ECLI:NL:RBZWB:2024:2698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
02/277368-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor niet voldoen aan ambtelijk bevel en wederspannigheid met geldboete

Op 25 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 oktober 2021 in Roosendaal niet voldeed aan een ambtelijk bevel van een politieambtenaar en zich verzette tegen zijn aanhouding. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 11 april 2024, waarbij de officier van justitie, J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte beide feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had niet gereageerd op het bevel om weg te gaan en had zich verzet tegen de politieambtenaren tijdens zijn aanhouding. De rechtbank legde een geldboete van € 500,- op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen oorzakelijk verband bestond tussen de schade en de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/277368-21
vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 op [geboorteland]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 april 2024, waarbij de officier van justitie, J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1: op 10 oktober 2021 niet is weggegaan toen hem dat door een politieambtenaar werd bevolen of gevorderd;
2: zich op 10 oktober 2021 heeft verzet tegen politieambtenaren na zijn aanhouding.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 omdat de verbalisanten niet hebben gevorderd of bevolen weg te gaan.
Ook feit 2 kan niet bewezen worden, omdat het verzet door verdachte stopte op het moment dat hij werd aangehouden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1:
Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verbalisant 1] verdachte wel degelijk heeft gevorderd dan wel bevolen weg te gaan. Het woord vordering of bevel is weliswaar niet letterlijk genoemd, maar dat is niet vereist voor een bewezenverklaring van het verweten feit. De verbalisant heeft verdachte namelijk duidelijk gewaarschuwd dat hij zou worden aangehouden voor het niet voldoen aan een bevel of vordering als hij niet weg zou gaan. Dit moet voor verdachte volkomen helder geweest zijn. Zeker omdat uit het dossier volgt dat daarvoor al meerdere buitengewoon opsporingsambtenaren en een verbalisant hem ook hadden gezegd dat hij weg moest gaan. Verdachte is ondanks de duidelijke bewoordingen van [verbalisant 1] niet weg gegaan. De rechtbank acht daarom feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2:Uit de verklaring van [verbalisant 1] volgt dat hij verdachte samen met de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] heeft vastgepakt en hierop tegen verdachte heeft gezegd dat hij is aangehouden voor het niet voldoen aan een bevel of vordering. [verbalisant 1] beschrijft dat verdachte na de aanhouding in verzet ging door zich los te rukken. Ook [verbalisant 2] spreekt over losrukken. [verbalisant 2] beschrijft dat verdachte daarnaast om zich heen sloeg en trapte. Gelet op de beschrijving van [verbalisant 1] en de chronologie in de verklaring van [verbalisant 2] , stelt de rechtbank vast dat al deze handelingen na de aanhouding door [verbalisant 1] hebben plaatsgevonden. Doordat alle drie de verbalisanten verdachte ten tijde van het verzet vasthadden, heeft de wederspannigheid zich naar het oordeel van de rechtbank gericht tegen alle drie de verbalisanten. Alles overwegend acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 oktober 2021 te Roosendaal opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en/of het onderzoeken van strafbare feiten, door nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd weg te gaan, hieraan geen gevolg te geven;
2
op 10 oktober 2021 te Roosendaal zich met geweld heeft verzet tegen opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte, door meerdere malen zich proberen los te rukken uit de greep van die
opsporingsambtenaren en wild om zich heen te slaan met zijn armen en te
trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete ter hoogte van
€ 500,- met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met het opleggen van een geldboete.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op 10 oktober 2021 erg hinderlijk gedragen. Nadat buitengewoon opsporingsambtenaren zijn vriend hadden aangehouden, bleef hij zich met die aanhouding bemoeien. Hiermee bemoeilijkte hij het werk van de buitengewoon opsporingsambtenaren. Dit alles gebeurde bovendien in een context waarbij de buitengewoon opsporingsambtenaren ook nog door anderen werden aangevallen en daardoor in een benarde positie werden gebracht. Hoewel verdachte meerdere keren door verschillende personen weg is gestuurd, is hij niet weggegaan. Dit heeft hij ook geweigerd toen hem dat door [verbalisant 1] werd bevolen of gevorderd. Vervolgens heeft hij zich ook nog verzet toen hij zelf werd aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het handelen van verdachte een groot disrespect voor het werk van de buitengewoon opsporingsambtenaren en politieambtenaren. Zij deden hun werk en moeten dat ongehinderd kunnen doen. Verdachte had naar hen moeten luisteren en zich moeten onthouden van iedere vorm van geweld.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met zes maanden is overschreden. Zij zal hier rekening mee houden bij de bepaling van de straf. Daarnaast heeft de rechtbank ter zitting kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van verdachte en bleek dat hij zijn leven nu op orde heeft.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde geldboete voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank legt daarom aan verdachte een geldboete van € 500,- op. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, wordt hierop bij de tenuitvoerlegging in mindering gebracht naar rato van € 50,- per dag.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 20.266,32 voor het ten laste gelegde feit.
De zaak tegen verdachte ten aanzien van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, namelijk openlijke geweldpleging, is geseponeerd. Tussen de door de benadeelde partij opgevoerde schade en de feiten waarvoor verdachte veroordeeld wordt, bestaat geen oorzakelijk verband. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Zij bepaalt wel dat benadeelde partij de vordering aan kan brengen bij de burgerlijke rechter.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 57, 180, 184 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met enig toezicht en het
opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
Feit 2:wederspannigheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 500,-;
- bepaalt dat bij niet betaling van de geldboete
vervangende hechteniszal worden toegepast van
10 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete, naar rato van € 50,= per dag;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Indien verdachte hoger beroep instelt tegen dit vonnis, is het verlofstelsel van toepassing.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 april 2024.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.