ECLI:NL:RBZWB:2024:2693

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/02/420736 / JE RK 24-544
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in de zaak van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Middelburg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 april 2024 een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, geboren in 2009, in de zaak van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Middelburg. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van 12 april 2024 tot 12 oktober 2024. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de ontwikkeling van de minderjarige en de noodzaak van begeleiding in een gesloten setting centraal stonden.

De procedure begon met een verzoekschrift van het College, dat op 28 maart 2024 werd ingediend. De kinderrechter heeft verschillende stukken in zijn beoordeling meegenomen, waaronder instemmende verklaringen van de ouders en een gedragswetenschapper. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2024 waren de minderjarige, zijn vader en vertegenwoordigers van het College aanwezig. De moeder was niet verschenen, ondanks dat zij behoorlijk was opgeroepen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in het verleden positieve stappen heeft gezet, maar ook dat er zorgen zijn over zijn gedrag. Hij heeft eerder in een gesloten accommodatie verbleven, maar heeft ook momenten van onttrekking aan de jeugdhulp ervaren. De kinderrechter concludeert dat de machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en om te voorkomen dat hij zich aan de hulp onttrekt. De kinderrechter heeft het verzoek van het College toegewezen, met de verwachting dat de minderjarige uiteindelijk kan doorstromen naar een minder gesloten setting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420736 / JE RK 24-544
Datum uitspraak: 12 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDELBURG,
zetelende te Middelburg,
hierna te noemen: het College.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] .
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 28 maart 2024 van het College, binnengekomen bij de rechtbank op 29 maart 2024;
  • de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, drs. [naam] van 8 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 9 april 2024;
  • de instemmende verklaringen van de ouders van 9 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 11 april 2024;
  • het nadere bericht met bijlagen van het College van 11 april 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 11 april 2024.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd, mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vader;
  • een tweetal vertegenwoordigers van het College.
1.4.
Ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, is de moeder niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.
1.5.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter in het bijzijn van zijn advocaat met [minderjarige] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De belanghebbenden hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 4 juli 2023 is ten aanzien van [minderjarige] een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven voor de duur van vier weken, te weten met ingang van 4 juli 2023 en tot 1 augustus 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 14 juli 2023 is ten aanzien van [minderjarige] een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven met ingang van 1 augustus 2023 en tot 1 oktober 2023.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 oktober 2023 is een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor [minderjarige] verleend met ingang van 13 oktober 2023 en tot 13 april 2024.
2.5.
De voorwaardelijke machtiging is per 20 december 2023, bij omzettingsbrief van 21 december 2023, door [jeugdzorginstelling 1] omgezet in een plaatsing in de gesloten jeugdzorg. Vervolgens heeft [jeugdzorginstelling 1] de tenuitvoerlegging van de machtiging plaatsing in de gesloten jeugdzorg per 9 januari 2024 geschorst. Dit blijkt uit de schorsingsbrief van 9 januari 2024. De schorsing van de tenuitvoerlegging van de machtiging plaatsing in de gesloten jeugdzorg is daarna met ingang van 15 januari 2024 door [jeugdzorginstelling 1] ingetrokken. Dit blijkt uit de brief van 18 januari 2024. Op grond daarvan verblijft [minderjarige] op dit moment bij [jeugdzorginstelling 1] .

3.Het verzoek

3.1.
Het College verzoekt een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gedragswetenschapper dhr. [naam] heeft ingestemd met het verzoek machtiging gesloten jeugdhulp. Dit blijkt uit de verklaring van 8 april 2024.
3.3.
De ouders stemmen in met de opname en het verblijf van [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Dit blijkt uit de verklaringen van 9 april 2024.

