ECLI:NL:RBZWB:2024:2708

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
C/02/416088 / HA ZA 23-599 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • J. Goedegebuur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident onbevoegdheid afgewezen; onjuiste vertaling van forumkeuzebeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, heeft Telemerce AG, een vennootschap naar Zwitsers recht, een vordering ingesteld tegen een gedaagde in de hoofdzaak. De gedaagde heeft in een incident verzocht om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren, stellende dat er een forumkeuze was gemaakt voor de rechtbank Amsterdam. Telemerce heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de vertaling van het forumkeuzebeding onjuist was en dat er geen wilsovereenstemming bestond over de forumkeuze. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de woorden "Amsterdam court" in de overeenkomst niet voldoende zijn om een geldige forumkeuze te maken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen geldige forumkeuze is overeengekomen, waardoor zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De incidentele vordering van de gedaagde is afgewezen, en deze zal worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de zaak verder behandeld moet worden door de kantonrechter, aangezien het lijkt te gaan om een consumentenkrediet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/416088 / HA ZA 23-599
Vonnis in incident van 24 april 2024
in de zaak van
de vennootschap naar Zwitsers recht
TELEMERCE AG,
gevestigd te Baar (Zwitserland),
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat mr. R.P. Zieltjens te Amsterdam,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak],
wonende te [plaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak, eiser in het incident,
advocaat mr. P.E.A.M. Gerritse te Tilburg.
Partijen zullen hierna Telemerce en [gedaagde in de hoofdzaak] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 oktober 2023 met producties genummerd 1 tot en met 6;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring zijdens [gedaagde in de hoofdzaak] van 14 februari 2024;
  • de incidentele conclusie van antwoord zijdens Telemerce AG van 28 februari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil

In de hoofdzaak

2.1.
Telemerce stelt – kort weergegeven – dat zij met [gedaagde in de hoofdzaak] een overeenkomst van geldlening heeft gesloten. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft geen enkele (rente- en/of af)betaling aan Telemerce gedaan. Inmiddels is de overeenkomst partieel ontbonden, zodat de hoofdsom opeisbaar is geworden.
2.2.
[gedaagde in de hoofdzaak] heeft (nog) geen inhoudelijk verweer gevoerd.
In het incident
2.3.
[eiser in het incident] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Hij voert daartoe – kort gezegd – aan dat partijen in artikel 8 van de overeenkomst zijn overeengekomen dat de rechtbank Amsterdam exclusief bevoegd is in het geval van een geschil.
2.4.
Telemerce voert verweer en voert daartoe aan dat de door [eiser in het incident] gestelde vertaling van (het Engelstalige) artikel 8 juridisch noch taalkundig correct is. Met de twee woorden “Amsterdam court” heeft Telemerce in ieder geval niet beoogd een forumkeuze te maken, zodat geen sprake is van wilsovereenstemming. Er is dan ook geen sprake van een geldige forumkeuze als bedoeld in artikel 25 Brussel Ibis verordening.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de Nederlandse rechter, meer in het bijzonder de rechtbank Zeeland-West-Brabant, bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Telemerce. Deze vraag moet beoordeeld worden aan de hand van het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: EVEX-II), omdat beide partijen gevestigd c.q. woonachtig zijn in een bij het Verdrag aangesloten lidstaat.
3.2.
Het forumkeuzebeding moet afzonderlijk van een hoofdovereenkomst worden beoordeeld. Van een geldig forumkeuzebeding is sprake als vaststaat dat dit voorwerp was van wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting is gekomen. Hierbij hebben de in artikel 23 lid 1 onder a, b en c EVEX II gestelde vormvereisten het doel te waarborgen dat die wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad bestaat. Naar haar vorm is een forumkeuzebeding geldig indien de wilsovereenstemming tussen partijen tot uitdrukking komt in een schriftelijke of schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst (art. 23 lid 1, aanhef en sub a EVEX II), in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden (art. 23 lid 1, aanhef en sub b EVEX II) of, kort gezegd, in een vorm die in de internationale handel gebruikelijk is (art. 23 lid 1, aanhef en sub c EVEX II). Artikel 23 EVEX II dient autonoom te worden uitgelegd.
3.3.
Tussen partijen is in het kader van dit bevoegdheidsincident niet in geschil dat zij een overeenkomst met elkaar hebben gesloten. Partijen verschillen wel van mening of sprake is van een uitdrukkelijke forumkeuze.
3.4.
Voor de geldigheid van een uitdrukkelijke forumkeuze in de zin van artikel 23 EVEX-II is voldoende dat het desbetreffende beding de objectieve elementen bevat op basis waarvan partijen overeenstemming hebben bereikt over de keuze van het gerecht of de gerechten waaraan zij geschillen willen voorleggen, zodat de aangezochte rechter in staat is te bepalen of hij bevoegd is.
3.5.
Bij de uitleg van artikel 8 van de overeenkomst stelt de rechtbank een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen in dit incident voorop. Het artikel luidt:
“Govering Law This agreement is to be governed by and construed in accordance with the laws of the Netherlands, Amsterdam court.”De letterlijke vertaling via “Google vertalen” in het Nederlands luidt:
“Heersende wet Deze overeenkomst moet worden beheerst en geïnterpreteerd in overeenstemming met de wetten van Nederland, rechtbank Amsterdam.”
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat partijen hiermee uitdrukkelijk een rechtskeuze zijn overeengekomen. Dit geldt evenwel niet voor een forumkeuze. Daarvoor is de enkele toevoeging van de woorden “rechtbank Amsterdam” te beperkt, te meer omdat het artikel als opschrift “govering law” (“heersende wet” volgens Google vertalen) heeft.
3.7.
Nu geen geldige forumkeuze is overeengekomen, geldt dat gelet op de woonplaats van [eiser in het incident] , deze rechtbank bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De incidentele vordering wordt daarom afgewezen.
3.8.
[eiser in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het incident. Die kosten worden begroot op € 792,00 (1 punt x tarief II € 614,00 + nakosten € 178,00 plus de verhoging als vermeld in de beslissing). [eiser in het incident] is over die kosten wettelijke rente verschuldigd wanneer deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis zijn betaald.
In de hoofdzaak
3.9.
De rechtbank overweegt dat de door Telemerce overgelegde overeenkomst lijkt te zijn gesloten door haar in de hoedanigheid van kredietgever met [gedaagde in de hoofdzaak] in zijn hoedanigheid als consument. Er lijkt dan ook sprake te zijn van een kredietovereenkomst als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 onder c BW.
3.10.
Ingevolge artikel 93 aanhef en sub c Rv is de kantonrechter bevoegd te beslissen op zaken betreffende een overeenkomst van consumentenkrediet als bedoeld in artikel 7:57 BW, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dient onderhavige zaak verder te worden behandeld en beslist door de kantonrechter te Tilburg.
3.11.
De rechtbank zal, alvorens te beslissen of tot verwijzing wordt overgegaan, ieder van partijen in de gelegenheid stellen zich over het voorgaande uit te laten.

4.De beslissing

De rechtbank
In het incident
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser in het incident] in de kosten, aan de zijde van Telemerce begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn betaald. Als [eiser in het incident] niet tijdig betaalt en het vonnis wordt daarna betekend, dan moet [eiser in het incident] € 92,00 extra betalen plus de kosten van betekening,
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak
4.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 1 mei 2024 voor uitlaten partijen als bedoeld in 3.11,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goedegebuur en in het openbaar uitgesproken op
24 april 2024. [1]

Voetnoten

1.type: sdk