ECLI:NL:RBZWB:2024:2683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
02-113559-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voor bedreiging en voorbereidingshandelingen voor brandstichting door schizofrene verdachte

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1965 en gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Haaglanden, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 april 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van bedreiging van medewerkers van de GGZ en voorbereidingshandelingen voor brandstichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 23 maart 2023 tot en met 2 mei 2023 dreigende berichten heeft gestuurd naar medewerkers van de GGZ, waaronder een foto van een jerrycan en een wapen. De officier van justitie achtte de bedreigingen bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat de verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien vanwege zijn psychische aandoeningen, schizofrenie en borderline. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bepaald, gezien het risico op herhaling. De verdachte heeft al bijna een jaar in voorarrest gezeten, en de rechtbank heeft de noodzaak van behandeling in een zorginstelling benadrukt, gezien de psychische problematiek van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het belang van de veiligheid van de medewerkers van de GGZ en de verdachte zelf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-113559-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 april 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ( [land] )
gedetineerd in de Penitentiair Psychiatrisch Centrum Haaglanden te Den Haag
raadsvrouw mr. M.E. Broekert, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 april 2024, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (feit 1) in de periode van 23 maart 2023 tot en met 2 mei 2023 medewerkers van de GGZ heeft bedreigd en (feit 2) op 2 mei 2023 voorbereidingshandelingen heeft verricht om brand te stichten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de medewerkers van de GGZ heeft bedreigd door hen dreigende berichten en een foto van een jerrycan te sturen. Nu niet alle bewoordingen uit het proces-verbaal kunnen worden opgemaakt, acht hij alleen het tweede en derde gedachtestreepje van feit 1 bewezen. Feit 2 acht de officier van justitie eveneens bewezen gelet op de dreiging met brandstichting van feit 1 en het vullen van een jerrycan met benzine. Verdachte heeft de jerrycan met benzine gevuld om iets in brand te kunnen steken en om die reden ook verworven en voorhanden gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 en wijst daarbij op het ontbreken van enig steunbewijs voor het tweede en derde gedachtestreepje. Indien de rechtbank er wel van uitgaat dat verdachte die bewoordingen heeft gebruikt, dan moet het uiten van die woorden worden gezien in het kader van verdachtes ziekte en de hulpvraag die hij had. Voor wat betreft feit 2 stelt de verdediging dat verdachte geen opzet had op het stichten van brand. Het enkel aanschaffen van een jerrycan met benzine kan niet worden gekwalificeerd als een voorbereidingshandeling omdat verdachte de benzine alleen wilde gebruiken voor het vullen van de tank van zijn auto.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De periode
De heer [aangever] , medewerker van de GGZ WNB, heeft op 3 mei 2023 aangifte gedaan van bedreigingen door verdachte aan het adres van hem en zijn collega’s vanaf 23 maart 2023 tot en met 2 mei 2023. Op 23 maart 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden waarin verdachte door GGZ-medewerkers is aangesproken op zijn gedrag en hem is meegedeeld dat hij niet langer op de woonvorm kon blijven. Hierna volgden diverse bedreigende berichten van verdachte die als screenshots bij de aangifte zijn gevoegd. Deze berichten zijn niet gedateerd, maar gelet op de inhoud van de aangifte gaat de rechtbank er vanuit dat deze berichten zijn verstuurd vanaf 23 maart 2023 tot en met 2 mei 2023.
De afzender
In het dossier zitten screenshots van een Whatsapp gesprek waarbij de afzender in de telefoon van de GGZ is gezet als [verdachte] . In dit bericht wordt een afbeelding van een geweer gestuurd met de tekst: “will order this I’m going to clean up the GGZ”. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het verdachte was die dit bericht heeft verstuurd. Daar komt bij dat verdachte op zitting heeft verklaard dat hij een foto van een wapen naar de GGZ heeft gestuurd. De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de bewoordingen “Fuck you, I will burn this place down” naar een medewerker van de GGZ heeft geuit. Naast de aangifte is hiervoor voldoende steunbewijs. De huisartsenpost heeft immers melding gemaakt van een man die diezelfde avond dreigde met het in brand steken van een woning aan [adres] in [plaats] als hij niet geholpen zou worden. Dit bleek verdachte te zijn. Verdachte woonde ongeveer twee jaar op de woonvorm aan [adres] in [plaats] . Verdachte heeft daarnaast bij de rechter-commissaris verklaard dat hij het huis plat moest branden om het uit zijn hoofd te krijgen.