4.De standpunten

4.1.
Het College handhaaft het verzoek. De machtiging gesloten jeugdhulp is nodig, omdat al eerder is gebleken dat [minderjarige] nog niet in staat is om zonder strakke begeleiding in vrijheid te kunnen leven. Zodra de hybride bedden in [plaats] (een deels besloten groep) zijn gerealiseerd, zal [minderjarige] – als tussenstap – naar [plaats] gaan. De verwachting is dat de hybride bedden binnen zes maanden zijn gerealiseerd. Gelet op eerdere ervaringen verwacht het College namelijk niet dat dat [minderjarige] in één keer en zonder tussenstap van de geslotenheid bij [jeugdzorginstelling 1] naar een open groep zal kunnen gaan. Zo is de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp per 20 december 2023 door [jeugdzorginstelling 1] omgezet in een plaatsing in de gesloten jeugdzorg, omdat het niet goed ging met [minderjarige] bij [jeugdzorginstelling 2] (open groep). Vervolgens is de tenuitvoerlegging van de machtiging plaatsing in de gesloten jeugdzorg per 9 januari 2024 geschorst, waarna [jeugdzorginstelling 1] die schorsing met ingang van 15 januari 2024 heeft ingetrokken. De reden hiervoor is dat [minderjarige] zich niet aan de gestelde voorwaarden had gehouden. Uit de brief van [jeugdzorginstelling 1] van 18 januari 2024 volgt dat [minderjarige] spullen had gestolen, niet naar school ging, dreigementen had geuit en fysiek agressief naar spullen was geweest. Daarbij komt dat [minderjarige] zelf ook heeft aangegeven dat hij terug wil naar [jeugdzorginstelling 1] , omdat [jeugdzorginstelling 2] hem niet kan bieden wat hij nodig heeft. Het College stelt dan ook dat [minderjarige] baat heeft bij de duidelijke kaders, grenzen en structuur die [jeugdzorginstelling 1] biedt. Er zal stapsgewijs moeten worden toegewerkt naar meer zelfstandigheid en vrijheden voor [minderjarige] . Dat kan bij de besloten groep in [plaats] . Zodra [minderjarige] bij die besloten groep verblijft, zal het College de machtiging gesloten jeugdhulp schorsen of een verzoek voor een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp bij de rechtbank indienen. Verder is het de bedoeling dat [minderjarige] onderwijs op het terrein van [jeugdzorginstelling 1] blijft volgen als hij in [plaats] zit. Daarnaast gaat [minderjarige] op dit moment met verlof naar zijn vader. Hij heeft geen contact met zijn moeder. Voor zover het College weet, heeft [minderjarige] geen behoefte aan een vertrouwenspersoon. Het College geeft aan dat zij de inzet van een JIM/vertrouwenspersoon voor [minderjarige] zal gaan onderzoeken.
4.2.
[minderjarige] geeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aan dat hij het eens is met het verzoek. Hij denkt dat de machtiging gesloten jeugdhulp nodig is als tussenstap om naar de hybride bedden in [plaats] te gaan. Verder verloopt de therapie tot nu toe goed. [minderjarige] weet niet of hij er ook echt wat aan heeft, omdat hij al zo vaak therapie heeft gehad dat hij het verschil niet meer weet. Daarnaast bevestigt [minderjarige] dat hij recent is weggelopen van [jeugdzorginstelling 1] . Hij wilde even niet opgesloten zijn en gewoon met zijn vrienden zijn. Bij [jeugdzorginstelling 1] heeft [minderjarige] een verslag moeten maken waarom hij zich had onttrokken. Zodra [minderjarige] alles onder controle heeft, wil hij gaan werken en ook nog onderwijs volgen. Op dit moment volgt [minderjarige] onderwijs op het terrein van [jeugdzorginstelling 1] en dat gaat goed. [minderjarige] wil dit voortzetten als hij in [plaats] verblijft. Tot slot geeft [minderjarige] aan dat hij tevreden is over de manier waarop het nu gaat. Hij heeft niet persé behoefte aan een vertrouwenspersoon.
4.3.
Namens [minderjarige] heeft de advocaat aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen. [minderjarige] staat achter de machtiging gesloten jeugdhulp zoals verzocht.
4.4.
De vader staat achter het verzoek van het College. Hij vindt de geleidelijke overstap van [jeugdzorginstelling 1] naar hybride bedden in [plaats] een goed idee voor [minderjarige] . Het is een tussenvorm op maat. De vader heeft begrepen dat er in [plaats] structuur en vrijheden aan [minderjarige] kunnen worden geboden, welke ook weer kunnen worden beperkt als dat nodig is. Hij vindt het belangrijk dat [minderjarige] onderwijs kan blijven volgen tijdens en na de overgang naar [plaats] . Ook vindt de vader het belangrijk dat de therapie kan blijven doorgaan. Er zijn positieve stappen gezet en die moeten worden behouden.

