ECLI:NL:RBZWB:2024:2690

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
C/02/420998 / FA RK 24/1638
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 10 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1987. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die oorspronkelijk op 5 april 2024 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een klinisch psycholoog, zijn moeder en een vriend aanwezig waren. De betrokkene verblijft momenteel in de accommodatie van Stichting Emergis.

Tijdens de behandeling heeft de betrokkene aangegeven dat hij zich beter voelt sinds zijn opname, maar dat hij de opname wil beëindigen omdat deze hem onrust bezorgt en financiële problemen met zich meebrengt. Zijn advocaat pleitte voor afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel, terwijl de klinisch psycholoog aangaf dat de betrokkene nog niet volledig hersteld is en dat de crisismaatregel moet worden voortgezet om de veiligheid van de betrokkene en zijn pasgeboren kind te waarborgen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een vermoeden van een psychische stoornis en dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat. De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken te verlenen, met de noodzakelijke vormen van verplichte zorg, waaronder toediening van medicatie en beperking van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en de beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter, en schriftelijk uitgewerkt op 24 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420998 / FA RK 24/1638
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 10 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. P.M.J.T. Schumans te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 8 april 2024, ingekomen ter griffie op 8 april 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 5 april 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes tot het nemen van de crisismaatregel van 5 april 2024;
- de medische verklaring van 5 april 2024;
- het episode journaal van 5 april 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- het informatierapport Wvggz van 3 april 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 april 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [naam 1] , klinisch psycholoog;
- mevrouw [naam 2] , moeder van betrokkene;
- de heer [naam 3] , vriend van betrokkene.
Tevens was aanwezig, de heer [naam 4] , verpleegkundige, die niet is gehoord.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Door betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het sinds de opname en behandeling in Stichting Emergis al wat beter met hem gaat. Betrokkene had last van waanbeelden en -ideeën. Daarbij benoemt betrokkene dat hij vanaf jonge leeftijd ADHD heeft, maar verder geen psychiatrische voorgeschiedenis heeft. Betrokkene benoemt voorts dat hij mede door de medicatie inzicht heeft gekregen in zijn handelen. Daar is hij blij om. Hij staat dan ook open voor de behandelingen en medicatie, maar vindt dat de opname in Stichting Emergis moet worden beëindigd. Betrokkene is van mening dat hij thuis beter en sneller kan herstellen en geeft aan dat de opname in Stichting Emergis hem veel onrust bezorgt en tot financiële problemen leidt.
3.2
Namens betrokkene bepleit de advocaat van betrokkene afwijzing van het verzoek. Betrokkene wil graag weer naar huis en is ervan overtuigd dat een voortzetting van de crisismaatregel niet nodig is, aangezien ook de partner en de pasgeboren zoon niet langer in dezelfde woning als betrokkene zullen verblijven. Daarbij komt dat de verplichte opname van betrokkene in Stichting Emergis betrokkene juist onrust bezorgt vanwege de financiële problemen die deze opname met zich zal brengen. De advocaat vindt daarom dat er moet worden gekeken naar mogelijkheden voor het inzetten van een behandeling in de thuissituatie. Dit kan volgens de advocaat op vrijwillige basis worden ingezet. Zo stemt betrokkene in met de inname van medicatie.
3.3
De klinisch psycholoog stelt dat de crisismaatregel moet worden voortgezet voor de duur van drie weken. Betrokkene is in Stichting Emergis opgenomen met een manisch psychotisch ontregeld toestandsbeeld. Hoewel het sinds de inzet van medicatie al wat beter gaat met betrokkene, is hij op dit moment nog niet volledig hersteld. Zo is betrokkene volgens de psycholoog geprikkeld in het contact en was er kortgeleden nog sprake van grensoverschrijdend gedrag. Dit is met name zorgelijk voor de thuissituatie van betrokkene en de veiligheid en gezondheid van zijn pasgeboren kind. Volgens de psycholoog is het op dit moment dan ook nog te vroeg om betrokkene weer naar huis te laten gaan. Daarbij benoemt de psycholoog dat hij twijfelt aan de motivatie van betrokkene om zijn behandeling en medicatiegebruik vrijwillig voort te zetten, mede gelet op het (ontbrekende) ziektebesef en -inzicht en de behandelcoöperatie. Ten aanzien van de verplichte vormen van zorg geeft de psycholoog aan dat het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, alsmede het beperken van de bewegingsvrijheid, het opnemen in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten nodig zijn. De overige verzochte verplichte zorgvormen zijn niet aan de orde.