De bedreigingen
Verdachte heeft bij de huisartsenpost gedreigd het huis aan [adres] in [plaats] in brand te steken. Er is diezelfde avond door verdachte een foto van een jerrycan die in zijn auto stond aan medewerkers van de GGZ verstuurd. Ook is er door verdachte naar hen een foto van een wapen gestuurd en het bericht “Will order this I'm going to clean up the ggz”. Onder de gegeven omstandigheden kon naar het oordeel van de rechtbank ook de redelijke vrees ontstaan dat de medewerkers van de GGZ het leven zouden laten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Dat de andere in de tenlastelegging genoemde bedreigingen zijn geuit door verdachte, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld, nu enkel aangever hierover spreekt en hiervan geen screenshots in het dossier zitten of ander steunbewijs te vinden is. Hiervoor is geen wettig bewijs en hiervan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Feit 2
Er is op 2 mei 2023 melding gemaakt door de huisartsenpost dat verdachte heeft gedreigd een woning aan [adres] in [plaats] met een jerrycan brandstof in de brand te steken. Ook [aangever] heeft verklaard dat er kort daarvoor door verdachte bij de woning aan [adres] is gedreigd deze in brand te steken. Door een collega van [aangever] is gezien dat verdachte na die bedreiging bij de woning is gaan tanken. Na het tanken is verdachte uiteindelijk naar de huisartsenpost in [plaats] gegaan en bleek er een jerrycan met hierin benzine in zijn auto te staan. Deze is daar toen in beslag genomen. De combinatie van meerdere bedreigingen die avond dat verdachte de woning aan de [straatnaam] in brand zou gaan steken met een die avond aangeschafte jerrycan vol met benzine maakt dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte met de jerrycan benzine het oogmerk had om brand te gaan stichten. Dat hij de jerrycan heeft gevuld omdat hij hiermee wilde voorkomen dat hij zonder benzine kwam te zitten in België, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De politie heeft immers na de aanhouding van verdachte een proces-verbaal opgemaakt waaruit blijkt dat verdachte niet aanspreekbaar was en dat verdachte zei dat stemmen in zijn hoofd tegen hem zeiden dat hij een huis in brand moest steken. Ter zitting heeft verdachte ook verklaard dat hij stemmen in zijn hoofd hoorde die hem vertelden dat hij brand moest stichten. De rechtbank acht de opzet op brandstichting daarom bewezen.
De rechtbank acht gelet op deze omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht om brand te gaan stichten en hiervoor een jerrycan met benzine heeft gevuld en ermee is gaan rijden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 23 maart 2023 tot en met 2 mei 2023 te [plaats] , [aangever] en/of een of meerdere andere medewerkers van GGZ WNB heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door die [aangever] en/of een of meerdere andere medewerkers van de GGZ WNB
- dreigend de woorden toe te voegen: "Fuck You. I will burn this place downalthans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en een foto te versturen met daarop een
jerrycan en
- een foto van een wapen en de tekst "Will order this I'm going to clean up the ggz";
2.
op 2 mei 2023 te [plaats] , ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld, te weten brandstichting (artikel 157 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een voorwerp , te weten een jerrycan met daarin een hoeveelheid benzine, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervoerd en voorhanden gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit om verdachte conform het advies van de psychiater sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Verdachte zit nu al zo lang, zonder dat hij hier iets aan kan doen, in voorlopige hechtenis dat een langere detentie niet meer is uit te leggen en hij is niet langer gemotiveerd om mee te werken aan opname in een zorginstelling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging en aan het verrichten van voorbereidingshandelingen voor brandstichting. Dit zijn zeer ernstige feiten. Verdachte had zich gericht op de hulpverleners die hem vanwege zijn wangedrag hadden meegedeeld dat hij daar niet langer kon blijven wonen. De medewerkers van de GGZ hebben zich ernstig bedreigd, onveilig en angstig gevoeld naar aanleiding van de dreigementen van verdachte.