5.De beoordeling

Wettelijk kader

5.1.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat, naast de formele vereisten in de Jeugdwet, is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet en zal het – onweersproken – verzoek van het College toewijzen. Dit betekent dat de kinderrechter de machtiging voor opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden zal verlenen. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Hij stelt vast dat [minderjarige] in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet. Zo volgt [minderjarige] onderwijs en therapie en gaat hij met afspraken op verlof bij de vader. Ook heeft [minderjarige] in de afgelopen periode bij [jeugdzorginstelling 1] geen agressie richting personen laten zien. Daar geeft de kinderrechter [minderjarige] een compliment voor. Ook vindt de kinderrechter het knap hoe [minderjarige] met de kinderrechter in gesprek is gegaan en zich tijdens de mondelinge behandeling heeft opgesteld. Het lijkt erop dat [minderjarige] baat heeft bij de gesloten setting van [jeugdzorginstelling 1] . De duidelijkheid, structuur, begrenzing en kleinschaligheid doen [minderjarige] goed. Naast die positieve ontwikkelingen zijn er ook nog steeds zorgen over [minderjarige] . Zo heeft [minderjarige] zelf aan de kinderrechter verteld dat hij recent is weggelopen van [jeugdzorginstelling 1] en een tijdje bij vrienden heeft verbleven. Daarnaast stelt de kinderrechter, op basis van eerdere ervaringen, vast dat [minderjarige] kan vervallen in impulsief en zorgelijk gedrag als hij teveel vrijheid ervaart. Het is de kinderrechter gebleken dat de schorsing van de tenuitvoerlegging van de machtiging plaatsing in de gesloten jeugdhulp per 15 januari 2024 door [jeugdzorginstelling 1] is ingetrokken. Tijdens het verblijf van [minderjarige] bij de open groep [jeugdzorginstelling 2] is het [minderjarige] niet gelukt om zich aan de voorwaarden te houden. [minderjarige] heeft spullen gestolen, is fysiek agressief naar spullen geweest, heeft dreigement geuit en is niet naar school gegaan. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de overstap van de gesloten groep naar een open groep te groot zal zijn voor [minderjarige] . Dat vindt [minderjarige] zelf ook. Om een geleidelijke overgang van de geslotenheid bij [jeugdzorginstelling 1] naar een open groep te realiseren, zal [minderjarige] als tussenstap naar de hybride bedden in [plaats] gaan. Dat is een besloten groep, waarbij [minderjarige] leert hoe hij met meer vrijheden kan omgaan. [minderjarige] staat achter het verblijf bij de hybride bedden in [plaats] . De machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden is op dit moment nog nodig, omdat [minderjarige] nu nog bij [jeugdzorginstelling 1] verblijft en het nog niet duidelijk is op welke termijn [minderjarige] naar de hybride bedden in [plaats] kan gaan. Het College heeft aangegeven dat dit in ieder geval binnen zes maanden zal zijn. De kinderrechter heeft er vertrouwen in dat [minderjarige] in de komende periode positief gedrag zal (blijven) laten zien, waarna hij kan doorstromen naar de hybride bedden in [plaats] en uiteindelijk naar een open groep zal kunnen gaan.
5.4.
Verder merkt de kinderrechter op dat hij het belangrijk vindt dat de positieve stappen die zijn gezet, worden gecontinueerd. Dat betekent dat [minderjarige] onderwijs op het terrein van [jeugdzorginstelling 1] bij het [speciaal onderwijs] moet blijven volgen tijdens en na de overgang naar de hybride bedden in [plaats] en dat ook de therapie van [minderjarige] moet blijven doorgaan. Daarnaast benadrukt de kinderrechter nog de meerwaarde van een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) voor [minderjarige] . Een JIM is een volwassene die (de situatie van) [minderjarige] en het gezin al kent en ook kan meedenken over hoe [minderjarige] kan worden ondersteund. Het is een persoon die [minderjarige] al vertrouwt en waar hij naar toe gaat als het even niet lekker loopt. Door de inzet van een JIM kan een stabiele groei aan [minderjarige] worden geboden. Professionals kunnen wisselen, maar de JIM blijft. De kinderrechter gunt [minderjarige] zo’n JIM, een persoon die [minderjarige] vertrouwt, die hem begrijpt en er onvoorwaardelijk voor [minderjarige] is. De kinderrechter gaat er vanuit dat het College het idee van een JIM voor [minderjarige] zal gaan oppakken en met [minderjarige] in gesprek zal gaan over wie een JIM voor hem zou kunnen zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 april 2024 en tot 12 oktober 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. vork als griffier, en op schrift gesteld op 23 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.