wat is overwogen en beslist in het hierboven genoemde tussenvonnis van 13 maart 2024, voor zover nu nog relevant.
2.2.
Partijen zijn bij dit tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het daarin uitgesproken voornemen om de heer ir. [naam] , deskundige bij [b.v.] te [plaats 3] , tot deskundige te benoemen en over de daarin geformuleerde vragen en de omvang van het te storten voorschot.
2.3.
Beide partijen hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Te benoemen deskundige
2.4.
Beide partijen hebben zich voor wat betreft de persoon van de deskundige gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter zal de onder de beslissing vermelde deskundige benoemen.
Te stellen vragen
2.5.
[gedaagden] hebben inhoudelijk gereageerd op de voorgestelde eerste onderzoeksvraag “Is sprake van waterslag in het leidingwerk van, of naar de badkamer?”. In verband daarmee stellen zij dat ook in andere sanitaire ruimtes in de woning sprake is van waterslag. Zij verwijzen daarbij naar de als productie 14 ingebrachte filmpjes waarop volgens [gedaagden] zowel de grote badkamer op de eerste verdieping als een kleinere badkamer op de begane grond en toiletruimte te zien zijn. Om die reden verzoeken [gedaagden] om de vraagstelling te verruimen en de vraag te herformuleren, in die zin dat sprake is van waterslag in het leidingwerk van, of naar de sanitaire ruimtes, waaronder de badkamer op de eerste verdieping, de badkamer op de begane grond en het toilet op de begane grond. [gedaagden] stellen daarnaast voor om als extra vraag op te nemen wat de verwachte kosten voor het herstel zijn, inclusief eventueel noodzakelijk breekwerk en herstel daarvan.
2.6.
[eiser] B.V. heeft gereageerd op het voorstel van [gedaagden] om de eerste onderzoeksvraag te verruimen en maakt hiertegen bezwaar. Daarbij stelt [eiser] B.V. dat zij alleen bekend was met waterslag in de badkamer op de eerste verdieping en dat [gedaagden] nooit eerder hebben geklaagd over waterslag in de andere ruimtes. [eiser] B.V. stelt dat daardoor de rechten van [gedaagden] ten aanzien van die ruimtes zijn vervallen en dat deze niet kunnen worden meegenomen in het onderzoek. Tegen de extra vraag over verwachte kosten heeft zij geen bezwaar gemaakt.
De eerste onderzoeksvraag wordt verruimd
2.7.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van verruiming van de eerste onderzoeksvraag dat voor een voldoende goed en deugdelijk onderzoek naar de oorzaak van de waterslag een uitbreiding van de onderzoeklocaties zinvol kan zijn. Om die reden zal de kantonrechter de verruiming van de eerste onderzoeksvraag overnemen.
2.8.
Daarbij merkt de kantonrechter uitdrukkelijk op dat deze verruiming enkel ziet op de uitbreiding van het onderzoek door de deskundige. Of [gedaagden] al dan niet tijdig hebben geklaagd over waterslag op een andere plaats dan in het leidingwerk van, of naar de badkamer op de eerste verdieping en wat de eventuele gevolgen daarvan zijn, zal de kantonrechter op een later moment beoordelen.
Vooralsnog geen vraag over verwachte kosten
2.9.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van de extra vraag over de verwachte kosten, dat deze op voorhand niet wordt opgenomen, omdat de relevantie hiervan in het kader van de vordering van [gedaagden] niet door hen is onderbouwd. Mocht de kantonrechter tijdens het onderzoek alsnog aanleiding zien voor het stellen van deze vraag, dan zal hij daarover op dat moment een beslissing nemen.
Te betalen voorschot
2.10.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 1.033,04 (inclusief btw). Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De kantonrechter zal het voorschot daarom vaststellen op dit bedrag van € 1.033,04 (inclusief btw). In de vorige beslissing is al aangekondigd en toegelicht door welke partij het voorschot op de kosten van de deskundige moet worden betaald.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
In conventie en reconventie
3.1.
benoemt tot deskundige de heer
ir. [naam], werkzaam bij expertisebureau [b.v.] te [plaats 3] , [adres 1] ,
3.2.
bepaalt dat de volgende vragen aan de deskundige worden gesteld:
  • Is sprake van waterslag in het leidingwerk van, of naar de sanitaire ruimtes, waaronder de badkamer op de eerste verdieping, de badkamer op de begane grond en het toilet op de begane grond?
  • Zo ja, is de oorzaak daarvan te vinden in het door [eiser] aangelegde leidingwerk of door [eiser] verrichte werkzaamheden?
  • Zo ja, op welke wijze kan de waterslag worden opgeheven, of verminderd?
  • Welke andere opmerkingen kunnen er in dit verband nog worden gemaakt?
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 1.033,04 (inclusief btw),
3.4.
bepaalt dat [gedaagden] het voorschot moeten overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
3.6.
bepaalt dat de plaatsopneming en bezichtiging in aanwezigheid van de door de kantonrechter aangewezen deskundige en verschijning van partijen door mr. Rouwen zal plaatsvinden in de woning van [gedaagden] , [adres 2] te [plaats 2] ( [postcode] ), op
[datum] 2024van
10:00tot
12:00uur,
3.7.
beveelt partijen met hun gemachtigden bij de descente aanwezig te zijn voor het geven van inlichtingen, het nader onderbouwen van hun stellingen en het beproeven van een minnelijke regeling,
3.8.
bepaalt dat [eiser] B.V. dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens, hetzij op grond van een bijzondere volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen en dat [gedaagden] dan in persoon aanwezig moeten zijn,
3.9.
bepaalt dat het proces-verbaal binnen vier weken na de plaatsopneming en bezichtiging aan partijen moet zijn verstrekt,
3.10.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen op een dag die na afloop van de plaatsopneming en bezichtiging zal worden vastgesteld,
3.11.
verwijst voor het overige naar de beslissingen in het tussenvonnis in deze zaak van 13 maart 2024,
3.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.