3.4
De moeder van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er periodes zijn waarbij betrokkene veel drukker is. Dit komt volgens de moeder omdat er veel gebeurt en betrokkene een grote druk op zijn schouders voelt rusten.
De moeder licht toe dat betrokkene zich extreem verantwoordelijk voelt voor en zich veel zorgen maakt om zijn zoon en zijn partner. Hij heeft het gevoel dat hij voortdurend voor zijn partner en zoon moet zorgen als gevolg waarvan hij volgens de moeder geen tijd en ruimte voor zichzelf heeft.
3.5
Door de collega van betrokkene wordt aangegeven dat hij zich aansluit bij hetgeen de moeder vertelt. Hij vindt het belangrijk is dat betrokkene aan zichzelf gaat werken. Wel merkt hij op dat hij betrokkene herkent als de persoon die hij altijd is geweest.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de gemeente Goes van 5 april 2024 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan is betrokkene opgenomen en verblijft hij momenteel in de accommodatie van Stichting Emergis te [plaats] .
4.2
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en bipolaire-stemmingsstoornissen. Dat sprake is van een vermoeden van een stoornis is door of namens betrokkene niet betwist. Betrokkene is in Stichting Emergis opgenomen met een manisch psychotisch ziektebeeld. Het is op het moment onduidelijk of dit voortkomt uit een bipolaire-stemmingsstoornis danwel uit een schizofreniespectrumstoornis. Dit dient nog nader te worden onderzocht.
4.3
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene onder invloed van de bovengenoemde (vermoedelijke) stoornis dwingend en geagiteerd is in zijn gedrag. Op het moment is betrokkene nog geprikkeld in zijn contacten en kortgeleden heeft er zich een situatie voorgedaan waarbij betrokkene -zoals de klinisch psycholoog stelt -grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoond. Als gevolg daarvan zijn er in de thuissituatie zorgen over de veiligheid van de pasgeboren zoon van betrokkene.
4.4
Het ernstige vermoeden bestaat dat dit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit de hierboven genoemde psychische stoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
4.5
De rechtbank is derhalve van oordeel dat anders dan de in de crisismaatregel genoemde zorg, de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, te weten:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie.
Van de overige door de officier van justitie verzochte zorgvormen is niet gebleken dat deze noodzakelijk zijn. Niet is gebleken dat deze zorg verplicht dient te worden opgelegd om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen en/of dat betrokkene aan deze vormen van zorg niet vrijwillig meewerkt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door de klinisch psycholoog is opgemerkt, namelijk dat deze vormen van verplichte zorg niet nodig zijn. De rechtbank zal deze zorgmodaliteiten dan ook afwijzen.
4.6
Betrokkene verzet zich tegen de hiervoor genoemde vormen van verplichte zorg. Betrokkene geeft aan vrijwillig in te stemmen met het innemen van de medicatie. Vanuit de klinisch psycholoog is echter nog onvoldoende vertrouwen in een samenwerking vanuit het vrijwillig kader. De rechtbank volgt de klinisch psycholoog hierin en meent dat er nog onvoldoende afspraken zijn gemaakt voor het ontvangen van de benodigde behandeling in het vrijwillig kader.
4.7
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Eerder is Intensive Home Treatment (IHT) ingezet bij betrokkene, waarbij is gepoogd om thuis GGZ-zorg aan te bieden aan betrokkene. Dit is echter ontoereikend gebleken.
4.8
De rechtbank is van oordeel dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig is en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.9
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, voor de verzochte duur van drie weken.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
1 mei 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vork als griffier, en op 24 april 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.