Verdachte is schizofreen en heeft ook borderline. De psychiater mw. drs. [naam] heeft geadviseerd om verdachte bij een veroordeling (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De reclassering heeft in haar advies van 23 maart 2024 opgenomen dat het recidiverisico gemiddeld wordt ingeschat en dat een intensief behandeltraject nodig is, waarbij in eerste instantie wordt gedacht aan een klinische opname in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Verdachte heeft immers baat bij regelmaat en begeleiding. Een ambulant kader is vanwege de gestelde problematiek niet toereikend. Het risico op stress en ontregeling is groot, waarbij de kans bestaat dat hij stopt met zijn medicijnen. Gelet op de zorgen die er bestaan over de (persoonlijkheids-)problematiek van verdachte en de gemiddelde kans op recidive is het van belang dat de stabiliteit die verdachte nu heeft, gehandhaafd blijft. Het noodzakelijke (gedwongen) kader dient aan te sluiten op zijn detentieperiode om de kans op ontregeling te verkleinen.
Verdachte zit nu al bijna een jaar in voorarrest. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van verdachte in januari 2024 geschorst, met ingang van het moment dat er een plek voor hem zou vrij komen bij de [kliniek] . Dit is tot op heden nog niet het geval. Verdachte staat sinds 16 november 2023 op de wachtlijst bij de [kliniek] . De officier van justitie heeft ter zitting verklaard dat er nog altijd geen zicht is op een plek daar. Ter zitting heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niet langer meer gemotiveerd is om naar een kliniek te gaan, maar nu liever de tijd in de gevangenis uitzit. De rechtbank betreurt dat verdachte nog altijd zonder enige vorm van behandeling in het PPC zit. Het is duidelijk dat hij psychische hulp nodig heeft. Dat is ook de reden waarom verdachte reeds in januari 2024 geschorst was uit de voorlopige hechtenis. Verdachte had ten tijde van het plegen van deze feiten hulp nodig, maar ook nu nog en gelet op zijn psychische gesteldheid zal hij nog langdurig hulp nodig hebben. Dat verdachte niet langer gemotiveerd is, acht de rechtbank weliswaar begrijpelijk, maar geen reden om af te zien van de voorwaarden zoals deze zijn opgesteld door de reclassering. Zowel de psychiater als de reclassering beschrijven ook de noodzaak hiervan.
De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk passend, met aftrek van voorarrest en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, waaronder een meldplicht, opname in een zorginstelling, een contactverbod en een locatieverbod en een proeftijd van drie jaar om een langere stok achter de deur te hebben.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten voorbereidingshandelingen voor brandstichting.
Gelet op het advies van de reclassering waarin wordt aangegeven dat het gevaar van herhaling groot is, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en/of het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 46, 57, 285 en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:voorbereidingshandelingen voor het opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* Meldplicht bij reclassering
Dat verdachte zich meldt binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij GGZ Reclassering Novadic Kentron op het adres Doctor Poletlaan 74-76 5626 ND Eindhoven. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
*
Opname in een zorginstelling
Dat verdachte zich laat zich opnemen in een FPA / FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er plek is. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig
vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
*
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Dat verdachte zich laat behandelen door een forensische ambulant centrum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Dat verdachte verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische opname en zodra er plek is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
*
Meewerken aan middelencontrole
Dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de-reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten
een jerrycan, (Omschrijving: G2588400, zwart);
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 april 2024.
Mrs. Schnitzler-Strijbos en Verschueren en de griffier mr. Joosen zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.